Zondag 23 en 24 Heid. Cat.: In het spoor van Abraham

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, geliefd door God onze Vader
dia 1
De bijbel noemt Abraham ‘de vader van de gelovigen’.
Zeg maar: als je wil weten wat geloof is kijk dan naar Abraham.
En als jij ook wilt gaan of wilt blijven geloven, volg dan zijn spoor.

Maar dan is de vraag wel: hoe kom ik Abrahams geloof op het spoor?
En als we het hebben gevonden, hoe blijven we dan in dat goede spoor?
Ja, en waar kom je uit als je in het spoor van Abrams geloof gaat?
Om met zondag 23 te vragen: wat heb ik eraan te geloven? Wat koop ik ervoor?

Als we naast dat verhaal van Abram in Genesis 15 leggen wat Paulus eerst en Jacobus daarna uit dezelfde tekst halen, uit vers 6 (Abram vertrouwde op de HEER, en de HEER rekende hem dit toe als een rechtvaardige daad),
komen we een lastig probleem op het spoor, namelijk dat Paulus en Jacobus
op twee heel verschillende sporen lijken te zitten.
Paulus: een mens wordt gerechtvaardigd door geloof
en niet uit zijn werken – kijk maar naar Abraham!
Jacobus: een mens wordt gerechtvaardigd wordt uit zijn werken
en niet alleen door geloof – kijk maar naar Abraham!
Wat is het nou? Spreekt de bijbel zich dan toch tegen?
Of gaat het om twee rails, allebei nodig om de trein in het goede spoor te houden?
Maarten Luther kon daar niet mee uit de voeten: volgens hem was Jacobus ontspoord: “de brief van Jakobus is geschreven door een jood, die wat de christenen betreft, de klok heeft horen luiden, maar niet weet waar de klepel hangt”
en: “hier in Wittenberg hebben wij Jacobus uit de theologie gegooid,
wij hebben hem bijna uit de bijbel gegooid”.
Gelukkig is het in Wittenberg zover niet gekomen: Jacobus uit de bijbel verwijderd,
en wij moesten het ook maar niet doen.
We zouden zomaar ontsporen naar links of rechts.

Of we gaan op het spoor van toch weer zelf presteren om te verdienen bij God: doe vooral je best!
Of we denken zorgeloos dat we toch wel in de hemel komen hoe we ook leven:
dat zit wel goed! In beide gevallen raken we ver uit het spoor van onze vader en vooroploper Abraham.
dia 2
In het spoor van Abraham: 1. leer je jezelf aan God toe te vertrouwen;
2. ben je bereid je leven aan God te wijden;
3. wordt je rijk door God beloond.

dia 3 1. In het spoor van Abraham leer je jezelf aan God toe te vertrouwen.

Even leek Abram – zo heet hij nog in Gen.15 – het spoor kwijt te zijn.
Gezien de omstandigheden was dat ook best goed te begrijpen.
God herhaalde zijn al eerder gedane beloften:
“Ik zelf zal jou als een schild beschermen). Je loon zal vorstelijk zijn”.

Dat volgt op wat net is gebeurd en verteld in hoofdstuk 14
Abram had Lot en zijn gezin bevrijd uit krijgsgevangenschap.
Hij geloofde: God de Allerhoogste heeft mij de overwinning bezorgd: God is mijn schild Daarom wou Abram ook niks van de buit hebben: de Heer maakt me rijk.

Nou, en daar zet de Here meteen een dikke streep onder:
Ik zal je blijven beschermen en ik zal je inderdaad rijkelijk belonen.
Maar dan meteen daar overheen blijkt hoe geloven vechten is: vallen en opstaan.
Het is allemaal prachtig wat God in het vooruitzicht stelt en ik geloof ook echt wel,
maar ik zie er zo weinig van, en wat schiet ik er mee op dat ik dat allemaal geloof?

Je kunt je daar heel wat bij voorstellen als het om Abram gaat:
Prachtig dat God me rijk wil maken, maar straks ben ik dood en zonder opvolger
en dan gaat al mijn rijkdom en heel mijn bedrijf in vreemde handen over….
mijn testament is al klaar en daarin heb ik alles vermaakt aan mijn bedrijfsleider Eliëzer (een medegelovige blijkbaar – gelet op zijn mooie naam: God is mijn helper)

Jaren geleden al had God beloofd: jij groeit uit tot een groot volk
en dat grote volk zal een eigen land krijgen, ruim genoeg voor iedereen
en alle volken van de wereld zullen van jou en je nakomelingen profiteren…
maar wat moet je ermee en wat heb je eraan als je geen kinderen hebt
en de kans om ze nog te krijgen tot ver onder nul is weggezakt:
God, mijn Heer, wat heeft het voor zin mij nog te belonen?

Gelukkig: ineens komt die verre grote Abraham heel dichtbij en naast ons.
In elk geval niet “het type van een geloofsheld die nooit enige twijfel heeft gekend”, zegt een uitlegger.
Anders konden wij hem zeker niet volgen, ging hij ons veel te hoog.
Abram heeft ook moeten geloven ‘tegen de klippen op’, en tegen de verdrukking in.
Hoewel er geen hoop meer was, staat verderop in Rom.4…en het was dus geen wonder dat Abram soms ook niet meer zag hoe het verder moest of oplossingen uitpuzzelde om het onmogelijke toch mogelijk te maken:dan maar Eliëzer mijn erfgenaam en adoptief-zoon, of een slavin ingehuurd: Hagar.
Ook Abram kon nooit door de waarde van zijn geloof in de smaak vallen bij God:
hij was alleen gaan geloven en kon alleen blijven geloven omdat God hem dat geloof gaf. Je moet nooit je geloof, je blijven bij God en in de kerk, aan jezelf toeschrijven.
Dat Abram ondanks alles bleef geloven, was niet zijn verdienste maar Gods werk…
Als Abram met zijn geloven loon bij God had moeten verdienen, was het niks geworden. Van hem gold net als van iedereen: zelfs het beste onvolmaakt, gebrekkig, zondig…..

De Heer verwijt Abram zijn vragen en twijfels niet, maar gaat er op in en spreekt hem moed in: echt Abram, je krijgt een bloedeigen zoon.. en als hij nog twijfelt: ben Ik niet de Schepper van al die sterren? dan kan ik toch ook ervoor ervoor zorgen dat jij nakomelingen krijgt, een groot volk, net zo min te tellen als al die sterren….ja maar, nog steeds lijkt er niks veranderd: Sara onvruchtbaar, en dus geen zoon en geen volk.
Des te groter het wonder: en hij geloofde in de HEER, weer!! toch!!
Ja, daar moest Abram en daar moeten wij het altijd weer van hebben:
geloven, ook en juist als je er nog weinig of helemaal niets van ziet.
Maar dan moet je wel een grenzeloos vertrouwen hebben in die God die dit belooft!
Zoals bij Abram: Abram vertrouwde op de HEER – geloofde Hem op zijn woord.
Letterlijk: hij bouwde op de HEER, hij gaf zich vol vertrouwen over aan Jahwe.
Zo werd Abram weer op het goede spoor gezet:
wat bij mensen onmogelijk is, is bij deze grote goede God wèl mogelijk!

Dat geloof, staat erbij, rekende God Abram toe als gerechtigheid.
De Heer was er blij mee dat zijn knecht, zijn kind, zich zo aan Hem bleef toevertrouwen.Dat Abram eerst al zijn eigen land achterliet en ging toen de Heer riep,
en dat Hij eraan vasthield dat de Heer kon doen en zou doen wat hij had beloofd,
ook toen dat naar de mens gesproken een totale onmogelijkheid was geworden.
Abraham bleef zich eraan vastklampen: de God die dit belooft, is betrouwbaar.
En met zoveel geloof is de Heer blij: zo mag ik het zien, mijn kind.

O nee, dat is niet Abrahams eigen prestatie of verdienste.
Zoals niemand van ons zich er op kan laten voorstaan: ik doe zo goed m’n best,
ik geloof dan toch maar in de Here God, ik ben een oppassend en actief kerklid, ik zet me in…We worden meteen op onze plaats gezet: zelfs onze beste werken onvolmaakt en met zonden bevlekt – we hebben geen volkomen geloof, we dienen God niet zo ijverig als de Here mag verwachten, en wat een zwakheden en zonden nog -we moeten het echt helemaal van genade hebben, van wat Christus verdiende voor ons!
Dat is nou precies geloven: zoals Abram niets had in te brengen om werkelijkheid te laten worden wat God had beloofd, en hij ook nergens recht op had, zo kunnen wij alleen maar als bedelaars met lege handen aanpakken wat God geeft – geloven dat wat een onmogelijke opgave is voor ons mensen: het met God in orde maken, dat dat echt waar voor ons wordt omdat God het mogelijk heeft gemaakt: niet maar onvolmaakte mensen maar zelfs goddeloze zondaars rechtvaardig verklaard:
God kijkt weer met plezier naar je, je mag er zijn voor Hem, en zelfs eeuwig leven.

Wat kunnen we anders en beter doen dan Abraham op de voet volgen:
Heer, ik wil zo graag geloven, kom mijn ongeloof te hulp!

dia 4 2. In het spoor van Abraham ben je bereid je leven aan God te wijden.

Het ligt in de lijn van hoe Abraham heeft geleefd en heeft geloofd:
niet op grond van zijn prestaties maar juist door volledige overgave aan de HEER,
aan die God die ongedachte wonderen doet en oplossingen geeft die boven onze macht gaan en boven ons bevattingsvermogen.

Van Abraham worden geen lijst van verrichte prestaties opgesomd, we komen als een rode draad steeds dat ene tegen: door het geloof….deed Abraham, kreeg Abraham…heeft Abraham….(lees ook maar Heb.11) Zo wil God ook met ons omgaan. Dat geloof wil de Heer u en jou ook geven: dat we alles alleen verwachten van dat grote offer dat de Heer Jezus bracht: zijn eigen leven.

Maar dan blijven we nog wel zitten met Jacobus en met wat hij schreef:
“Abraham is rechtvaardig verklaard door wat hij deed, en niet alleen om zijn geloof”,
en wil je dus in het spoor van Abraham delen in Gods gunsten, kun je niet alleen maar rusten op de lauweren die Christus heeft behaald maar zul je zelf in je doen en laten moeten laten zien dat je de Heer als je God wilt dienen.

Ik denk dat we allemaal wel aanvoelen hoe Jacobus dat bedoelt en dat dat juist helemaal in dat spoor blijft dat je ziet in het leven van Abraham – en dat Luther en anderen zich dus grandioos op die uitspraken van Jacobus hebben verkeken.
Want dat Abraham zich helemaal aan de HEER toevertrouwde, dat liet hij nou juist zien in wat hij deed, in hoe hij leefde….gehoorzaam aan zijn God. Daar had Abraham ook heel veel, zelfs alles voor over, tot het liefste dat hij had. Denk maar aan de offers die het vertrek naar dat onbekende land meebrachten: weg van de familie, weg uit de vertrouwde omgeving, een onzekere toekomst tegemoet.

En denk aan dat meest ingrijpende dat Jacobus als voorbeeld noemt: dat Abraham toen God dat vroeg, zelfs bereid was zijn enige zoon te offeren.
Zie je wel, zegt Jacobus, dat geloven te zien is aan je daden, dat christen-zijn niet alleen maar een kwestie is van mooie woorden of van vrome momenten….

Het kan dus niet zo zijn dat we ons verschuilen achter rechtzinnige uitspraken
of ons sterk maken met traditionele vormen of ons wijs maken dat het wel goed
zit met onszelf en met onze kerk omdat we toch geloven dat de bijbel waar is van kaft tot kaft en we ons houden aan de gereformeerde leer ,terwijl in de praktijk van elke dag er weinig van te merken is dat we gekozen hebben voor de Heer, dat ‘eigenlijk’ dit, dat niet deugt en anders zou moeten – maar we ons daar al te makkelijk bij neerleggen, zelfs met een beroep op teksten als in zondag 23: ach, onze beste werken zijn nog met zonde bevlekt, we zijn nou eenmaal allemaal onvolmaakt, en ik ben nou eenmaal zo, dat verander je niet…gelukkig maar dat God graag vergeeft….

Nou, gelukkig wil God dat graag en doet Hij het ook, elke dag maar weer….
gelukkig dat we altijd een beroep mogen doen op het werk van de Here Jezus….
Maar dat blije evangelie is niet bedoeld om ons zorgeloos te maken alsof het niet
meer uit zou maken of je God al of niet dient en hoe je dat doet, en of het er niet echt toe doet hoe we omgaan met onze medemensen in en buiten de kerk: dan heb je wat Jacobus noemt een ‘dood geloof’, en dat is helemaal geen geloof.

Abraham vertrouwde op de HEER en dat merkte je. Heel zijn leven was dienst aan
zijn God. De Here Jezus leert ons: geloven is jezelf verloochenen en je kruis opnemen en zó Mij volgen. Als in door echt geloof aan Hem bent verbonden, komt dat er ook uit: dan leef je ernaar. Je bent zo dankbaar dat je leven is gered, dat je nu helemaal voor God wil leven…en voor die ander. Als Abraham die niet zich verrijkte aan deze wereld maar rijk was met zijn God….

dia 5 3. In het spoor van Abraham wordt je rijk door God beloond.

‘Je loon zal groot zijn’, zei God tegen Abram. Vorstelijk!
We hoeven niet te schrikken van dat woord ‘loon’. Alsof het toch weer op verdienen aankomt. Als dat zo zou zijn – zegt Paulus – kan een mens alleen roem oogsten bij andere mensen. Niet bij God: wat wij onze goede werken noemen, blijft altijd ver onder Gods maat. En toch stelt God mensen die zich aan Hem toevertrouwen, een rijke beloning in het vooruitzicht.

Voor Abram was dat allereerst dat eigen land voor hemzelf en zijn nakomelingen….
maar ver daar bovenuit nog voor al zijn zoons en dochters in geloof: eeuwig leven op een nieuwe aarde, dankzij Abrahams grote Nakomeling Jezus Christus.

Zondag 23 zet in met een vraag die ook gelovige mensen zich best stellen:
dat ik geloof in die God van de bijbel en geloof in de Heer Jezus – wat word ik er beter van? Abraham heeft zich dat ook vast afgevraagd: toen hij wat God beloofde, maar niet kreeg…. We weten zelfs en de bijbel is er eerlijk in: hij is gestorven zonder dat hij gekregen had wat hem was beloofd. En toch: wat was Abram al rijk: God zijn beschermer, God die hem zijn vriend noemde…

En wij, wat hebben we eraan dat we geloven? Schieten we veel op met dat antwoord: dat ik rechtvaardig ben, en een erfgenaam van het eeuwige leven?
Het is waar: we zijn nog onderweg, en wie weet hoe lang de weg nog is.
Nog steeds komt het aan op geloven, in een wereld vol afbraak en ellende en dood.
Krijgen we onderweg veel te verstouven aan zorgen, verdriet, teleurstellingen, ziekte, dood…. En toch: wat zijn we nu al rijk, veel rijker zelfs dan Abraham was
die ernaar verlangde de dag mee te maken van zijn grote Zoon en Redder.

Wij mogen weten dat hij gekomen is en dat Hij het voorgoed heeft goed gemaakt
Antwoord 63 zegt dat God ook in dit leven al ons wil belonen: als een God die als een schild ons beschermt, en die als een Vader voor ons zorgt onderweg.

Dan mogen we zeker zijn dat aan het eind van de reis de complete erfenis uitgekeerd wordt. Wees maar trouw aan uw Heer, Hij bouwt nu al aan uw toekomst!

Hij zorgt voor ons allemaal en leidt ons door zijn hand…..naar dat beloofde land!

amen

liturgie middagdienst

votum en groet
zingen: Ps. 32: 1,2 Levensliederen

1. Geluk is dat je fouten zijn vergeven,
je zonde weg, bedekt voor heel het leven.
Geluk is dat de HEER je niets verwijt
en dat je bent bezield door eerlijkheid.
Zolang ik zweeg had ik gebroken nachten
en overdag gebrek aan nieuwe krachten.
Uw hand was drukkend zwaar – mijn lijf begon
kapot te gaan als in de hete zon.

2. Ik ben voor u mijn zonde gaan benoemen,
hield ermee op mijn fouten te verbloemen.
Ik zei: ‘Mijn schuld beken ik aan de HEER.’
En u vergaf mij – geen verwijten meer.
Laat wie gelooft zich biddend aan u binden
in tijden dat u zich door hen laat vinden.
Hoe hoog de golven om je heen ook slaan –
gegarandeerd – ze raken jou niet aan.

gebed
Schriftlezing: Gen. 15: 1-7
zingen: Lied 3: 1,2
Schriftlezing: Rom. 4: 1-8
zingen: Lied 3: 3,6
Schriftlezing: Jac. 2: 14-26
zingen: Ps. 50: 11
verkondiging: zondag 23 en 24

zingen: NLB 632: 1,2,3 – melodie LvdK 434 (Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere)

1. Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven.
Laat ons Hem loven en danken, verheugd dat wij leven.
Diep in de nacht heeft Hij verlossing gebracht.
Heeft Hij ons licht aangeheven.

2. Waren wij dood door de zonde verminkt en verloren.
Doven van harte, verhard om zijn woord niet te horen.
Hij is zo groot, Hij overmande de dood.
Wij zijn in Jezus herboren.

3. Nu zend uw Geest, als een vuur, als een stem in ons midden.
Dat wij van harte elkander verstaan en beminnen.
En zo voortaan eren Gods heilige Naam.
En Hem in waarheid aanbidden

geloofsbelijdenis
zingen: Gz. 165
gebed
collecte
slotzang: Gz. 147: 1a, 2m, 3v, R:a
zegen
amen: Gz. 147: 4 en refrein. allen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *