Matteüs 19: 21 – De proef op de som: wat is mijn geloof mij waard?

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
Het verhaal dat we uit de Bijbel gelezen hebben, is een bekend verhaal.
Maar is het ook een lastig verhaal: wat bedoelt Jezus, en wat moet ik daarmee?
Wat er gebeurde is gauw naverteld: een rijke meneer – een bestuurder, volgens
Lucas, zeg maar een wethouder of een directeur – nog jong, en heel erg rijk –
die bij Jezus kwam met een vraag: wat moet ik doen om eeuwig leven te krijgen?

Eeuwig leven – beperk dat niet tot dat je na je dood naar de hemel mag en dat je
verder leeft bij God – het is veel meer in de Bijbel en het begint al als je hier op
aarde wil leven naar Gods bedoeling en naar het voorbeeld dat Jezus geeft.
Juist in de verzen die we gelezen hebben wordt hetzelfde met verschillende
woorden aangeduid: ‘het eeuwige leven verwerven’, ‘het leven binnengaan’,
‘het koninkrijk van de hemel binnengaan’, ‘het koninkrijk van God binnengaan’.
Dat is maar niet toekomstmuziek, maar begint nu al, waar God het voor het zeggen heeft in ons leven, waar wij niet onszelf zoeken maar leven voor God en elkaar.
Jezus zegt dat eeuwig leven is dat we in relatie met God leven, en met Hemzelf.
En dat leven zal sterker blijken te zijn dan de dood: liefde leeft langer dan de haat.
Leven dat maar niet van buiten goed lijkt maar echt goed is, duurzaam, houdbaar.
Nou, de jonge bestuurder met zijn vraag verlangde naar die echtheid en diepgang.
De man was gelovig, en hij stond sympathiek tegenover Jezus: goede Meester!
Met al zijn bezit en ook zijn gelovig zijn en trouw kerklid zijn, en hardwerkend,
miste hij toch ook iets, voelde hij dat er meer moest zijn: Heer, wat mis ik nog,
waarin kom ik nog tekort, naast alles wat ik heb en naast alles wat ik goed doe?
dia 2
Het antwoord dat Jezus dan geeft, is blijkbaar anders dan hij had verwacht.
Niet: je moet nog meer tijd besteden aan God, nog meer en bewuster bidden,
vaker en bewuster naar de synagoge of de tempel gaan, meer Bijbel lezen…
Is het u trouwens opgevallen dat als Jezus verwijst naar de bekende weg van
het doen van Gods geboden, dan vooral die geboden genoemd worden die gaan over de omgang met andere mensen: pleeg geen moord, steel niet, wees geen valse getuige tegen je naaste, respecteer je ouders- kortom: heb je naaste lief als jezelf.
Ja, maar dat doe ik al vanaf dat ik klein kind was, er moet toch meer zijn, Heer!
En dan Jezus: als je dat echt wilt, volmaakt zijn, alles doen wat God je Vader wil:
verkoop alles wat je bezit en geef het geld weg aan de armen, en ga met Mij mee.
Voor die gelovige zoeker blijkbaar een schrik en een schok, en heel veel bruggen
te ver: hij ging teleurgesteld weg want hij had veel bezittingen – als Jezus dat van
zijn volgers vroeg, was dat te veel gevraagd, dat kon hij echt niet opbrengen.
dia 3 Hoe het met hem is afgelopen vertelt het verhaal verder niet: misschien heeft
hij de stap nooit gezet, misschien toch later wel, was hij er wel zo een over wie
wordt verteld dat hij een huis of een akker verkocht en het geld naar de apostelen
bracht om dat uit te delen aan de armen in de vroeg-christelijke kerk van Jeruzalem.

Tot zover is het allemaal wel helder en niet zo lastig om het te begrijpen.
We voelen vast ook wel mee met Jezus die de jongen met pijn in het hart en misschien tranen in de ogen zag gaan – Marcus vertelt dat Jezus hem lief kreeg –
het was echt een aardige vent, en hij meende oprecht dat Jezus een goede leermeester was die hem vast verder kon helpen op de weg naar God en naar
de toekomst die God in het vooruitzicht stelde – en hij geloofde ook dat hij er
nog niet was ondanks al zijn inspanningen en zijn goede bedoelingen – jammer
dat net die laatste stap een brug te ver was – en hij niet net als Petrus en Johannes en de andere leerlingen alles wilde achterlaten om het met Jezus alleen te wagen.
dia 4 Misschien zijn we ook wel wat geïrriteerd: weer zo iemand die geld en spullen belangrijker vindt dan geloven in Jezus; die liever schatten op aarde verzamelt
en voor zichzelf wil houden dan dat hij gaat voor die schat in de hemel – wij weten wel beter en we zingen: zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid…
Waarmee we klaar zijn met dit verhaal, zeker als wij niet schatrijk zijn als die
man uit het verhaal blijkbaar was en wij niet zo vast zitten aan onze spullen….

Toch, in de praktijk en ook als je iets weet van de geschiedenis van de uitleg
van dit verhaal, blijkt het best lastig en gaat men er allerlei kanten mee op.
En ergens blijft het knagen: maken wij ons er niet te makkelijk van af als we
ervan uitgaan dat Jezus dit niet zo van ons zal vragen – maar wat dan wel?
Waarom reageerden de discipelen zo teleurgesteld en bijna wanhopig: wie kan
er dan nog gered worden? – is het dan toch moeilijker dan ik had gedacht?
dia 5
Als je je een beetje verdiept in de geschiedenis van de uitleg van dit stukje onderwijs van Jezus, kom je nogal wat verschillen tegen wat ook uitwerkt in praktisch gedrag.
Om me te beperken tot twee uitersten: aan de ene kant heb je mensen die wat Jezus tegen die rijke jongeman zei, zien als een opdracht voor elke christen in elke tijd,
en in elk geval voor henzelf in hun eigen tijd: zij lieten alles achter en hadden geen eigen bezit en trokken rond als armoedzaaiers en bedelmonniken en predikheren.
Dat soort groepen waren er al in de eerste eeuwen na Chr. en in de Middeleeuwen,
en tot in onze tijd toe zijn er mensen die kiezen voor zo radikaal Jezus navolgen.
Aan de andere kant is er de uitleg – en ik denk dat ons meer vertrouwd is – dat de
Heer bewust de lat zo hoog legt om die jongen en ons ook te leren dat je wel kunt
denken dat je bij God binnen komt door je aan zijn geboden te houden en door
goede werken te doen maar dat dat je nooit zal lukken – dat je nooit volmaakt zult zijn
in deze zondige wereld – dat zelfs de allerheiligsten niet verder komen dan een klein begin van de gehoorzaamheid aan Gods wil – en dat je Jezus nodig hebt om gered
te worden – Jezus die onze schuld betaald heeft en voor ons de wet heeft vervuld.
Als die jongeman vraagt wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven, is
dat eigenlijk al een verkeerde vraag want je hoeft niks te doen, alleen te geloven.
Wat helemaal waar is; maar zo zijn we toch niet klaar met dit verhaal, en met
zoveel meer opdrachten en aanwijzingen die we van onze Heer krijgen in de Bijbel.
Trouwens: in dat catechismusantwoord dat ik net aanhaalde – over nog maar een
klein begin van gehoorzaamheid – gaat het ook over “een ernstig voornemen om niet slechts naar sommige maar naar alle geboden van God beginnen te leven” en in
het daarop volgende antwoord beloven we “dat wij zonder ophouden ons inspannen
en God bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden, totdat wij na dit leven de volmaaktheid bereiken”.
Om met Paulus te spreken – Paulus die als geen ander geleerd had en ons leert
dat je niet door eigen goede werken een plekje bij God verdient – maar ook schrijft:
“Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt, maar ik houd vol in de hoop eens dat kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft…..Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten” (Filippenzen 3: 12 en 15). En de Heer zelf
geeft in de Bergrede allerlei opdrachten mee voor wie op Hem wil lijken,heel concreet en radikaal: “Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is” (Matteüs 5:48).
dia 6
Des te meer reden om met dat in het achterhoofd nog eens naar dat verhaal te kijken en de opdracht van Jezus op ons in te laten werken: wat is de bedoeling?
Is dit echt voor iedereen die Jezus wil volgen een opdracht om alles weg te doen
en weg te geven en als bedelaar rond te trekken, en is bezit eigenlijk diefstal,
zoals later ook door de stichters van het communisme wel beweerd is?
Als we de Bijbel als geheel erbij betrekken, kan dat de bedoeling niet zijn.
Jezus zegt dat het voor een rijke moeilijk is het koninkrijk van de hemel binnen te gaan, maar er zijn gelukkig heel wat rijken geweest en die zijn er nog steeds die in Jezus geloven en gaan voor God, en die ook met hun geld veel goede dingen doen.
Paulus schrijft in 1 Timoteüs dat rijken niet op hun bezit moeten vertrouwen maar
op God “die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten” – daar ik dus niks
mis mee – maar, gaat hij verder: “en draag hun op goed te doen, rijk te zijn aan
goede daden, vrijgevig en bereid om te delen. Zo leggen ze een fundament voor
de toekomst, en winnen ze het ware leven”. Zo kom je als rijke toch in Gods rijk.
Maar waarom dan dat ernstige, bijna pessimistische – naar aanleiding van het afhaken van die toch zo aardige en sympathieke jongen met zijn serieuze vraag?
Zelfs tot twee keer herhaald door Jezus: “slechts met grote moeite zal een rijke
het koninkrijk van de hemel binnengaan” – denk maar weer aan die kameel……
dia 7
Nou, dat is natuurlijk omdat geld en bezit dingen zijn die zomaar een macht kunnen worden die ons in de greep hebben en die we niet los kunnen laten, en die ons in
de weg kunnen zitten bij het volgen van Jezus en het leven in de stijl van zijn rijk.
Sterker nog: Jezus geeft er de in de Bergrede een naam aan: mammon – en Hij
zegt dat we geen twee heren kunnen dienen: God en mammon= geld als afgod.
Daar is de Bijbel ook vol van, over het gevaar van afgoden: geld, bezit, status,
macht, welvaart – allemaal dingen die zomaar God van zijn eerste plek dringen
en mensen ook kunnen verleiden tot verkeerd gedrag t.o. God en de naaste.
Daar heeft Paulus het in datzelfde 1 Tim. 6 eerst over: “wie rijk wil worden, staat
bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan. Want de
wortel van alle kwaad is de geldzucht.” (1 Tim. 6. 9-10). Kijk maar om je heen!
dia 8
Maar die rijke jongeman uit het verhaal dan? Die was toch geen fraudeur en
geen dief? Toch juist een serieus meelevend kerkelid en een eerlijk mens?
Er staat dat Jezus hem liefkreeg, dat Hij sympathie voor hem opvatte; en als
de geboden over niet stelen en over de naaste liefde bewijzen, langskomen,
zegt hij dat hij daar zijn hele leven al mee bezig was – en dat meende hij echt.
Jezus zegt ook niet dat het anders was, of dat hij eigenlijk een huichelaar was.
Wat dat betreft komt het dicht bij ons: zo’n kerklid wil je er graag bij hebben:
bemiddeld, vrijgevig, betaalt een fikse VVB en altijd op tijd, daar heb je wat aan!
Je vraagt je dan inderdaad net als hij af: maar wat ontbreekt er dan aan bij hem?
Waarom gaat Jezus dan zover dat hij alles moet verkopen en moet weggeven?

Dat is wat ik als thema boven deze preek heb gezet: dit is de proef op de som.
Jezus veroordeelt hem niet om zijn bezit en stuurt niet wie rijk zijn bij Hem weg.
Het is zijn reactie op wat de man zelf zei: ik ben er bijna, wat ontbreekt er nog aan.
Waarop Jezus eigenlijk zegt: er moet niet nog wat bij, er moet juist heel veel af.
Ale je volmaakt wil zijn – en dat wil je toch? – volmaakt op God gericht en alles
er voor over om te leven als een burger van het koninkrijk van de hemel – nou,
laat dat dan maar zien door alles wat je daarbij in de weg zit en daarvan kan
afhouden, uit de weg te ruimen: want waar je schat is, dat heeft ook je hart.
Dat vraagt keuzes, en dat kan pijn doen, dat is wegdoen wat in de weg zit.
We zingen over die keus: ‘alles houden wat ik heb, of Hem volgen op zijn weg’.
dia 9 hoe vaak zijn wij zelf het probleem, zit ik mezelf in de weg…?
Ja, en denk je dan ook heel concreet in wat dat volgen van Jezus was, toen.
Toen deze man zich meldde met zijn vraag, wat Jezus met zijn leerlingen op
reis richting Jeruzalem, en dat was geen triomftocht maar zijn lijdensweg.
In Matt.16: 21 lezen we dat Jezus zijn leerlingen duidelijk maakt dat Hij zal
moeten lijden en gedood zal worden – en dat wie Hem wil volgen zichzelf
zal moeten verloochenen en zijn kruis op moet nemen – afzien, loslaten.
Dat kan ver gaan en snijden in eigen vlees betekenen: “want ieder die zijn
leven zal willen behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven omwille
van mij verliest, zal het behouden” (Matteüs 16: 25) – zijn leven – bedoeld
is: je bestaan op deze aarde, zeg: je leventje dat je zelf opgebouwd hebt,
zeg: huisje-boompje-beestje – met alles erbij: gezin, huis, werk, spullen,
auto, vrije tijd en vakantie – en zoveel meer dat ons leven hier kan bepalen.

Wat van die man die bij Jezus gevraagd werd, vraagt God niet van iedereen.
Maar we hebben allemaal vast wel dingen die ons in de weg kunnen zitten
om Jezus te volgen, om ons leven aan God te wijden en dienstbaar te zijn
aan anderen, en in de samenleving, met wie wij zijn en met wat wij hebben,
maar ook door durven op te geven en los te laten wat niet helpt maar hindert.
Dat kan van alles zijn, zoals we dat al leren uit het onderwijs van Jezus: als
je vader of moeder, broer of zus, liefhebt boven Hem, als eigen tradities of
regels van mensen je hinderen in je volgen van Jezus, kun je zijn leerling
niet zijn; van die eerste leerlingen lezen we dat ze alles achterlieten toen
ze met Jezus meegingen: hun bedrijf, hun broodwinning, hun gezinnen –
en sommigen heeft het zelfs hun vrijheid gekost en hun leven – echt heftig!
dia 10
In onze tijd kan dat van alles zijn: durf je als het moet loslaten en opgeven
wat je hebt, wat veel waarde voor je heeft, als dat je in de weg zit bij het leven
naar de stijl van Christus: niet alleen mijn eigen belang zoeken maar ook dat van anderen, de ander belangrijker vinden dan jezelf, de minste durven zijn, en durven loslaten wat misschien houvast geeft en goed voelt, maar aardse zekerheden zijn.
Je zou er eens over kunnen nadenken: waar ben ik aan gehecht, wat zou ik eigenlijk niet willen en durven opgeven, als het wel moet, wat zou er dan met me gebeuren?
Zomaar zit er angst achter, onzekerheid: als dat verandert, raken we nog meer kwijt.
De vraag is of het echt gaat om Gods rijk, om wat Hij van ons en met ons wil, of om wat we zelf willen of niet durven, om wat van elkaar verwachten en elkaar opleggen – als familie, als samenleving, als kerk – zodat we stilstaan en niet groeien. dia 11
Ik las: “Soms lukt het niet. Soms lukt het wel. Voelt een mens zich vrij om ruimhartig
te leven. De ENE is mijn herder, mij ontbreekt niets (Ps.23). Leven zonder angst en onzekerheid om wat je kunt verliezen, om waar je afhankelijk van bent..”
Jezus zegt ook tegen u en jou en mij: Wie durft verliezen, loslaten, die zal winnen.
Dat is bij mensen onmogelijk, maar wordt bij God mogelijk, door en dankzij Jezus.
En je zult merken: dat pakt goed uit, nu al, en uiteindelijk helemaal voorgoed.

amen
dia 12
vraag voor de week – voor ieder persoonlijk: wat is mijn geloof mij waard?

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Ps. 119: 1,7
wet van God
zingen: Ps.119: 13,14
gebed
Schriftlezing: Matt. 19: 16-30
zingen: NLB 843: 1-4 (mel. ps. 136)

1. Wat te kiezen, leven, dood,
afgod geld, genadebrood?
Alles houden wat ik heb,
of mij geven, gaandeweg?

2. Wat mij vasthoudt, wat mij heeft,
wat mij werft en wat mij leeft,
is het vele, geld en goed,
aardse schatten, overvloed.

3. Die mij vasthoudt, weegt en wikt,
die mij voedt en mij verkwikt,
is de Ene, goed is God,
hemelschat, genadebod.

4. Wat te kiezen, leven, dood,
afgod geld, genadebrood?
Alles houden wat ik heb,
of Hem volgen op zijn weg?

verkondiging: Matt. 19: 21 ‘Wat is mijn geloof mij waard?’
zingen: NLB 816: 1-4 (mel.: ps. 140)

1. Dat wij onszelf gewonnen geven
aan het bevrijdende bestaan,
aan wat ons uitdaagt om te leven.
Dat wij de stille roep verstaan.

2. Dat wij versteende zekerheden
verlaten om op weg te gaan.
Dat niet de greep van het verleden
ons achterhaalt en stil doet staan.

3. Omdat de huizen die wij bouwden
geen onderkomen kunnen zijn.
Omdat het bloedeloos vertrouwde
ons achterdochtig maakt en klein.

4. Dat wat wij hebben ons niet gijzelt,
dat wij van elke dwang bevrijd
naar onbekende plaatsen reizen.
Dat Gij ons onderkomen zijt.

gebed

collecte
zingen: Psalm 23: 1,2,3
zegen
amen: Psalm 79: 5

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *