2 Korintiërs 9: 11: Zaaien op dankdag (dankdienst voor gewas en arbeid)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Zaaien op dankdag’, heb ik als thema boven de preek gezet.
Ik zeg maar meteen erbij, om problemen te voorkomen: dat heb ik niet van mezelf.
Het is de titel van een boek, verschenen in 1988, vanuit vrijgemaakte kring, met ‘opstellen over het diaconaat van de christelijke gemeente’.
De titel is duidelijk ontleend aan het bijbelgedeelte van vanavond, 2 Korintiërs 9.
Over dat boek gaat het niet vanavond, maar wel over de boodschap van 2 Kor.9.

‘Zaaien op dankdag’, toch een vreemde combinatie: klopt dat eigenlijk wel?
Als je dankdag viert, gaat het toch niet over zaaien, maar juist over oogsten.
We kijken terug op een seizoen van werken op het land, en allerlei ander werk
en we danken God voor de opbrengsten van al dat werk, voor zijn zorg en zegen.
Zaaien, daar gaat het weer over als na de winter het allemaal weer gaat beginnen.
Meer passend als we in maart een gebedsdienst hebben voor ‘gewas en arbeid’.
Waarom dan nu, aan het eind van het seizoen, een preek over ‘zaaien op dankdag’?

Als we goed lezen wat Paulus schrijft in de verzen die we samen gelezen hebben,
wordt het wel wat meer duidelijk, zoals vooral in vers 10: “God die zaad geeft om te
zaaien en brood om te eten, zal ook u zaad geven en het laten ontkiemen, zodat uw vrijgevigheid een rijke oogst opbrengt” – daarmee zijn bedoeld de financiële middelen
die de gemeenteleden in Korinte van God gekregen hadden en die ze vervolgens
mochten gebruiken om anderen te helpen, zodat ook die anderen konden danken.
Dus wat we krijgen is niet om op te potten of allemaal voor jezelf te houden en te
besteden voor alleen maar eigen plezier en groeiende welvaart, maar om het als
het ware weer te zaaien, te investeren, tot hulp aan anderen en tot eer van God.
Waarbij Paulus de verantwoordelijkheid legt waar die hoort: bij ieder persoonlijk,
lees vers 7: “Iedereen moet voor zichzelf besluiten hoeveel hij wil geven. Je moet
van harte geven en niet omdat het verplicht is. Want God houdt van mensen die
met vreugde geven” (BGT). In 8: 12 stond dat ook al: “Als je het van harte geeft,
is de Heer er blij mee. Maar je hoeft niet meer te geven dan je kunt missen”.

Waar het om gaat, is dat wie dankbaar is voor wat hij van God krijgt, onverdiend,
ook bereid is om te delen met wie minder heeft of zelfs alles verloren heeft – denk
maar aan al die vluchtelingen, aan kinderen die honger lijden, of aan allerlei goede doelen die onze steun nodig hebben, en zeker ook aan wat nodig is voor de kerk.

Zaaien op dankdag
1. met wat God geeft
2. voor wie minder heeft
3. tot meer dank aan God

1. Zaaien op dankdag met wat God geeft.

Op dankdag kijken we terug, zei ik net, en danken we onze God voor alles wat
Hij ons gegeven heeft: leven, gezondheid, eten en drinken, kleren, een huis,
en ook mogelijkheden van leren en studeren, en vrijheid om als christen te leven,
om uit te komen voor ons geloof, om naar de kerk te gaan, en om gemeente te zijn.
Als je er wat meer over nadenkt, kom je er als het goed is van onder de indruk
en ben je minder geneigd te mopperen over wat er niet is, en wat niet goed gaat.
En wie de moeite neemt zich echt te verdiepen in verhalen over wat veel van die vluchtelingen die nu onze kant op komen of al wat langer in ons land zijn, hebben meegemaakt en wat en wie ze hebben achterlaten, die wordt wat bescheidener in het klagen over de lastige of moeilijke dingen in de eigen situatie: al lang op de
wachtlijst voor een beter huis, nog steeds geen baan, achteruitgang in inkomen.
Allemaal dingen die heel moeilijk kunnen zijn, die we zeker als het anderen betreft heel serieus moeten nemen, maar vergeleken met zoveel miljoenen mensen die
helemaal niets meer hebben en zelfs gevaar lopen hun vrijheid en hun leven te verliezen leven we nog altijd in een welvarend en vrij en veilig land – zelfs ondanks
de spanningen en verharde verhoudingen van de laatste tijd rond het asielprobleem.
En dus is er voor ons allemaal reden genoeg om vanavond en elke dag God te danken, en het Paulus na te zeggen: “U bent in ieder opzicht rijk geworden”.

Toch, het klinkt heel massief en ongenuanceerd: “God heeft jullie rijk gemaakt”.
Misschien denk je stiekem wel: nou, dat valt wel tegen, ze moesten eens weten.
Het kan zijn dat je dankdag beleeft met gemengde gevoelen: het was voor mij
een moeilijk jaar, het wordt steeds lastiger om de eindjes aan elkaar te knopen,
het was een jaar waarin mijn huwelijk stuk liep, waarin ik ben ontslagen, waarin
alle inzet om weer een baan te vinden op niets uitliep, waarin ik erg ziek werd…..
Zoals je soms hoort zeggen: ik blijf wel bidden, maar er is weinig om te danken.
En als dan een beroep gedaan wordt om te delen en te geven – waarvan dan?

Nou,Paulus weet ook wel dat ieder gemeentelid en elk gezin een eigen verhaal heeft.
Hij kan ook niet in de portemonnee van elk kerklid in Korinte kijken, en hij wil dat
niet eens, vandaar ook dat hij schrijft (8:12): ‘er wordt niet verwacht dat u geeft
van wat u niet hebt, maar van wat u hebt’ en (8 11): ‘geef naar vermogen’.
Maar als je beseft dat alles wat je krijgt, niet verdiend is maar genade, en als je beseft hoe veel medemensen het hebben, dan is er toch veel reden om de Heer te danken, elke dag persoonlijk, en als gezin, en ook vanavond als gemeente samen.

Waar we ook niet overheen moeten lezen, is dat erbij staat: ‘rijk, in ieder opzicht’.
Zoals vaak in zijn brieven bepaalt Paulus ook in deze brief zijn lezers bij wat we
‘geestelijke gaven’ noemen, waar juist in de brieven aan Korinte veel over staat.
De eerste brief begint ermee: “Ik dank mijn God altijd voor u, omdat Hij u in Christus zijn genade heeft geschonken. Door Hem bent u in elk opzicht rijk geworden” (1:4).
En in deze brief schrijft de apostel. “Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is onwille van u arm geworden, opdat
u door zijn armoede rijk zou worden” (8:9) – en dan voelen we wel aan dat het niet gaat om veel geld of veel luxe, om wat Jezus aardse schatten noemt, maar om het
geweldige dat we kinderen van God mogen zijn en dat de Heilige Geest allerlei
cadeaus uitdeelt als geloof en hoop, liefde, betrokkenheid op elkaar, zorg voor
elkaar, en dat we daarmee elkaar en anderen mogen dienen en ondersteunen.

Het is goed ons ervan bewust te zijn dat we daarmee goud in handen hebben, een rijkdom die niet in euro’s uit te drukken is, en het is goed God ook daarvoor te danken – zoals Paulus dat aan het begin van zijn brieven doet – en er werk van te maken om wat God daarin geeft met elkaar te delen want als Paulus schrijft: Christus is arm geworden om u rijk te maken, dan staat er een meervoud: u, jullie, samen.
Ik denk aan die bekende hoofdstukken uit de eerste brief aan Korinte (12-14) en die bekende uitspraak van Paulus: “in iedereen is de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente” (12:7), en: jullie zijn allemaal onderdeel van één lichaam.

Nou, en dat geldt net zo voor materiële rijkdom, die we als het goed is ook zien en ervaren als een geestelijke gave, want bedoeld om er gelovig mee om te gaan.
En weer, dan is er alle reden om God te danken, en ook om erop te vertrouwen dat God geeft wat iedereen nodig heeft en wat we samen voor onze taak nodig hebben.
Dat staat duidelijk in vers 8: “God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven,
zodat u altijd en in alle opzichten voldoende voor uzelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk” – en bedenk dat weer: er staat een meervoud.
Daarmee is niet gezegd dat nooit iemand te kort komt, dat er geen armoede zal zijn onder christenen en dat als je maar gelooft het je ook materieel goed zal zijn – dat
belooft God nergens, wel dat als we voor elkaar zorgen en bereid zijn te delen, in de gemeente niemand ongetroost hoeft te leven in ziekte, eenzaamheid of armoede.
Een zin is dat uit het bevestigingsformulier voor diakenen, in gebruik bij de GKV.
De Bijbel is er ook helder in, b.v. in Deut. 15 waar eerst staat dat binnen Gods volk
niemand arm hoeft te zijn – want God geeft alles wat nodig is om te eten en te leven- maar dat als er toch armoede voorkomt, wie meer heeft moet delen en moet geven.

Bovendien staat in vers 8 dat God de macht heeft ons met zijn gaven te overstelpen,
wat niet wil zeggen dat alle mensen, ook niet alle gelovigen, altijd rijk zullen zijn.
Het klopt ook niet dat als je God maar dient en je gelooft en bidt, het je materieel
goed zal gaan, dat zegen=succes – en tegenslag en armoede een soort straf is.
Onlangs is een dominee uit Afrika gepromoveerd op wat het ‘welvaartsevangelie’
genoemd wordt, een manier van denken en preken afkomstig uit de Ver. Staten
en ook in de derde wereld populair, zo van: als je in geloof giften geeft, mag je oogst
verwachten in de vorm van geld, succes en andere vormen van geluk. En dan zijn armoede of ongeluk gevolg van gebrek aan geloof en van oprecht geven aan God.
Die dominee legt daartegen uit dat het zo niet werkt en Paulus dat in 2 Kor. 8 en 9 ook niet bedoelt: God belooft zijn kinderen zegen, na dit leven, maar nu ook al, maar
niet dat als je maar geld geeft, b.v. aan de kerk, God je beloont met welvaart, met
gezondheid, met succes – ook in zorg en ziekte kan God zijn zegen geven, en alles
wat we krijgen van God, is genade, die we mogen delen met elkaar en anderen.
En dan zullen we ervaren dat God ons allemaal genoeg geeft om dat te zaaien.

2. Zaaien op dankdag voor wie minder heeft

Paulus heeft het in deze hoofdstukken over een collecte die in allerlei kerken werd gehouden voor kerk in Jeruzalem die financieel in zwaar weer terechtgekomen was.
Dat vind de apostel een kwestie van christelijke solidariteit, want Jeruzalem was om
zo te zeggen de moederkerk van waaruit al die andere kerken waren ontstaan, lees
Romeinen 15. 26 en 27 waar Paulus aankondigt naar Jeruzalem te gaan om het ingezamelde geld voor de kerk daar af te dragen en dan eraan toevoegt: “Het was
hun eigen beslissing om dat te doen, maar zij waren dat ook verplicht. Want ook zij
krijgen de hemelse rijkdom die God beloofde aan het joodse volk. En daarom moeten zij de Joodse christenen steunen met hun aardse rijkdom”. Eerlijk delen dus.
En in 2 Kor. 8: 14 gaat het ook over wederzijdse solidariteit en eerlijke verdeling.
“Op dit moment lenigt u met uw overvloed de nood van de heiligen in Jeruzalem,
zodat zij later met hun overvloed uw nood kunnen lenigen. Zo is er evenwicht, zoals ook geschreven staat: ‘Hij die meer had, had niet te veel; hij die minder had, had niet te weinig'” . We herkennen wat Mozes namens God ooit zei tegen de Israëlieten in de woestijn toen ze manna kregen en ze dat moesten delen, naar ieders behoefte.
Een les ook voor ons, binnen de gemeente, maar ook breder, in de samenleving, en
zelfs wereldwijd – is niet het evangelie de wereld in gegaan vanuit wat nu Syrië heet
(Antiochië) en Turkije (Klein-Azië) – en hebben wij niet een taak om nu daar nood is
en mensen hier veiligheid zoeken – moslims, maar ook veel christenen onder hen,
om te hulp te komen, met geld, met een veilige plek, en vooral met naastenliefde?
En ook als er tekorten zijn in de kerk, of een beroep op ons gedaan wordt om ons
steentje bij te dragen om hulpverlening mogelijk te maken bij rampen, of om ziekten
te bestrijden, of om het evangelie in woord en daad aan anderen door te geven –
in de eigen regio en verder weg in de wereld, gaat ons hart en ook naar draagkracht
onze portemonnee open, of is geven vooral een aanslag op wat we voor onszelf
hebben opgebouwd en zijn we vooral bang voor teruggang in eigen welvaartsniveau
zoals dat vanuit de politiek onlangs gezegd werd, in verband met het asielprobleem?
Wat eigenlijk neerkomt op de vraag of we wat we met dank aan onze God aan oogst binnen mochten halen, veilig in eigen schuur opbergen, of dat we wat we missen kunnen weer gaan uitzaaien, uitzetten, zeg maar op de akker van medemensen
waar veel minder gezaaid kon worden en dus aan oogst binnengehaald kan worden.
Waarbij we ook kunnen denken een de regel in de wetten van Mozes dat wat op het land of in de boomgaard na de eerste oogst overbleef, bestemd was voor de armen,
de weduwen en wezen, en ook de vreemdelingen zonder eigen land en dus oogst.

De tekst is er duidelijk over en laat geen misverstand bestaan over Gods bedoeling.
“U bent in ieder opzicht rijk geworden, om in alles vrijgevig te kunnen zijn”.
Ik las. “God geeft financiële middelen niet om deze op te potten, maar om ze weg te
geven aan de behoeftigen” – daar wordt je misschien wel financieel minder van, maar geestelijk juist rijker, want je mag met dat waar God je mee zegent anderen tot zegen zijn – Paulus zegt: je vrijgevigheid levert een rijke oogst op: voor anderen en jezelf.
Een uitlegger: “De belofte is dus niet zozeer persoonlijke rijkdom, maar de belofte is: het worden van een instrument in de handen van God om anderen te helpen”.
God belooft dat Hij ervoor zal zorgen dat we genoeg hebben om zelf van te leven en te genieten, en dan ook nog ruimschoots kunnen bijdragen aan allerlei goed werk,
want zo rijk is Gods schepping en zo goed is onze God – vertrouw maar op Hem!

3. Zaaien op dankdag tot meer dank aan God

Als ze in Jeruzalem horen van de goedgeefsheid van de broeders en zusters in Korinte en in andere kerken, dan zullen ze – schrijft Paulus – God ervoor danken.
Danken niet maar voor het ontvangen geld, maar vooral voor het geloof en de liefde die daaruit spreekt; “omdat ze zien hoe overstelpend goed God voor u is geweest”.
Goed om dat mee te nemen als we nadenken over hoe we omgaan met wat God
geeft, wat we zelf nodig hebben en mogen besteden, en wat het gezin vraagt, en
ook wat we waar mogelijk kunnen uitzaaien, doorgeven, om anderen te dienen.

Ik denk aan David die God dankte voor wat bijeengebracht was voor de tempelbouw: “alles is van u afkomstig, en wat we schenken komt ui uw hand” (1 Kron. 29: 14).
Geen dankjewel dus voor jezelf of een voor-wat-hoort-wat, maar God alle dank.

Als we zo geloven en zo leven, afhankelijk en dankbaar, wordt elke dag dankdag,
en dus een dag om te zaaien, in verwachting van en zeker van een grote oogst.

amen

liturgie dankdienst voor gewas en arbeid – woensdag 4 november 2015
welkom
zingen: Ps. 65: 1,4,5 Levensliederen

1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
U zult van ons de dank ontvangen
die U is toegezegd.
U hoort wat mensen aan U vragen,
bij U komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat U ons vergeeft.

2. U onderhoudt het land met regen
en zorgt dat alles groeit.
U geeft rivieren vol met zegen,
zodat de akker bloeit.
U maakt het land geschikt voor koren,
uw arm raakt nooit vermoeid:
U klieft de kluiten, vult de voren
en zegent al wat groeit.

3. U kroont het jaar met uw geschenken,
het druipt van overvloed.
U wilt het droge land doordrenken,
wat bent U gul en goed!
De dalen kleuren blond van koren
de weiden bont van vee,
De heuvels laten van zich horen,
de bergen juichen mee.

stil gebed
votum en groet
zingen: Ps. 146: 3,4,5 LB
gebed
Schriftlezing: 2 Kor. 9
zingen: Ps. 112: 1,3,4
verkondiging: 2 Kor. 9: 11
zingen: Gz. 350: 1,2,3,4 LB
dankgebed
collecte
zingen: Ps. 85: 3,4
zegen
amen: Gz. 456:3 LB

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *