1 Korintiërs 10:17 : ‘Eén Brood, één lichaam – met woord én daad’ (nabetrachting avondmaal / toerustingsdienst CGK-GKV)

Gemeente van Jezus Christus, zijn lichaam samen met vele anderen wereldwijd,

Eén brood – één lichaam…..met woord én daad.
Dat heb is als thema boven de preek van vanavond gezet.
Gehaald natuurlijk uit ons tekstvers: “Omdat het één brood is, zijn wij, hoewel
met velen, één lichaam, want wij hebben allen deel aan dat ene brood.”
Het kwam ook terug in dat stukje formuliertekst dat we eerder in deze dienst
hebben gelezen waar wat Paulus schrijft wordt aangehaald en ook toegepast:
“Christus heeft ons eerst volmaakt liefgehad. Daarom moeten ook wij elkaar liefhebben, en wel met woord én daad”. Het tweede in het thema: woord en daad.
In de oude tekst stond over die onderlinge liefde nog wat scherper en concreter:
“Wij moeten dit niet alleen met woorden maar ook dood onze daden aan elkaar bewijzen”. Plat gezegd: geen woorden maar daden. Liefde krijgt handen en voeten.

Misschien is het goed wat wij zelfbeproeving noemen, daarop vaker toe te spitsen:
kunnen we echt met elkaar door die ene kerkdeur en ook samen aan die ene tafel?
In deze dienst samen zeg ik erbij: en willen we echt als leden van twee gemeentes
die elkaar als kerken van Christus herkennen en erkennen, ook door één kerkdeur?
En als dat gelukkig kan en gebeurt – dank God er maar voor – hoe zitten we er dan?
Ja, en kunnen we ook door één huisdeur, op de koffie, in gesprek, en in gebed?
Ervaren we het en doen en we ons ernaar: wij, hoe verschillend ook, met misschien veel verschillen van denken en voelen, verwachtingen van elkaar, hoop en vrees,
toch dat ene lichaam vanwege die ene Heer en die ene doop, samen verbonden?

Daar gaat het over vanavond, op deze zondag waarop we samen de maaltijd van onze Heer hebben gevierd: samen aan Hem verbonden, verbonden aan elkaar.

Eén Brood – één lichaam – met woord en daad
1. één met Christus
2. één in Christus
3. één voor Christus

1. één met Christus

Christelijke eensgezindheid, kerkelijke eenheid, zijn nog nooit vanzelf gegaan.
We kijken misschien wel eens met wat heimwee achterom in de geschiedenis.
B.v als we lezen over de oude christelijke kerk, zoals die begon in Jeruzalem:
elke dag bij elkaar, ze aten samen en waren blij met elkaar, er was liefde en zorg.
Maar als je wat beter kijkt, vergaat je de lust om terug te verlangen naar toen.
Al gauw ging het in de kerk van Jeruzalem schuren: het bedrog van Ananias en
Saffira, groepen weduwen die zich achtergesteld voelden, groepsvorming…..
En in de pas ontstane gemeenten speelde het verschil tussen christenen uit de Joden en uit de heidenen, steeds weer op, zelfs tussen de apostelen onderling.
Ook andere verschillen en conflicten maakten het samenleven soms lastig.
Niet voor niets heeft Paulus het in zijn brieven zo vaak over eenheid en liefde.
In de brieven aan de kerk van Korinte is dat zelfs het steeds terugkerende thema.
En denk niet dat het een uitzondering was: nou ja, zeker een lastige gemeente.
Een uitlegger zegt erover: hier wordt een problematiek uitvergroot die ook elders
speelde; deze brieven geven een goede indruk van allemaal kan voorkomen in
toch betrekkelijk jonge kerken – vergelijk het maar met Handelingen en wat de
andere brieven van de apostelen, en met andere geschriften van toen en later.

Om het voor deze brief aan Korinte even heel in het kort voor u neer te zetten.
Hoewel Korinte nog steeds één gemeente was met één avondmaalstafel waren gevaarlijke haarscheuren zichtbaar; kwamen verschillen van voorkeur en inzicht en levenswandel aan het licht die gemakkelijk konden uitgroeien tot tegenstellingen en zelfs scheuringen, zodat Paulus de vraag opwerpt: is Christus verdeeld, nee toch?
Er waren persoonlijke voorkeuren voor deze of die voorganger met zijn manier van optreden en van preken; verder tegengestelde keuzes als het gaat over wat wel en wat niet goed is om te doen als christen; en dan speelden tegenstellingen een rol tussen arm en rijk, zelfs bij de gemeenschappelijke maaltijden en het avondmaal;
gemeenteleden liepen naar de wereldlijke rechter om hun conflicten uit te vechten; en zelfs was er verschil over de toekomst van de gelovige: is er opstanding of niet?
Genoeg splijtstof dus, en daarbij een hele bak kritiek op Paulus’ persoon en werk.

Kijk, en dat is verrassend wat Paulus in ons tekstvers durft op te schrijven.
Niet: nou moeten jullie er toch eens alles aan doen om op één lijn te komen, om
het eens te worden en op te houden met al die discussies en meningsverschillen.
Ook niet: met verschillen kunnen jullie maar beter uit elkaar gaan, is een scheuring toch niet meer te voorkomen, beter in vrede naast elkaar dan met ruzie bij elkaar.
Nee, Paulus wijst een andere route: laten we samen eens teruggaan naar de basis.
En die basis is gelegd door Jezus Christus, op Golgotha, in zijn offer aan het kruis.
We vierden: het brood maakt ons één met zijn lichaam, de wijnbeker met zijn bloed.
Paulus zegt ook niet: jullie moeten ervoor bidden en er alles aan doen om één lichaam te zijn of te worden – nee: wij zijn, hoevelen ook en hoe verschillend, één lichaam, vanwege het brood dat we delen, omdat we allemaal genadebrood eten.

Natuurlijk denkt Paulus aan het avondmaal, lees maar vs. 16: brood en beker.
Maar hij kijkt verder en hoger, naar Christus die in brood en beker naar ons toekomt,
en aan ons uitdeelt wat Hij verdiende aan het kruis: vergeving, eeuwig leven, vrede..
Samen dat ene Brood (met een hoofdletter!) delen, dat is samen door geloof in Jezus als je Redder aan Hem verbonden zijn en dan ook verbonden zijn aan elkaar, en samen achter de Heer aan gaan naar het nieuwe land, levend van genadebrood.

Paulus laat ons dan zelfs nog verder achterom kijken, naar het oude volk Israël, op trektocht naar het door God beloofde land: allemaal achter de wolk aan van Gods
aanwezigheid, en door de zee heen, onderweg door die onherbergzame woestijn,
deelden ze het voedselpakket dat God uitdeelde, om niet van honger en dorst om
te komen, en ook om te leren dat een mens leeft alleen maar van Gods genade.

Nou, zo zijn wij ook nog altijd onderweg, naar het nieuwe land door God beloofd.
En wij delen onderweg hetzelfde brood en wij geven de beker aan elkaar door.
Zie het als één doorgaande lijn vanuit Gods verbondenheid met zijn volk: dat wij, omgeven door de wolk de weg ten einde lopen, als dat ene heilige trekkende volk.
Ja, want het scharniervan het tweeluik van Israël toen en de kerk nu heet Christus.
Zij aten toen ook al genadebrood uit Vaders hand en ze dronken uit ‘de rots Christus’.
God gaf hen en geeft ons vandaag brood uit de hemel en levend water: Christus.
Dat hebben we vandaag gevierd: er is leven dankzij Christus, leven door zijn dood.
En als je dat met elkaar deelt, dan heb je pas echt wat met elkaar, je deelt hét leven.
Zondag 21 over de kerk als geloofsgemeenschap zet dat voorop: we hebben als leden gemeenschap met de Heer Christus, en dan ook gemeenschap met elkaar.
Als je samen dat ene Brood deelt, kun je door één deur en onder één dak en aan
één tafel – sterk als je als leden van twee kerken onder dat ene dak en aan die ene tafel het Woord ontvangt en het Brood deelt en de beker doorgeeft – saam-horig.
Als je samen één met Christus bent en daarom samen avondmaal kunt vieren en wilt vieren, schrompelen bestaande verschillen dan niet als vanzelf steeds meer weg?

Kort en goed, en dat als 2: één met Christus maakt vervolgens één in Christus.

De geschiedenis en ook de ervaring leren dat verbonden zijn aan Christus toch niet als vanzelf betekent dat christenen eensgezind zijn, zelfs niet binnen dezelfde kerk.
Laat staan dat wie leden zijn van verschillende kerken, makkelijk één kerk vormen.
Dat heeft alles te maken met wat ook in dit tekstvers staat; “wij, hoewel met velen”.
Het is meer dan een kwestie van aantal, er zit ook in dat het verschillen meebrengt.
Dat woordje ‘hoewel’ heeft al iets in zich van: best lastig, want zoveel hoofden zoveel zinnen en ook zomaar eigenzinnigheid, want hoe meer mensen bij elkaar, en hoe meer christenen bij elkaar, des te meer gevoelens en voorkeuren en ook zonden…

Op zich is met meer mensen en daarbij ook de nodige verschillen, geen probleem.
Paulus laat in de volgende hoofdstukken juist zien dat verscheidenheid eigen is aan een lichaam en zelfs noodzakelijk voor dat lichaam: een lichaam bestaat niet uit
één lichaamsdeel – alleen oog of alleen oor, één grote hand of één grote voet –
dan ben je gehandicapt, is er niet een lichaam – een lichaam heeft om een lichaam te
zijn en als lichaam te functioneren, allerlei heel verschillende lichaamsdelen nodig,
die elkaar aanvullen, op elkaar ingespeeld zijn, en er samen wat moois van maken.
Nou, zo is het ook als mensen samen een club vormen, en ook samen kerk zijn.
Er is een bekend liedje over: dit is mijn hand en dit mijn voet, ik heb ze allebei nodig.
Waar moet ik heen, als een het niet doet? Niets is overbodig. Ik ben de hand en jij de voet, wij zijn allebei nodig. Wat ik niet kan, kun jij juist goed. Niemand is overbodig. Niemand is minder en niemand meer, ieder is nodig bij de Heer.

Dus prima die verschillen: van karakter,van leeftijd, van opleiding, van kijk op dingen
en van ideeën over hoe dingen het beste kunnen, van interesses en van gaven en
mogelijkheden, en beperkingen, van een verschillende kerkelijke voorgeschiedenis…
Als maar – en dat staat er ook bij in 1 Kor.12 die leden maar dat ene lichaam blijven.
Als maar niet elk lichaamsdeel los van het lichaam en tegen de rest in bezig gaat.
In Korinte toen en zo vaak later, tot vandaag toe, gaat het daar scheef en uit elkaar.
Groeien verschillen uit tot tegenstellingen, vullen we niet elkaar aan maar vallen we elkaar aan, nemen we elkaar niet bij de hand maar lopen we elkaar voor de voeten,
wassen we elkaar de oren in plaats van de voeten, hebben we geen hart voor elkaar
maar zijn we hard tegen elkaar, kunnen we niet omgaan met verschillen en zitten
eigen voorkeuren of gegroeide gewoontes of de last van het verleden in de weg.
Heb je dezelfde Bijbel en dezelfde belijdenis en voel je toch nog grote afstand –
want ze doen het zo anders en wij zijn het toch zo gewend en ik voel me niet thuis.

Het is dan heel goed als we juist rond het avondmaal de aansporing uit dat formulier op ons in laten werken: we zijn dankzij Christus één lichaam en daarom zullen we
dat niet alleen met woorden maar ook met daden aan elkaar bewijzen – uit liefde.
Ja, want als je met een echt en oprecht geloof het Brood Christus met elkaar deelt,
hoe bestaat het dan dat je niet met elkaar het brood en de beker zou kunnen delen?
De eenheid ervaren en bewaren met elkaar, en de eenheid versterken als twee kerken en ook eenheid zoeken en bevorderen met andere kerken en christenen,
hier in Langedijk en Heerhugowaard, en waar dat kan ook verder weg, wereldwijd,
dat kan en dat mag vanwege dat ene Brood niet vrijblijvend zijn, alleen met woorden.
Want het gaat om niemand minder dan om de ene God en de ene Heer Jezus Christus die ons door zijn Geest aan elkaar verbindt, zoals Paulus erover schrijft in Efeziërs 4: “Jullie hebben dezelfde Heer, hetzelfde geloof, dezelfde doop. En jullie hebben dezelfde God, de Vader van alle mensen.” Dat verbindt en dat verplicht.
Ooit betoogde een predikant in een stelling bij zijn proefschrift: “elke avondmaals-zondag is een gebedsdag voor de eenheid van de gereformeerde belijders”.
En daarvoor bidden – zoals we ook vanavond gaan doen – zet aan er ook aan te werken, allereerst door te leven als aanstekelijke christen en wervende kerken.
Daar hebben we elkaar ook hard bij nodig, in een wereld vol nood en chaos.

3. één met en in Christus gaan we ook aan de slag als één voor Christus.

Ons tekstvers staat niet los op zichzelf en komt niet zomaar uit de luc ht vallen.
We staan ook vandaag met het evangelie midden in een wereld waarin allerlei tegenkrachten actief zijn, en we voor we het weten van alles en nog wat een grote plaats geven in ons denken en doen – en daarom is de waarschuwing die Paulus in deze brief meegeeft, nog steeds actueel: pas op voor het dienen van afgoden,
want je kunt niet van twee walletjes eten: van de tafel van Jezus en van de tafel van wat kwade geesten zijn – je kunt niet je Heer dienen en tegelijk zijn concurrenten.
Dat wordt gezegd tegen mensen die tot geloof waren gekomen en lid van de kerk waren geworden, en dat is best schrikken want niemand kan dus denken dat wie binnen is wel binnen blijft en dat als je gedoopt bent het vanzelf wel goed komt.
Paulus herinnert om dat te benadrukken aan het oude volk Israël: allemaal uit
Egypte gered en door de zee heen gekomen, en toch zijn de meesten nooit in
het beloofde land aangekomen maar zijn we onderweg omgekomen, als gevolg
van zonden, ondankbaarheid, gebrek aan vertrouwen, getroffen door Gods straf.

Zo houdt het reddende evangelie ook ons een spiegel voor, en is avondmaal vieren altijd ook een wake-up call: wil je wel gered worden, besef je wel met elkaar wat de Heer voor je over had en wat dat voor verantwoordelijkheid met zich meebrengt?
Ja, en dat wordt dan toegespitst op de relatie met elkaar, als avondmaalgangers.
Paulus schrijft in 11:28 dat het gaat om het lichaam van de Heer, en daar bedoelt hij dan ook en vooral de gemeente zelf mee als het lichaam met Christus als het Hoofd.
En daar begint hij over omdat het in Korinte juist op dat punt erg mis dreigde te gaan:
langs elkaar heen leven en opbreken van de gemeenschap juist rond het avondmaal.

Het zet nog eens scherp neer hoe wezenlijk die onderlinge gemeenschap is, en de zorg voor elkaar en het respecteren van de ander, in een tijd dat we elkaar meer dan ooit nodig hebben, om elkaar tot hand en voet te zijn, met oog en oor en vooral hart voor elkaar, in het bijzonder voor wie zwak zijn en kwetsbaar , eenzaam, of arm.
En ook om elkaar scherp te houden en op weg te houden, achter Christus aan.

Daarom moeten we werk maken van waar de Heer ons toe aanspoort: leg de last van de zonde af en alles wat in de weg zit, om samen de wedloop te lopen(Heb.12)
Alles wegdoen wat in de weg kan zitten, ook als dat menselijke gewoonten zijn en regels, of grenzen die door mensen zijn bedacht en in de loop van de tijd ontstaan, als het onze gegroeide cultuur is of dingen waar we aan gehecht zijn geraakt maar die niet wezenlijk zijn voor het geloven of het kerk-zijn en als blokkade gevoeld wordt.
Ja, en als je moet rennen voor je leven, als je samen naar hetzelfde doel onderweg bent, de nieuwe wereld van God, neem dan elkaar mee en houdt elkaar vast.

Samen mogen we eten van het levende Brood en drinken uit de Rots = Christus.
Laten we daarom volhouden en samen op weg gaan en blijven.
Tot in het goede Land.

amen

——————————————————————————————————–
liturgie avonddienst zondag 12 juni –
waarin viering van het avondmaal en ‘nabetrachting’
welkom
zingen: NLB 276: 1,3
we worden stil voor God
votum en groet
zingen: Gz. 358: 1,2,3
gedeelten uit avondmaalsformulier 1 (gkv):
eenheid met Christus en zijn broeders en zusters,
gebed en gemeenschappelijk Onze Vader
opwekking
zingen: Gz. 358: 4,5 LB
viering
zingen: Gz. 358: 6 LB
dankzegging
Schriftlezing: 1 Kor. 10: 1-22
zingen: Gz. 103: 1,2,3 LB
verkondiging: 1 Kor. 10. 17
zingen: Gz. 303: 1,2 LB
geloofsbelijdenis Nicea
zingen: Gz. 303: 5 LB
gebed
collecte
zingen: Gz. 356: 1,2 LB
zegen
amen: Gz. 356: 3

1 Korintiërs 11: 33: ‘Wees gastvij voor elkaar’ (overdenking avondmaalsviering)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
Er zit een probleempje in onze tekst, noem het een vertaalprobleempje.
Dat valt al meteen op als je de NBV legt naast andere vertalingen, zoals
de vertaling van het NBG van 1951, en ook naast de SV en de HSV.
In die andere vertalingen staat: “daarom mijn broeders, als u samenkomt
om te eten, wacht op elkaar” – hoe komt de NBV dan aan: ‘wees gastvrij’?
Dat is het probleempje dat ik bedoel, niet dat de NBV het heeft over niet
alleen ‘broeders’, maar ‘broeders en zusters’ – dat is standaard in de NBV
omdat men onder woorden wil brengen wat in die tijd niet met zoveel woorden gezegd of geschreven werd maar wel bedoeld: in die broeders gaat het over
de hele gemeente, zoals we in onze tijd gewend zijn: broeders en zusters.
Het gaat ons vanmorgen over dat andere verschil: wachten op elkaar, of.
gastvrij zijn voor elkaar – waarom die vertaling, en wat moeten wij ermee?

Letterlijk staat er inderdaad wat die oudere vertalingen meestal weergeven:
“daarom, mijn broeders, als u samenkomt om te eten, wacht op elkaar”.
De aanleiding voor die aansporing, sterker nog: die vermaning, is wat er
speelde in de gemeente van Korinte als ze bij elkaar kwamen om samen
te eten en dan tijdens die gezamenlijke maaltijd ook avondmaal te vieren.
Dan gebeurde wat niet moeten kunnen in de gemeente van Christus: dat
rijken die een heleboel eten en drinken hadden meegebracht, zich daar
gulzig en overvloedig te goed aan deden, en de mensen die thuis al tekort
kwamen, grof gezegd de hond in de pot vonden, en hongerig weer naar
huis gingen – Paulus neemt geen blad voor de mond als hij erover schrijft:
“Jullie zorgen er eerst voor dat je zelf genoeg te eten en te drinken hebt.
Maar dan blijft er niets over voor de anderen. Dus als de één al dronken is,
heeft de ander nog steeds honger”……en daarom die waarschuwing: “Vrienden,
als jullie bij elkaar komen om samen te eten, wacht dan op elkaar! Als je niet wilt wachten, omdat je honger hebt, kun je beter thuis eten. Anders maken jullie de christelijke maaltijd belachelijk, en dan zal God jullie straffen (vss 21,33-34 BGT).

Maar er is natuurlijk meer aan de hand dan dat ze niet rustig op elkaar wachtten.
Stel dat ze dat wel gedaan hadden en dan toch als rijken zelf zo veel mogelijk
eten en drinken naar binnen hadden geslagen en de minder bedeelden hadden
afgescheept met de restjes of met wat ze zelf nog net hadden kunnen meebrengen,
dan was het niet beter geweest, dan zouden ze ook onder uit de zak gekregen
hebben van de apostel, want hun houding pastte niet voor volgelingen van Jezus.
Het had juist andersom moeten zijn en zo waren die maaltijden ook bedoeld: dat
wie meer had, daarvan gul zou uitdelen aan wie minder had, dat niemand zou claimen dat iets van hemzelf was maar dat wat God geeft is bestemd voor samen.
dia 2
Daar hebben we een stukje onderwijs van Jezus over gelezen, over de ander
belangrijker vinden en behandelen dan jezelf: ga niet op de beste plaats zitten
aan tafel maar achteraan “want wie zichzelf verhoogt zal vernederd worden, en
wie zichzelf vernederd zal verhoogd worden”, en meteen er achtereen spoort de
Heer aan gastvrij te zijn en gul voor wie weinig in te brengen en te geven heeft.
Om niet alleen uit te nodigen wie jou terug kunnen vragen of om te gaan met
wie al jouw vrienden zijn of gelijkgezinden of mensen van dezelfde sociale
klasse maar ook en vooral om te kijken naar en te zorgen voor mensen die het moeilijk hebben: armen, gehandicapten, thuislozen, vluchtelingen, asielzoekers.

Die maaltijden toen hadden ook een diaconaal doel: delen met wie tekort komen.
Dat zien we concreet gebeuren meteen al in de jonge christelijke kerk in Jeruzalem.
Het staat er kort maar veelzeggend: “ze vormden met elkaar een gemeenschap”.
Dat lijkt zo gewoon maar het is heel bijzonder want het gaat om mensen die tot
voor kort weinig met elkaar hadden en zelfs felle tegenstanders waren, denk
maar aan volgelingen van Jezus in één gemeente en aan dezelfde tafel met wie
kort ervoor Jezus weggescholden en naar het kruis geschreeuwd hadden, en
die nu samen vierden dat Jezus voor hen gestorven was en weer opgestaan.
Wat ook allerlei andere tegenstellingen overbrugden, als opleiding en status,
plek in maatschappelijke pikorde, politieke voorkeur, rijkdom of armoede – en
dat wie veel bezit hadden zelfs van dat bezit afstonden om armen te helpen.
Dat wordt ook verteld van die eerste gemeente: “ze verkochten hun bezittingen
en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden”.
dia 3
Wat blijkbaar niet met pijn en moeite ging maar van harte en blijmoedig, want
“elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het
brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud
en vol vreugde”…..wat niet onopgemerkt bleef bij de buitenwacht maar leidde
tot veel goodwill en ook nieuwe toetreders opleverde: “Ze loofden God en stonden
in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden”. Over missionair zijn gesproken en werfkracht – het hangt blijkbaar echt samen: een hechte gemeenschap vormen en oog en hart en zorg voor elkaar hebben – diaconale gemeente zijn – en daardoor groeien in liefde én aantal!

Als we dat alles meenemen, is die vertaling van ons vers door de NBV toch wel
heel trefzeker, want dat wachten op elkaar en de ander zien staan en zorg voor
elkaar hebben, is concreet maken van wat vaak in de Bijbel aanbevolen wordt:
gastvrij zijn voor elkaar, wat begint van binnen: een plekje voor de ander in je
hart en daarom oog voor elkaar en oor, en ruimte geven aan elkaar en zorgen
dat hij of zij zich welkom voelt en thuisvoelt bij u en jou, en in Gods gemeente.
Wat natuurlijk bij uitstek zo zal zijn als je samen bij de Gastheer Jezus aan tafel zit, en je samen van dat ene brood eet en de wijn drinkt van het nieuwe verbondenheid
dankzij het offer dat Jezus bracht om ons met God en met elkaar te verzoenen – als
je aan die tafel al niet de verbondenheid met elkaar ervaart en oefent, waar dan?
Paulus zegt er scherpe dingen over: als het rond die tafel misgaat, dan gaat het
over de hele linie mis: “veracht u de gemeente van God en wilt u de armen onder u vernederen…..daarom maakt iemand die (zo) op onwaardige wijze van het brood eet
en uit de beker van de Heer drinkt, zich schuldig tegenover het lichaam en bloed van de Heer…..nu velt de Heer zijn oordeel over ons en wijst Hij ons terecht, opdat we niet samen met de wereld zullen worden veroordeeld”. Het luistert dus wel nauw.
Het wordt ook gezegd tegen ons: “Wees gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd” – je zit er dus niet voor jezelf en als je samen langs het brood en de bekertjes met wijn loopt, loop je samen op, als reisgenoten naar Gods grote dag, naar die ontelbare massa die straks met de Heer zijn bruiloft mogen gaan vieren.
Gastvrij zijn, zei ik net al even, begint van binnen, in ons hart, ons denken, ons voelen – heeft je broer of zus in het geloof daar een plek in, en wat laat je hem of haar daarvan merken, en wat voor impact heeft dat op hoe we omgaan met elkaar?
dia 4
Gastvrijheid wordt ook concreet rond de diensten, in al of niet elkaar ontmoeten, in gesprek gaat met niet alleen de vertrouwde kring van familie of geestverwanten maar juist ook met hem of haar die je minder goed kent of je misschien wel niet zo ligt, en met die gast die er voor het eerst of af en toe is: uit interesse of hier op vakantie.
En zeker mensen die hier naar toe zijn gevlucht en op zoek zijn naar een thuis,
mogen van volgelingen van Jezus een gastvrij onthaal en liefde en zorg verwachten.
Zoals in de eerste christelijke gemeente gastvrijheid voor medechristenen op doorreis een deugd was die hoog aangeschreven stond, lees maar Heb. 13: 1:
“Houd de onderlinge liefde in stand en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen” – boodschappers van God.
Petrus geeft dezelfde opdracht mee aan zijn lezers: “Weest gastvrij voor elkaar,
zonder te klagen” (1 Petrus 4:9), en in Romeinen 12: 13 schrijft de apostel Paulus: “Bekommer u om de noden van de heiligen en wees gastvrij”.

Ja, en dat wordt nog extra scherp neergezet als we beseffen wat dan het woord dat met gastvrijheid vertaald wordt, letterlijk betekent: ‘liefde voor de vreemdeling’ – voor wie ergens anders vandaan komt, anders is dan jijzelf, anders denkt misschien ook.
Vorige week hoorden we over christelijke deugden die je samen kunt oefenen, die
oefening vragen omdat het meestal niet vanzelf gaat, zo van: je bent zo, of niet.
Laten we er over doordenken en doorpraten met elkaar, en er wat mee doen.
Vanuit het geloof dat we het allemaal van de gastvrijheid van onze Heer moeten
hebben, die zijn leven gaf voor weglopers en vijanden, en die ons aan tafel vraagt
en voor zijn bruiloft uitnodigt: dan gun je toch ook die ander een plek aan die tafel
en waar het kan aan je eigen tafel, en in elk geval in je hart en in zijn gemeente….
dia 5
Jezus zegt: “Het echte geluk is voor mensen die goed zijn voor anderen.
Want God zal goed zijn voor hen”.
amen

liturgie morgendienst 12 juni 2016 – viering van het avondmaal
votum en groet
zingen: Ps. 149: 1
wet van de HEER
zingen: NLB 911: 1,2,3 (melodie Gz. 170 GK)
gebed
Schriftlezing: Lucas 14: 7-14 en Hand. 2: 41-47
zingen: Opwekking 715 Wat hou ik van uw huis
verkondiging: 1 Kor. 11: 33
zingen: Gz. 164
gebed
collecte
zingen: Opwekking 737
avondmaalsformulier 2
in aansluiting op gebed: NLB 370: 1,2,3
1e tafel Rom. 12: 13 – Gz. 167: 1
2e tafel 1 Petrus 4: 9 – Gz. 167: 2
3e tafel Hebr. 13: 1 – Gz. 167: 3
dankzegging
zingen: Lied 360: 3
zegen
amen: Lied 456 3

Romeinen 12 : 1 ‘Leven als offer’

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, zussen en broers in het geloof,
dia 2
‘Leven als offer’, dat is het thema van de preek vanmorgen.
Het was ook het thema van het predikantencongres waar ik in de week na
Pinksteren geweest ben, in Doorn, samen met een hele club collega’s.
Het is altijd stimulerend om elkaar te ontmoeten, bij te praten, en met elkaar
te luisteren naar sprekers – er waren er vijf deze keer – en in gesprek te gaan.

Zoals gezegd was het onderwerp dit jaar ‘Leven als offer’: wat betekent het
voor ons Jezus na te volgen en ons leven aan Hem en elkaar toe te wijden?
Er was een verhaal over de offers die vervolgde christenen brengen, en ook
een lezing en discussie over de psychologische kant van het leven en het
samenleven b.v. binnen een gemeente: wat is de impact van onbewuste
processen in de communicatie door blinde vlekken die iedereen heeft, en
ook over de impact van ooit opgelopen trauma’s in het latere leven, van
verstoorde persoonlijke relaties tot en met conflicten en kerkscheuringen toe.
En de bedoeling van inzicht daarin en gesprekken daarover is natuurlijk om
waar dat kan schade te beperken of te voorkomen en gedrag te verbeteren.

Dat verbeteren van gedrag stond vooral centraal in een verhaal over het
aanleren en oefenen van christelijke deugden, samen binnen de gemeente.
Met veel aandacht voor wat onze Heer daarin ons leert en ook apostelen
als Paulus uitwerken in zijn brieven aan de kerken van toen en vandaag.
Denk aan deugden die de apostel aanbeveelt in de verzen van Romeinen 12
die we net gelezen hebben: bescheidenheid, gastvrijheid, eensgezindheid,
vredelievendheid, standvastigheid, en als basis en kernwaarde: de liefde.
Deugden, dat zijn karaktereigenschappen van een mens, en dat kan per
persoon verschillen, maar deugden kunnen je ook ontwikkelen en oefenen.
Het is ook niet vrijblijvend en geen kwestie van ‘ik ben nou eenmaal zo en niet anders’, maar in de Bijbel worden we aangespoord om goede deugden na te streven en eraan te werken, persoonlijk en ook samen, en verkeerde karaktereigenschappen en kwade gewoontes te vermijden en te bestrijden, ook dat hebben we net gelezen:
“verafschuw het kwaad en wees het goede toegedaan”, “wees niet hoogmoedig, maar zet uzelf aan tot bescheidenheid”, “ga niet af op uw eigen inzicht”, “stel alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven”, “laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede”….kies ervoor, en werk eraan!
Daar helpen we als het goed is elkaar mee, en dan is de kerk een geschikte plek
om het goede te oefenen: liefde tot elkaar en dan ook voor andere mensen, geduld
met elkaar en dan ook op het werk en in het verkeer, bereidheid om te delen, enz.
De ondertitel van een kort geleden verschenen boek brengt dat zo onder woorden:
‘de gemeente als groeiplaats van het goede leven’ – tot zegen van de samenleving.
dia 3
Kijk, en dat zijn allemaal concrete uitwerkingen van dat centrale beginvers waar Paulus zijn lezers met beroep op Gods barmhartigheid en liefde zijn lezers vraagt
om “uzelf als een levend, heilig, en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen”.

dia 2 Leven als offer

Dat klinkt misschien wel erg zwaar en we kijken er vreemd tegenaan: een offer?
Natuurlijk weten wel van mensen, ook van christenen, die een offer brengen, en
soms zijn dat ingrijpende en zware offers: een goed betaalde baan laten lopen of opgeven vanwege het gezin, verhuizen omdat het werk dat vraagt, veel geld in de studie van je kinderen investeren, of elke keer een stap terug vanwege ziekte of ouderdom, vrije tijd inleveren voor taken in de kerk, geven aan goede doelen….
Maar ja, zijn dat echt offers, voel je dat echt in je portemonnee, doet het pijn?
Daar hadden we het ook op dat congres over: weten wij christenen in het vrije en welvarende West-Europa wel wat offers zijn, zeker als je het vergelijkt met de vervolgde kerk in de Arabische wereld, in China en Noord-Korea, of in Afrika?
Daarover wat meer over twee weken, als het gaat over ‘Lijden als roeping’.
Maar we kwamen er op dat congres ook achter dat het leven als offer niet alleen
of allereerst is dat je vervolgd wordt, de gevangenis in moet of erger, en ook niet
dat een offer brengen is dat je alles wat goed is en mooi en leuk, moet wegdoen
of dat het je wordt afgepakt, maar dat leven als offer vooral is een goed leven,
waarin Gods genade en liefde andere mensen van ons maakt, betere mensen,
mensen die steeds meer worden zoals ze zijn bedoeld, en samen het begin van
een nieuwe wereld die beantwoordt aan Gods bedoeling: God alles in allen.

Wat Paulus dan meteen in dat eerste vers van Romeinen 12 duidelijk maakt is dat een offer dat goed is in Gods ogen, iets anders is en meer is dan iets aan God geven of iets, veel, voor God over hebben, b.v. aan geld of aan tijd of aan goede prestaties.
Natuurlijk kan daarin concreet worden dat je veel, alles, over hebt voor God of voor
anderen: als je vrijgevig bent laat je merken dat je niet aan geld vastzit, als je aandacht geeft aan mensen die eenzaam zijn, laat je zien dat je niet alleen voor jezelf leeft, als je de ander ruimte gunt, blijkt daaruit dat je geduld kunt hebben….
maar het gaat God juist daarom: om wat er achter zit, om wat je drijft, om wat
voor mens ik ben, om hoe we samen proberen iets van Gods liefde te laten zien.
Wat Paulus benoemt als: jezelf als een levend offer in dienst van God te stellen.
Een ‘levend’ offer, de mens die jij bent, en niet dingen als geld, spullen, activiteiten.
Daar was het God trouwens altijd al om begonnen, ook bij de offers die Israël bracht.
In de tijd van de tabernakel en de tempel werden elke dag offers aan God gebracht.
offers om de zonden goed te maken en verzoening met God te bewerken, en ook
offers om God te eren en Hem te bedanken voor een goede oogst of voor genezing.
Maar uiteindelijk ging het God niet om dat dier of die eerste opbrengs van de nieuwe
oogst die mensen naar de tempel brachten maar om het hart van de mensen die een offer brachten, om hun liefde tot God en om de manier waarop ze elke dag leefden.
Dat moest Mozes ook zeggen tegen de mensen: heb de HEER, uw God, lief met hart en ziel en met inzet van al uw krachten..wat ik u vandaag opdraag, zal in uw hart zijn.
Ook de opdracht elkaar lief te hebben heeft alles te maken met de keus van het hart
dia 4
Ja, want zodra het alleen maar uit het hoofd geleerde en in de praktijk toegepaste regeltjes zijn, als de voorgeschreven offers netjes gebracht worden maar zonder dat het uit een liefdevol hart komt en als ook nog de dagelijkse praktijk ermee vloekt, als – zoals in een lied staat -mooie woorden stukbreken op de slechte daden van de kerk – dan hoeven die offers niet van God en heeft Hij van die vormendienst een afkeer.
Hosea moest het er nog eens inwrijven, toen ze in het noordelijke rijk Israël van alles deden wat God verboden had maar tegelijk elke dag hun offers brachten: “liefde wil Ik, geen offers, met God vertrouwd zijn is meer waarde dan enig offer” (Hosea 6:6).
En in Juda en Jeruzalem in de tijd van Amos was het niet veel beter, en God zegt: Ik heb een afkeer van jullie feesten, jullie samenkomsten verdraag Ik niet, en al die beesten en dat graan dat jullie naar de tempel brengen, hoef Ik niet, en stop met al die muziek en die liederen die jullie ten gehore brengen: “laat liever het recht stromen als water en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek” (Amos 5: 24). Lees 5: 14: “Haat het kwade, heb het goede lief en zrog dat er echt gedaan wordt in de poort”. Anders dan het toen was blijkbaar: “Jullie onderdrukken armen mensen, en pakken hun koren af…. Jullie maken het leven voor eerlijke mensen onmogelijk. Jullie laten je omkopen. En jullie geven arme mensen geen eerlijk proces”(Amos 5: 11-12).
De Heer Jezus haalt in zijn tijd die oude profetenwoorden naar boven: “Overdenk eens goed wat dit wil zeggen: ‘Barmhartigheid wil ik, geen offers’. ” (Matt. 9: 13).
dia 5 (deze tekening doet denken aan het verhaal van de barmhartige Samaritaan)
Dat was toen de Farizeeën er kritiek op hadden dat Jezus omging met tollenaars
en zondaars, mensen die de gevestigde kerk van toen had afgeschreven, terwijl ze
zich wel druk maakten om rituele wassingen en sabbat houden en vastendagen.
Jezus’ broer Jacobus schrijft er later over in zijn brief. “Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven” (Jacobus 1: 27). Niet dat kerkgaan geen zin heeft en we de Bijbel wel dicht kunnen laten en zingen en bidden niet hoeven, het is maar wat erachter zit en waarom en hoe we dat doen, en dat we niet denken dat we alles doen wat afgesproken is en van ons verwacht wordt, het wel goed is, en dat we elkaar vooral op dat soort uiterlijk gedrag zouden beoordelen.

We gaan tegen die achtergrond beter begrijpen waar Paulus heen wil met zijn
aansporing om onszelf als een offer toe te wijden aan God en Hem zo te dienen.
Dat gaat niet op in dingen geven en dingen doen, maar het raakt ons hart, gaat
over wie wij zijn of willen zijn, en over hoe wij samen gemeente van Christus zijn.
Niet voor niets zegt Paulus in het volgende vers dat ervoor nodig is dat wij gaan veranderen en onze gezindheid vernieuwen – om er zo samen achter te komen
en steeds meer te leren wat God wil: wat goed is, volmaakt, en God blij mee is.
Waarmee we weer bij die deugden zijn die we kunnen leren en samen oefenen.
Waardoor we ons ook onderscheiden van veel dat de wereld om ons heen en de tijd waarin we leven normaal vindt en als norm etaleert – hoe actueel wat de apostel
mensen in het wereldse Rome voorhoudt: u moet u niet aanpassen aan deze wereld.
dia 6
Ik las: “De bedoeling is dat wij onze personen en eigenschappen niet laten vormen door de wereld (de samenleving) die nu gewoon is, maar oefenen in was past bij de wereld van God die straks de aarde vervult”. En dat kunnen wij samen al oefenen:
“Dat kan, omdat de christelijke gemeente nu al het begin vormt van de wereld van straks…….In de gemeente begint Gods nieuwe samenleving…..De levenspraktijk nu al afstemmen op het koninkrijk dat nog moet komen, betekent daarom in ieder geval:
je leven inbedden in deze nieuwe gemeenschap en jezelf laten vormen door de praktijken in de christelijke gemeente”. einde citaat

Waarmee we weer terug zijn bij dat thema: leven als offer.
Want door heel de Bijbel heen – ook bij de profeten, in de psalmen, en bij Paulus – is het kernwoord en het hart van dat jezelf offeren: dat wij God en elkaar liefhebben.
Want offer is geven en dan maar niet iets of veel, maar jezelf, je hart, je leven.
Lichtend voorbeeld is natuurlijk Jezus zelf die zei en zelf ook heeft waargemaakt
dat er geen grotere liefde is dan je leven te geven voor je vrienden, jezelf offeren.
En als je er samen op uit brengt om je leven aan God te wijden, als een offer waar Hij blij mee is – waarvoor nodig is dat je eerst samen zoekt naar wat God goed vindt –
dan groeit er ook saamhorigheid en eensgezindheid, tegen veel individualisme in
van ik vindt en ik wil – terwijl er tegelijk ruimte ontstaat voor ieders eigenheid en
om met juist jouw gaven en mogelijkheden je te wijden aan God en aan elkaar.
dia 7
Denk maar weer aan dat lichaam met al die verschillende ledematen die ieder een eigen plek en functie hebben maar samen bijdragen aan dat ene gezonde lichaam.
Nog één citaat: “God heeft mensen verschillend gemaakt en ieder heeft eigen gaven. Het christelijke leven vormt een palet met gevarieerde kleuren. Je kunt namelijk op oneindig veel manieren goed doen. Samen een mooi offer voor God brengen roept veelzijdige creativiteit wakker. Maar dan gaat het om variatie in wat goed is.”
Het staat allemaal in de verzen die we gelezen hebben, kijk nog eens naar vs.7 en 8
over bijstand verlenen, onderwijzen, troosten, geven, barmhartig zijn, en dat op zo’n manier dat het beantwoordt aan de bedoeling, dat het goed is voor God en mensen.

Leven als offer – daar zit zeker ook in dat leven achter Jezus aan en de stijl van zijn rijk oefenen niet vanzelf gaat en ons ook niet op het lijf geschreven staat – dat ook
herkenbaar zijn als gemeente van die Heer die kwam om te dienen en zichzelf op te offeren niet vanzelf gaat – oefen jezelf in een vroom, een toegewijd leven, schrijft
Paulus in een andere brief – training dus, er werk van maken en elkaar erin steunen.

Volgende week rond het avondmaal zoomen we in op een concrete christelijke
deugd, die van gastvrij zijn voor elkaar en anderen, vanuit 1 Kor. 11: 33: “Wees
gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd”.
dia 8
Ik geef het mee als vraag van de week en ter voorbereiding van volgende zondag:
Zijn wij gastvrij voor elkaar, hoe kunnen wij dat oefenen, en hoe kunnen wij als christenen en als gemeente gastvrij zijn in de samenleving van 2016?

Wijsheid gewenst, en creativiteit, en vooral veel van de Geest van Jezus! amen

liturgie morgendienst

thema: Leven als offer

votum en groet
zingen: Ps. 100: 1-4
wet van de Heer
zingen: Ps. 51: 6,7
gebed
Schriftlezing: Hosea 6: 1-6 en Amos 5: 21-24
zingen: Ps. 50: 4,7
Schriftlezing: Romeinen 12
zingen: Ps. 50: 11
verkondiging: Romeinen 12: 1 dia 1
zingen: NLB 912: 1-6
gebed
collecte
zingen: Gz. 144: 1,3,4,6
zegen
amen: Gz. 144: 7
————————————————————————————————–