2 Korintiërs 9: 11: Zaaien op dankdag (dankdienst voor gewas en arbeid)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Zaaien op dankdag’, heb ik als thema boven de preek gezet.
Ik zeg maar meteen erbij, om problemen te voorkomen: dat heb ik niet van mezelf.
Het is de titel van een boek, verschenen in 1988, vanuit vrijgemaakte kring, met ‘opstellen over het diaconaat van de christelijke gemeente’.
De titel is duidelijk ontleend aan het bijbelgedeelte van vanavond, 2 Korintiërs 9.
Over dat boek gaat het niet vanavond, maar wel over de boodschap van 2 Kor.9.

‘Zaaien op dankdag’, toch een vreemde combinatie: klopt dat eigenlijk wel?
Als je dankdag viert, gaat het toch niet over zaaien, maar juist over oogsten.
We kijken terug op een seizoen van werken op het land, en allerlei ander werk
en we danken God voor de opbrengsten van al dat werk, voor zijn zorg en zegen.
Zaaien, daar gaat het weer over als na de winter het allemaal weer gaat beginnen.
Meer passend als we in maart een gebedsdienst hebben voor ‘gewas en arbeid’.
Waarom dan nu, aan het eind van het seizoen, een preek over ‘zaaien op dankdag’?

Als we goed lezen wat Paulus schrijft in de verzen die we samen gelezen hebben,
wordt het wel wat meer duidelijk, zoals vooral in vers 10: “God die zaad geeft om te
zaaien en brood om te eten, zal ook u zaad geven en het laten ontkiemen, zodat uw vrijgevigheid een rijke oogst opbrengt” – daarmee zijn bedoeld de financiële middelen
die de gemeenteleden in Korinte van God gekregen hadden en die ze vervolgens
mochten gebruiken om anderen te helpen, zodat ook die anderen konden danken.
Dus wat we krijgen is niet om op te potten of allemaal voor jezelf te houden en te
besteden voor alleen maar eigen plezier en groeiende welvaart, maar om het als
het ware weer te zaaien, te investeren, tot hulp aan anderen en tot eer van God.
Waarbij Paulus de verantwoordelijkheid legt waar die hoort: bij ieder persoonlijk,
lees vers 7: “Iedereen moet voor zichzelf besluiten hoeveel hij wil geven. Je moet
van harte geven en niet omdat het verplicht is. Want God houdt van mensen die
met vreugde geven” (BGT). In 8: 12 stond dat ook al: “Als je het van harte geeft,
is de Heer er blij mee. Maar je hoeft niet meer te geven dan je kunt missen”.

Waar het om gaat, is dat wie dankbaar is voor wat hij van God krijgt, onverdiend,
ook bereid is om te delen met wie minder heeft of zelfs alles verloren heeft – denk
maar aan al die vluchtelingen, aan kinderen die honger lijden, of aan allerlei goede doelen die onze steun nodig hebben, en zeker ook aan wat nodig is voor de kerk.

Zaaien op dankdag
1. met wat God geeft
2. voor wie minder heeft
3. tot meer dank aan God

1. Zaaien op dankdag met wat God geeft.

Op dankdag kijken we terug, zei ik net, en danken we onze God voor alles wat
Hij ons gegeven heeft: leven, gezondheid, eten en drinken, kleren, een huis,
en ook mogelijkheden van leren en studeren, en vrijheid om als christen te leven,
om uit te komen voor ons geloof, om naar de kerk te gaan, en om gemeente te zijn.
Als je er wat meer over nadenkt, kom je er als het goed is van onder de indruk
en ben je minder geneigd te mopperen over wat er niet is, en wat niet goed gaat.
En wie de moeite neemt zich echt te verdiepen in verhalen over wat veel van die vluchtelingen die nu onze kant op komen of al wat langer in ons land zijn, hebben meegemaakt en wat en wie ze hebben achterlaten, die wordt wat bescheidener in het klagen over de lastige of moeilijke dingen in de eigen situatie: al lang op de
wachtlijst voor een beter huis, nog steeds geen baan, achteruitgang in inkomen.
Allemaal dingen die heel moeilijk kunnen zijn, die we zeker als het anderen betreft heel serieus moeten nemen, maar vergeleken met zoveel miljoenen mensen die
helemaal niets meer hebben en zelfs gevaar lopen hun vrijheid en hun leven te verliezen leven we nog altijd in een welvarend en vrij en veilig land – zelfs ondanks
de spanningen en verharde verhoudingen van de laatste tijd rond het asielprobleem.
En dus is er voor ons allemaal reden genoeg om vanavond en elke dag God te danken, en het Paulus na te zeggen: “U bent in ieder opzicht rijk geworden”.

Toch, het klinkt heel massief en ongenuanceerd: “God heeft jullie rijk gemaakt”.
Misschien denk je stiekem wel: nou, dat valt wel tegen, ze moesten eens weten.
Het kan zijn dat je dankdag beleeft met gemengde gevoelen: het was voor mij
een moeilijk jaar, het wordt steeds lastiger om de eindjes aan elkaar te knopen,
het was een jaar waarin mijn huwelijk stuk liep, waarin ik ben ontslagen, waarin
alle inzet om weer een baan te vinden op niets uitliep, waarin ik erg ziek werd…..
Zoals je soms hoort zeggen: ik blijf wel bidden, maar er is weinig om te danken.
En als dan een beroep gedaan wordt om te delen en te geven – waarvan dan?

Nou,Paulus weet ook wel dat ieder gemeentelid en elk gezin een eigen verhaal heeft.
Hij kan ook niet in de portemonnee van elk kerklid in Korinte kijken, en hij wil dat
niet eens, vandaar ook dat hij schrijft (8:12): ‘er wordt niet verwacht dat u geeft
van wat u niet hebt, maar van wat u hebt’ en (8 11): ‘geef naar vermogen’.
Maar als je beseft dat alles wat je krijgt, niet verdiend is maar genade, en als je beseft hoe veel medemensen het hebben, dan is er toch veel reden om de Heer te danken, elke dag persoonlijk, en als gezin, en ook vanavond als gemeente samen.

Waar we ook niet overheen moeten lezen, is dat erbij staat: ‘rijk, in ieder opzicht’.
Zoals vaak in zijn brieven bepaalt Paulus ook in deze brief zijn lezers bij wat we
‘geestelijke gaven’ noemen, waar juist in de brieven aan Korinte veel over staat.
De eerste brief begint ermee: “Ik dank mijn God altijd voor u, omdat Hij u in Christus zijn genade heeft geschonken. Door Hem bent u in elk opzicht rijk geworden” (1:4).
En in deze brief schrijft de apostel. “Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is onwille van u arm geworden, opdat
u door zijn armoede rijk zou worden” (8:9) – en dan voelen we wel aan dat het niet gaat om veel geld of veel luxe, om wat Jezus aardse schatten noemt, maar om het
geweldige dat we kinderen van God mogen zijn en dat de Heilige Geest allerlei
cadeaus uitdeelt als geloof en hoop, liefde, betrokkenheid op elkaar, zorg voor
elkaar, en dat we daarmee elkaar en anderen mogen dienen en ondersteunen.

Het is goed ons ervan bewust te zijn dat we daarmee goud in handen hebben, een rijkdom die niet in euro’s uit te drukken is, en het is goed God ook daarvoor te danken – zoals Paulus dat aan het begin van zijn brieven doet – en er werk van te maken om wat God daarin geeft met elkaar te delen want als Paulus schrijft: Christus is arm geworden om u rijk te maken, dan staat er een meervoud: u, jullie, samen.
Ik denk aan die bekende hoofdstukken uit de eerste brief aan Korinte (12-14) en die bekende uitspraak van Paulus: “in iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente” (12:7), en: jullie zijn allemaal onderdeel van één lichaam.

Nou, en dat geldt net zo voor materiële rijkdom, die we als het goed is ook zien en ervaren als een geestelijke gave, want bedoeld om er gelovig mee om te gaan.
En weer, dan is er alle reden om God te danken, en ook om erop te vertrouwen dat God geeft wat iedereen nodig heeft en wat we samen voor onze taak nodig hebben.
Dat staat duidelijk in vers 8: “God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven,
zodat u altijd en in alle opzichten voldoende voor uzelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk” – en bedenk dat weer: er staat een meervoud.
Daarmee is niet gezegd dat nooit iemand te kort komt, dat er geen armoede zal zijn onder christenen en dat als je maar gelooft het je ook materieel goed zal zijn – dat
belooft God nergens, wel dat als we voor elkaar zorgen en bereid zijn te delen, in de gemeente niemand ongetroost hoeft te leven in ziekte, eenzaamheid of armoede.
Een zin is dat uit het bevestigingsformulier voor diakenen, in gebruik bij de GKV.
De Bijbel is er ook helder in, b.v. in Deut. 15 waar eerst staat dat binnen Gods volk
niemand arm hoeft te zijn – want God geeft alles wat nodig is om te eten en te leven- maar dat als er toch armoede voorkomt, wie meer heeft moet delen en moet geven.

Bovendien staat in vers 8 dat God de macht heeft ons met zijn gaven te overstelpen,
wat niet wil zeggen dat alle mensen, ook niet alle gelovigen, altijd rijk zullen zijn.
Het klopt ook niet dat als je God maar dient en je gelooft en bidt, het je materieel
goed zal gaan, dat zegen=succes – en tegenslag en armoede een soort straf is.
Onlangs is een dominee uit Afrika gepromoveerd op wat het ‘welvaartsevangelie’
genoemd wordt, een manier van denken en preken afkomstig uit de Ver. Staten
en ook in de derde wereld populair, zo van: als je in geloof giften geeft, mag je oogst
verwachten in de vorm van geld, succes en andere vormen van geluk. En dan zijn armoede of ongeluk gevolg van gebrek aan geloof en van oprecht geven aan God.
Die dominee legt daartegen uit dat het zo niet werkt en Paulus dat in 2 Kor. 8 en 9 ook niet bedoelt: God belooft zijn kinderen zegen, na dit leven, maar nu ook al, maar
niet dat als je maar geld geeft, b.v. aan de kerk, God je beloont met welvaart, met
gezondheid, met succes – ook in zorg en ziekte kan God zijn zegen geven, en alles
wat we krijgen van God, is genade, die we mogen delen met elkaar en anderen.
En dan zullen we ervaren dat God ons allemaal genoeg geeft om dat te zaaien.

2. Zaaien op dankdag voor wie minder heeft

Paulus heeft het in deze hoofdstukken over een collecte die in allerlei kerken werd gehouden voor kerk in Jeruzalem die financieel in zwaar weer terechtgekomen was.
Dat vind de apostel een kwestie van christelijke solidariteit, want Jeruzalem was om
zo te zeggen de moederkerk van waaruit al die andere kerken waren ontstaan, lees
Romeinen 15. 26 en 27 waar Paulus aankondigt naar Jeruzalem te gaan om het ingezamelde geld voor de kerk daar af te dragen en dan eraan toevoegt: “Het was
hun eigen beslissing om dat te doen, maar zij waren dat ook verplicht. Want ook zij
krijgen de hemelse rijkdom die God beloofde aan het joodse volk. En daarom moeten zij de Joodse christenen steunen met hun aardse rijkdom”. Eerlijk delen dus.
En in 2 Kor. 8: 14 gaat het ook over wederzijdse solidariteit en eerlijke verdeling.
“Op dit moment lenigt u met uw overvloed de nood van de heiligen in Jeruzalem,
zodat zij later met hun overvloed uw nood kunnen lenigen. Zo is er evenwicht, zoals ook geschreven staat: ‘Hij die meer had, had niet te veel; hij die minder had, had niet te weinig'” . We herkennen wat Mozes namens God ooit zei tegen de Israëlieten in de woestijn toen ze manna kregen en ze dat moesten delen, naar ieders behoefte.
Een les ook voor ons, binnen de gemeente, maar ook breder, in de samenleving, en
zelfs wereldwijd – is niet het evangelie de wereld in gegaan vanuit wat nu Syrië heet
(Antiochië) en Turkije (Klein-Azië) – en hebben wij niet een taak om nu daar nood is
en mensen hier veiligheid zoeken – moslims, maar ook veel christenen onder hen,
om te hulp te komen, met geld, met een veilige plek, en vooral met naastenliefde?
En ook als er tekorten zijn in de kerk, of een beroep op ons gedaan wordt om ons
steentje bij te dragen om hulpverlening mogelijk te maken bij rampen, of om ziekten
te bestrijden, of om het evangelie in woord en daad aan anderen door te geven –
in de eigen regio en verder weg in de wereld, gaat ons hart en ook naar draagkracht
onze portemonnee open, of is geven vooral een aanslag op wat we voor onszelf
hebben opgebouwd en zijn we vooral bang voor teruggang in eigen welvaartsniveau
zoals dat vanuit de politiek onlangs gezegd werd, in verband met het asielprobleem?
Wat eigenlijk neerkomt op de vraag of we wat we met dank aan onze God aan oogst binnen mochten halen, veilig in eigen schuur opbergen, of dat we wat we missen kunnen weer gaan uitzaaien, uitzetten, zeg maar op de akker van medemensen
waar veel minder gezaaid kon worden en dus aan oogst binnengehaald kan worden.
Waarbij we ook kunnen denken een de regel in de wetten van Mozes dat wat op het land of in de boomgaard na de eerste oogst overbleef, bestemd was voor de armen,
de weduwen en wezen, en ook de vreemdelingen zonder eigen land en dus oogst.

De tekst is er duidelijk over en laat geen misverstand bestaan over Gods bedoeling.
“U bent in ieder opzicht rijk geworden, om in alles vrijgevig te kunnen zijn”.
Ik las. “God geeft financiële middelen niet om deze op te potten, maar om ze weg te
geven aan de behoeftigen” – daar wordt je misschien wel financieel minder van, maar geestelijk juist rijker, want je mag met dat waar God je mee zegent anderen tot zegen zijn – Paulus zegt: je vrijgevigheid levert een rijke oogst op: voor anderen en jezelf.
Een uitlegger: “De belofte is dus niet zozeer persoonlijke rijkdom, maar de belofte is: het worden van een instrument in de handen van God om anderen te helpen”.
God belooft dat Hij ervoor zal zorgen dat we genoeg hebben om zelf van te leven en te genieten, en dan ook nog ruimschoots kunnen bijdragen aan allerlei goed werk,
want zo rijk is Gods schepping en zo goed is onze God – vertrouw maar op Hem!

3. Zaaien op dankdag tot meer dank aan God

Als ze in Jeruzalem horen van de goedgeefsheid van de broeders en zusters in Korinte en in andere kerken, dan zullen ze – schrijft Paulus – God ervoor danken.
Danken niet maar voor het ontvangen geld, maar vooral voor het geloof en de liefde die daaruit spreekt; “omdat ze zien hoe overstelpend goed God voor u is geweest”.
Goed om dat mee te nemen als we nadenken over hoe we omgaan met wat God
geeft, wat we zelf nodig hebben en mogen besteden, en wat het gezin vraagt, en
ook wat we waar mogelijk kunnen uitzaaien, doorgeven, om anderen te dienen.

Ik denk aan David die God dankte voor wat bijeengebracht was voor de tempelbouw: “alles is van u afkomstig, en wat we schenken komt ui uw hand” (1 Kron. 29: 14).
Geen dankjewel dus voor jezelf of een voor-wat-hoort-wat, maar God alle dank.

Als we zo geloven en zo leven, afhankelijk en dankbaar, wordt elke dag dankdag,
en dus een dag om te zaaien, in verwachting van en zeker van een grote oogst.

amen

liturgie dankdienst voor gewas en arbeid – woensdag 4 november 2015
welkom
zingen: Ps. 65: 1,4,5 Levensliederen

1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
U zult van ons de dank ontvangen
die U is toegezegd.
U hoort wat mensen aan U vragen,
bij U komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat U ons vergeeft.

2. U onderhoudt het land met regen
en zorgt dat alles groeit.
U geeft rivieren vol met zegen,
zodat de akker bloeit.
U maakt het land geschikt voor koren,
uw arm raakt nooit vermoeid:
U klieft de kluiten, vult de voren
en zegent al wat groeit.

3. U kroont het jaar met uw geschenken,
het druipt van overvloed.
U wilt het droge land doordrenken,
wat bent U gul en goed!
De dalen kleuren blond van koren
de weiden bont van vee,
De heuvels laten van zich horen,
de bergen juichen mee.

stil gebed
votum en groet
zingen: Ps. 146: 3,4,5 LB
gebed
Schriftlezing: 2 Kor. 9
zingen: Ps. 112: 1,3,4
verkondiging: 2 Kor. 9: 11
zingen: Gz. 350: 1,2,3,4 LB
dankgebed
collecte
zingen: Ps. 85: 3,4
zegen
amen: Gz. 456:3 LB

Hebreeën 13: 7: Dank God voor Willibrord…en vele andere boden van het Woord (Allerheiligen)

Gemeente van de Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongeren,
dia 1
Vandaag is het Allerheiligen.
Althans: volgens de rooms-katholieke feestkalender.
Alle dagen van het jaar zijn in die kalender gewijd aan een bepaalde heilige.
En die ene dag in het jaar worden alle heiligen samen nog een keer vereerd.
Juist omdat de dag erna die belangrijke feestdag gevierd zou worden, heeft
Maarten Luther de dag ervoor, op 31 oktober 1517, zijn beroemd geworden
95 stellingen tegen de aflaathandel en andere misbruiken in de kerk van zijn tijd,
aan de deur van de slotkapel van Wittenberg gespijkerd: dia 2 in de hoop dat veel mensen ze zouden lezen en dat dat discussie zou losmaken: missie geslaagd.
Zelfs zo dat nog altijd 31 oktober in veel kerken als Hervormingsdag wordt
gevierd en dat wereldwijd kerken zich naar Luther noemen: Lutherse kerken.
Wat bewijst dat ook protestanten hun ‘heiligen’ hebben: voorgangers en leiders
met veel gezag, tegen wie wordt opgekeken en die blijvende invloed hebben.

Toch hebben de meeste protestanten gebroken met de Allerheiligen-viering.
Dat zit vooral vast op twee aspecten ervan: dat mensen die geacht worden
bepaalde wonderen gedaan te hebben, door de paus heilig verklaard kunnen
worden – waar vaak een heleboel bijgeloof omheen zit, en mensverering – en
dat de heiligen gezien worden als tussenpersonen die je kunt aanroepen en
te hulp roepen bij allerlei problemen – terwijl de Bijbel duidelijk leert dat je niet tot mensen of engelen moet bidden maar rechtstreeks tot God en tot de Heer Jezus.
Er komt bij dat de Bijbel alle gelovigen ‘heiligen’ noemt- mensen die apart gezet
zijn om bij God te horen – en niet een bepaalde groep van bijzondere gelovigen.
Dus het is terecht dat we geen speciale heiligen vereren, en hen niet aanbidden.
Dat geldt trouwens ook van Maria: laten we haar dankbaar eren maar niet vereren.

Kijk, en onder dat voorbehoud wil ik op deze 1 november aandacht geven aan wie ons zijn voorgegaan en het Woord van God hebben gebracht, waarbij we speciaal
de man naar voren halen die van veel belang is geweest bij het doorgeven van het
evangelie in de streek waar wij wonen: Nederland en met name West-Friesland,
en dat is Willibrord – gekomen uit Engeland via Ierland als ‘apostel der Friezen’.
Hij leefde van 658-739, en hij ligt begraven in de abdij van Echternach (Lux.)
De gedenkdag van Willirbrord is trouwens op 7 november, aanstaande zaterdag.
Maar natuurlijk is het maar een van de vele voorbeelden van mannen en vrouwen
die de weg van God gewezen en zelf gelopen hebben, en ander tot voorbeeld zijn
geweest – mensen die we niet vereren maar wel met dankbaarheid gedenken.
Waar de schrijver van deze brief ons toe oproept in dat tekstvers voor vanmorgen:
“Denk aan uw leiders, die het Woord van God aan u hebben verkondigd, neem een voorbeeld aan hun geloof en kijk vooral goed hoe hun levenswandel eindigt”

dia 3 ‘Dank God voor Willibrord…en voor vele andere boden van het Woord!

Van wie hebt u en heb jij het geloof meegekregen, gehoord over God en Jezus?
Dat zal niet voor iedereen precies op dezelfde manier zijn gegaan.
Ik denk voor de meesten dat de ouders de eersten zijn geweest.
Maar het kan ook op latere leeftijd zijn begonnen: door wat je gelezen hebt,
of door een ontmoeting of zelfs een relatie met iemand die al christen was,
of door ervaringen in je eigen leven die een keerpunt zijn geweest naar God toe.
Maar vaak, bijna altijd, zijn mensen een middel geweest in de handen van God.
Dat is zeker zo als we het breder bekijken: hoe Gods Woord steeds door gaat.
Jezus gaf zijn leerlingen als opdracht mee: “Jullie moeten naar alle volken gaan, zodat iedereen mijn leerling kan worden. Jullie moeten de mensen dopen in de
naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Leer de mensen om zich
te houden aan alles wat Ik jullie verteld heb” – zo staat dat in Matt. 28: 19-20.
Dat is gebeurd en zo is het de eeuwen door gegaan, en het gaat nog steeds zo.
De apostel Paulus die zelf met de woorden van Jezus heel wat afgereisd heeft,
schrijft: “Er zijn mensen die Christus hun Heer noemen. Dat betekent dat ze in
Hem geloven. En dat kan alleen doordat ze het nieuws over Hem gehoord hebben.
Dat betekent dus dat iemand het goede nieuws aan hen verteld heeft” (Rom.10:14)
Daar gaat het ook over in onze tekst als de lezers opgeroepen worden de mensen
die het Woord van God aan hen gebracht hebben, dankbaar te gedenken en te
respecteren, en een voorbeeld te nemen aan hoe zij geleefd en geloofd hebben.
Dan kan het gaan om voorgangers die ze zelf hebben meegemaakt, maar verder
terug ook aan mannen en vrouwen die langer geleden hebben meegewerkt aan
het doorgeven van de boodschap van God en aan het opbouwen van de kerk.
Als schakels in die lange traditie waarover Heb. 11 het al heeft, vanaf Adam en Henoch en Noach, Abraham en Mozes, de profeten – met veel inzet en ook veel
afzien en ontberingen – in 12:1 worden ze ‘geloofsgetuigen’ genoemd die als het
ware nog steeds op de tribune meekijken en meeleven met de gelovigen vandaag.
Ik denk zomaar, dat ook een man als Willibrord ertussen zit, als een van de eersten,
en de belangrijkste bode van het Woord in het land en de streek waar wij wonen.
dia 4 wie kent nog deze schoolplaat – van zijn lagere school-tijd?
Daarom even iets meer over deze bode van het Woord, en over hoe mee door zijn inzet het Woord van God vaste voet heeft gekregen in Nederland en West-Friesland.
Nee, hij was niet de eerste, zeker niet in het zuiden van ons land dat eeuwenlang
een deel was van het Romeinse rijk en waar later het zgn Frankische rijk ontstond.
Daar was de boodschap van Jezus al eerder doorgedrongen via christen geworden
Romeinse soldaten en rondreizende kooplieden, en een belangrijk moment was de
bekering tot het christelijk geloof van de Frankische koning Clovis I. dia 5
Maar ten noorden van de grote rivieren, buiten de Romeinse invloed, ging het moeilijker en duurde het veel langer – was de heidense godsdienst veel taaier.
En: predikers van het christelijk geloof werden door de Friezen met argwaan bekeken vanwege de politiek: wilden de Franken niet mét hun bekering hun onderwerping?
Zo moest Willibrord eerst preekvergunning vragen aan de Frankische koning Pepijn.

Willibrord was eigenlijk een Engelse monnik die later naar Ierland ging en vandaar in 690 na Chr. met elf anderen naar het heidense Friesland gestuurd werd dia 6 om het evangelie te verkondigen en de macht van de Germaanse goden te breken, zodat ook in het noorden van ons land mensen gedoopt zouden worden en overal kerken gebouwd konden worden – met toestemming en in opdracht van de paus in Rome.
Samen met zijn helpers heeft Willibrord op allerlei plaatsen gepreekt en zijn veel mensen christen geworden en zijn her en der kleine kerkjes gebouwd – ook in de
streek waar wij nu wonen, waar nog allerlei plekken herinneren aan het werk
van Willibrord; een beroemd voorbeeld is de Willibrordusput in Heiloo – dia 7

Makkelijk ging het zeker niet, er was veel weerstand, zoals van de Friese koning
Radbod van wie het verhaaal gaat dat hi op het punt stond gedoopt te worden – dat was in Hoogwoud – door een andere zendeling (Wulfram) maar ervan afzag toen op zijn vraag of hij in de hemel ook zijn heidense voorouders zou ontmoeten, de zendeling nee zei, waarop Radbod ervoor koos om bij zijn vaderen in het Walhalla te zijn, liever dan met de christelijke Franken in de hemel – een keus die een terugslag betekende in het zendingswerk, want het was in die tijd: zo koning, zo volk.
dia 8
Je kunt je afvragen of de vraag niet te laat was gesteld en het antwoord te stellig
gegeven: het was een harde tijd met duidelijke keuzes, vaak hard tegen hard.
Over de aanpak van Willibrord en anderen toen en latervalt genoeg te zeggen, ook
in kritische zin, met kennis van nu en als je eeuwen later ziet wat er van geworden is.

Als je het over ‘heiligen’ hebt – in de Bijbelse betekenis – en dan gaat het over alle
gelovigen, met goede woorden voor de wereld en als het goed is, een leven naar
die goede woorden, met een taak om tot zegen te zijn – dan zit er altijd veel gebrek
en zonde bij: we belijden als kerk dat zelfs onze beste werken in dit leven allemaal onvolmaakt en met zonde bevlekt zijn – dat staat in zondag 24 van de catechismus.
En in zondag 44 van diezelfde catechismus staat dat ‘zelfs de allerheiligsten’ in dit
leven ‘niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid’ kunnen opbrengen.
Maar met dat er altijd bij mogen we voor dat kleine begin – bij onszelf en bij elkaar, en bij anderen nu en vroeger – toch heel dankbaar zijn, en danken we God daarvoor.

Daarmee ben ik, na een misschien wat uitvoerig stukje vroege kerkgeschiedenis, terug bij dat tekstvers waarin we worden opgeroepen de mensen gedenken die
ons zijn vooregaan en die het Woord van God aan ons verkondigd hebben.
Let er dan op dat er niet staat dat we hen op een voetstuk moeten zetten en vereren.
ook niet dat we hen in alles moet volgen wat ze gezegd en gedaan hebben.
Nergens in de Bijbel worden vorige generaties of grote mannen en vrouwen van vroeger verheerlijkt of worden fouten en misstanden van leiders vergoelijkt.
Ik las kort geleden nog dat heel bijzonder is hoe de Bijbel de vinger legt bij zonden en onrecht en misdaden van b.v. koningen, zelfs een grote koning als David.
Terwijl bij andere volken in dezelfde tijd meestal koningen en andere belangrijke mensen als helden afgeschilderd worden en alleen overwinningen en successen vermeld worden en nederlagen en tegenslagen verzwegen worden.
De Bijbel is eerlijk over de zwakheden en zonden van mensen, van hoog tot laag.
En tegelijk vol over de goedheid en genade van God die juist zwakke mensen kan
gebruiken en ze inschakelt om zijn reddingsplan uit te voeren en door te geven.
Daarom moeten we niet voorgangers of voorouders – zelfs niet je eigen vader en moeder,opa of oma, napraten of nadoen,maar een voorbeeld nemen aan hun geloof.
Hun geloof – niet alleen maar hun woorden, de dogma’s die ze erop nahielden en aan
anderen wilden leren waar misschien best wel wat of veel op aan te merken was zoals Willibrord al het nodige aan rooms gedachtengoed meebracht – maar hun geloof als hun vertrouwen op God en eerbied voor zijn woorden en gedreven door
zijn liefde – hun geloof dat zich vertaalde in een leven vol inzet voor God en mensen.
Weer: niet alles precies nadoen of het met alles eens zijn maar in hetzelfde spoor
verder gaan, achter Jezus aan, en met liefde voor een wereld verloren in schuld.

Zoals Paulus schreef dia 9: “Wat ons drijft is de liefde van Christus, omdat we
ervan overtuigd zijn dat één mens voor alle mensen is gestorven, waardoor alle mensen zijn gestorven, en dat Hij voor allen is gestorven opdat de levenden niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem die voor de levenden is
gestorven en opgewekt”. (2 Korintiërs 5: 14-15).

De schrijver van deze brief zal in zijn tijd allereerst hebben gedacht aan de eerste
verkondigers van de boodschap van Jezus: zijn leerlingen, apostelen, evangelisten.
In een tijd dat de boodschap mondeling werd doorgegeven, omdat de evangeliën en de brieven nog niet geschreven en vermenigvuldigd waren – anders dan in onze tijd.
Maar voor latere lezers en ook voor ons komt het aan op dankbaar gebruik maken
van wat ook voor ons is opgeschreven en bewaard – wees dankbaar voor de bijbel.
Ja maar ook voor hoe de inhoud van die bijbel naar ons is toegekomen – via mensen
als Willibrord en anderen,via mensen in ons eigen leven, en door moderne middelen.

En: er staat niet voor niets bij: kijk vooral goed waar hun levenswandel op uitliep.
Een uitlegger zegt: “Hun volharding tot het einde en hun sterven als martelaar of als getuige is juist voor christenen die hun geloof dreigden los te laten, een belangrijk aandachtspunt.. De leiders die ons het woord predikten, keerden niet halverwege
om: waarom zouden de lezers dat dan doen!” – waarom zouden wij dat doen?
Denk maar aan de trouw een leven lang van je ouders, uw grootouders, mensen
die ons zijn voorgegaan door een soms erg moeilijk leven naar Gods Vaderhuis.

Willibrord is na een leven van grote inzet voor het evangelie gestorven in 739 in Echternach in Luxemburg, waar je nog altijd zijn grafmonument kunt zien – dia 10
Zijn biograaf Alcuin schrijft: “Deze heilige man die zijn hele leven vorderingen maakte in de dienst van God, die Hem welgevallig was en vriendelijk voor het hele volk, is op hoge leeftijd gekomen en ontslapen om van God de veelvuldige vrucht van zijn werk te ontvangen, deze wereld verlatend, om de hemel te bezitten, om zonder einde Christus te zien in zijn eeuwige glorie, in Wiens liefde hij nooit ophield te werken zolang hij onder ons heeft geleefd. Op de zesde dag van de maand november vertrok hij van deze aardse pelgrimsreis naar het eeuwige vaderland en werd begraven in het klooster Echternach, dat hij zelf voor God had gebouwd”.

Een – protestantse – schrijver uit onze eigen tijd eindigt zijn verhaal over het leven en werken van Willlibrord zo: “ondanks al het verkeerde bij Willibrord (en hoeveel is er ook bij ons niet verkeerd?) heeft de Here het heidendom in onze landen verdreven, ook door middel van de ijver van deze Engelse zendeling en van zijn helpers en van zijn opvolgers. Laat ons eerbiedig dankbaar zijn voor Gods grote goedheid aan ons voorgeslacht en aan ons bewezen”. Dank God,ook voor Willibrord!

En laten we bidden met Paulus om te groeien in liefde dia 11:
“Dan zult u samen met alle heiligen de lengte en breedte, diepte en hoogte kunnen begrijpen, ja de liefde van Christus kennen die alle kennis te boven gaat, opdat u zult volstromen met Gods volkomenheid”.
amen

liturgie morgendienst zondag 1 november 2015
votum en groet
zingen: Ps. 42: 1,5
wet van God
zingen: Gz. 176a: 13
gebed
Schriftlezing: Heb. 11: 32 – 12: 2
zingen: Lied 103: 1a, 2v, 3m, refrein: allen
verkondiging: Heb. 13: 7
zingen: NLB 743: 1,2,3,4
gebed
collecte
zingen: Lied 299: 1,2,3,4,10
zegen
amen: NLB 425