Exodus 24:11b: Feestmaal met de Koning (viering van het avondmaal)

Geliefde gemeente van onze Heer, gasten van wie vandaag de Gastheer is….
dia 1
Wie van u, van jullie, heeft wel eens aan tafel gezeten met de koning of koningin?
Dat overkomt maar weinig ‘gewone burgers’, en als het gebeurt, is dat heel bijzonder.
Maar realiseren we ons dan wel genoeg hoe bijzonder het is wat hier in de kerk weer
gebeurt vanmorgen: we mogen aan tafel zitten bij Jezus zelf, die de zoon van God is.
In het formulier dat we straks lezen, staat een kort zinnetje wat zomaar langs ons heen gaat – zo gaat dat met formulierteksten die we al vaak gehoord hebben – maar
laten we er vanmorgen maar eens even extra goed naar luisteren en het op ons in
laten werken: “Laten we onze harten richten op Hem, die koning is in de hemel en
gastheer aan deze tafel” – koning in de hemel en gastheer aan deze tafel – straks
mag u bij een koning aan tafel zitten, nee niet bij een koning: bij de grote Koning.

En dat spreekt niet vanzelf, dat is niet omdat ik een of andere hoogwaardigheids-bekleder ben of me extra verdienstelijk gemaakt heb – zoals dat vaak gaat als in onze wereld koningen of andere leiders een diner geven of een receptie -nee, dat is omdat
die koning eerst een slaaf wilde worden en wilde lijden en sterven voor wie vijanden waren van Hem en van zijn Vader in de hemel – in datzelfde formulier staat dat we
aan deze tafel de verlossing van ons leven mogen vieren – dankzij Gods grote liefde.

En daar zijn we allemaal gelijk in:aan deze tafel is niemand meer en niemand minder.
In een ander formulier worden we in duidelijke taal op onze plaats gezet: “we eten straks brood waar we geen recht op hebben, nog niet op een kruimel…ook verdienen we geen druppel van de wijn die we straks drinken…..we komen niet aan het avondmaal omdat we dat uit onszelf waard zijn. Jezus Christus geeft ons dit feestmaal….Alles wat Hij verdiend heeft door zijn lijden en sterven,krijgen wij”
En dan nog maar eens die zin: laten we onze harten richten op Hem, die koning is
in de hemel, en gastheer aan deze tafel”. Kijk elkaar maar eens aan zo meteen in dat besef: we zitten aan tafel bij de grote koning,en daar betaalde Hij voor met zijn leven.
dia 2
We gaan met dat voor ogen en tussen onze oren en vooral: in ons hart – nog heel veel meer eeuwen terug in de tijd dan we al deden toen we Jezus in beeld kregen.
Ik weet niet hoe dat met jullie is, maar ik vind het altijd weer een heel bijzondere tekst
waar je trouwens ook zomaar overheen leest, dat gebeuren op een van de hellingen van die berg waar God in al zijn majesteit verschenen was, zo indrukwekkend dat de mensen op hun benen stonden te trillen omdat horen en zien hun verging, er staat dat ze tegen Mozes zeiden dat God maar niet meer rechtstreeks tegen hen moest
spreken omdat ze dat niet zouden overleven – en even later gaat Mozes de berg op samen met zijn broer Aäron en zijn zoons Nadab en Abihu, met ook nog zeventig vertegenwoordigers van het volk,en dan dia 3 “zij zagen de God van Israël”, als de Koning op zijn troon: “onder zijn voeten was er iets als een plaveisel van saffier, helder stralend als de hemel zelf” – en dat is het grootse wonder dat ze dat niet met de dood hoefden te bekopen maar als het ware bij zijne Majesteit aan tafel mochten:”deze vooraanstaande Israëlieten werden niet door God gedood: zij zagen Hem, en zij aten en dronken”, daarna gingen ze terug naar beneden, naar het volk.

Twee momenten vallen op in dit verhaal: wat is dat zien van God geweest – heel de Bijbel leert ons toch dat mensen God niet kunnen zien – “niemand heeft ooit God
gezien”, lezen we in Joh. 1; en het tweede dat opvalt is dat die mannen het hebben overleefd – terwijl ook in de Bijbel staat dat niemand God kan zien en in leven blijft.
Dus is het wel intrigerend en spannend wat daar op die berg is gebeurd en wat het
het volk toen te zeggen had en voor ons vandaag betekent voor ons geloofsleven.
Het moment maakt het extra bijzonder: net na die verschijning van Gods majesteit
op de berg Horeb, met donder en bliksem, rook en vuur, en daarna de wetgeving.
Van te voren was het volk gewaarschuwd dat niemand te dichtbij mocht komen.
God had tegen Mozes gezegd: “Geef aan tot waar het volk mag komen, en waarschuw hen dat ze de berg niet opgaan, zelfs de voet daarvan mogen ze niet betreden. Wie zich op de berg waagt, moet ter dood gebracht worden”…..en een paar dagen nog een keer: “Ga naar beneden en waarschuw het volk. Ze mogen niet hierheen komen om mij te zien. Want dan zullen er veel mensen sterven. Ook de priesters, die anders altijd wel bij me mogen komen, moeten nu op een afstand blijven. Anders zal Ik ze straffen” – het is als bij hoogspanning: levensgevaarlijk!
dia 4
Des te meer bijzonder dat die grote en machtige en heilige God wil omgaan met mensen, dat eerst Mozes wel als enige de berg op mocht, hoewel hij ook een zondig mens was – “Mozes klom de berg op, naar God toe”, staat in Exodus 19: 3 – en dat
een tijdje later vertegenwoordigers van het volk God zagen en dat overleefden, dat
ze zelfs rustig zaten te eten en te drinken letterlijk aan Gods voeten – wonderlijk!
Nee, ze konden God niet in het gezicht kijken – zoals later Mozes God alleen mocht zien van achteren, toen Hij al voorbij was, en hier alleen de onderkant van de troon
van God – er staat: onder zijn voeten was iets als een plaveisel van saffier – stralend!
Indrukwekkend zo’n picknick in de open lucht, onder een stralend strakblauwe hemel,
nadat het onweer was overgedreven en de zon scheen en midden in de bergen……
dia 5
Maar hoe kon dat dan dat eerst iedereen op grote afstand moest blijven, en even
later God die vertegenwoordigers van zijn volk als het ware uitnodigt aan tafel?
Dat er staat dat God geen vinger naar hen uitsteekt maar dat ze dit mogen beleven?
Dat ze daar op die berghelling een soort feestmaal vieren, oog in oog met God zelf?

Nou, dat heeft alles te maken met wat kort daarvoor is gebeurd, in opdracht van God.
Mozes had onder aan die berg een altaar gebouwd en daarop waren offers gebracht.
Daarna goot hij de helft van het opgevangen bloed over het altaar heen en de andere
helft goot hij uit over de mensen die daar bij elkaar stonden zodat ze bloedspetters in hun gezicht en op hun kleren kregen – niet zo smakelijk voor ons besef maar als een teken dat God alleen met hen om kon gaan als er bloed voor gevloeid had -van de dieren die geofferd waren, in plaats van hun eigen leven – ter betaling van de schuld
die ze door hun zonden hadden bij God- dia 6 Mozes zegt erbij:”met dit bloed wordt het verbond bekrachtigd dat de HEER met u heeft gesloten” – een uitlegger schrijft: “het verbond met de HERE is alleen mogelijk als er bloed gevloeid heeft en de zonden van het volk bedekt zijn. Zonder het verzoenende bloed zou er geen enkele verhouding met de HERE mogelijk zijn. Dan zou het volk weggebliksemd zijn”.

Ja, en zo is het ook nu nog, voegt die uitlegger eraan toe: “want het bloed dat Mozes over het volk sprenkelde, verwees naar het bloed van Christus. Zijn bloed is de werkelijke basis voor de goede verhouding met God, voor een leven in het verbond met Hem” (einde citaat). Dat is wat Jezus bedoelde toen Hij het avondmaal instelde.
en de beker met wijn rond liet gaan: “deze beker, die voor jullie wordt uitgegoten,
is het nieuwe verbond dat door mijn bloed gesloten wordt” (Lucas 22: 20). dia 7
En, zoals ook vaak als mensen een verbond sluiten, afspraken maken, een relatie aangaan, wordt dat met een maaltijd gevierd – denk maar aan een bruiloft, of een
ander feest met familie en vrienden, en een diner van de koning op staatsbezoek.
Het werd een bijzonder feestmaal, om te vieren dat God een verbond gesloten
had met dat net bevrijde slavenvolkje, op grond van offerbloed, op grond van de
liefde en de genade en de trouw van een God die dichtbij mensen wonen wil.
En nu zitten wij vandaag, heel veel eeuwen later, in de kerk, en ook aan tafel.
Vergeleken met toen zou je denken: heel gewoon, in een gebouw, op een stoel.
Niets van dat indrukwekkende van dat gebergte en de ervaring van Gods glorie:
“Ze zagen de God van Israël. Het leek alsof er onder Gods voeten een vloer was
van prachtige blauwe steentjes. Die blauwe steentjes schitterden als de hemel”.
En ze hadden allemaal nog dat indrukwekkende van Gods verschijning op hun
netvlies en de geluiden van donder en bliksem en Gods stem in hun oren.
Steekt daar wat wij hier vanmorgen beleven niet schamel en armoedig bij af?

Dat lijkt wel zo natuurlijk, het lijkt zoveel meer gewoon en alledaags, maar toch.
De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft het er ook over, en hij wijst zijn
lezers dan juist op het meer en rijkere van het nieuwe verbond door Jezus:
“Het gaat bij jullie totaal anders dan vroeger, bij het volk van Israël. Toen ging het volk naar God toe op de berg Sinai. Er brandde daar een vuur, het was donker en het stormde. Er klonk een luide trompet, en iedereen hoorde Gods stem..Wat ze daar meemaakten, was verschrikkelijk. Zelfs Mozes beefde van angst…Maar: jullie kunnen naar God gaan op de berg Sion. Dat is het hemelse Jeruzalem, de stad van de levende God.” Daar is Jezus, de middelaar van een nieuw verbond. (Heb.12: 18vv)
dia 8
Dus zijn wij niet armer dan die mannen toen op die berg, maar juist veel rijker.
In Jezus is God veel dichterbij gekomen dan toen op die berg Sinai, en door
Jezus mogen wij allemaal aan tafel zitten met Jezus als de hemelse gastheer.
Als we dat brood aanpakken en dat bekertje, als het ware uit de handen van
Jezus zelf, kunnen we Gods liefde en genade aanpakken en zelfs proeven,
en geloven dat God onze schuld vergeeft en ons echt en eeuwig leven gunt.

Terecht noemt het formulier het avondmaal dan ook een ‘geestelijk feestmaal’.
Alle reden om er dan ook een feest van te maken, samen met God en elkaar.
Vol verwondering en met veel dankbaarheid over zoveel liefde een veel geduld.
En vol verwachting over wat nog komen gaat, als het grote feest gaat beginnen!
dia 9
amen

liturgie dienst van Schrift en tafel
votum en groet
zingen: Gz. 133: 1a, 2v, 3a, 4m, 5a
wet van de HEER (Exodus 20)
zingen: Ps. 15: 1-4
gebed
Schriftlezing: Exodus 24: 1-11
zingen: Ps. 36: 2,3
verkondiging: Exodus 24: 11b
zingen: Lied 288: 1,5,7
gebed
collecte
zingen: Ps. 43: 3,4

avondmaalsformulier IV
1e tafel: L: Psalm 23: 1-3 / zingen: Ps. 23: 1 – de herder gaat voorop
2e tafel: L: Psalm 23: 4-5a / zingen: Ps. 23: 2 – de herder gaat mee
3e tafel: L: Psalm 23: 5b-6 / zingen: Ps. 23: 3 – de herder brengt thuis

dankzegging

zingen: Ps. 150: 1,2 Levensliederen

1.
m: Zing het uit en prijs de HEER!
v: Prijs God, geef hem alle eer
m: in de tempel waar hij woont,
v: in de hemel waar hij troont.
allen Prijs zijn koninklijke hoogheid!
Prijs hem om zijn scheppingsmacht.
Prijs hem om zijn zeggingskracht.
Prijs zijn grenzeloze grootheid!

2.

m: Dans! De toon is nu gezet.
v: Prijs hem, ramshoorn en trompet.
m. Prijs hem, snaren, harp en luit.
v: Prijs hem, tamboerijn en fluit.
allen: Prijs hem, klinkende cimbalen.
Prijs hem, bekkens: vol geluid!
Prijs de HEER en zing het uit
alles wat kan ademhalen
zegen

Zondag 13 Heid. Cat.: Wij Gods kinderen….dat moet wel Vaders liefde zijn!

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, zijn en elkaars broers en zussen,

  In wat we net samen uit de bijbel hebben gelezen, springt er voor mij één vers nadrukkelijk bovenuit vanavond

Dat is Hebreeën 2: 11:  Hij – en dat is de eigen Zoon van God, de Here Jezus -schaamt zich er niet voor hen – u, jullie, mij – zijn broers en zussen te noemen.

Waarom ik dat vers speciaal onder uw en jouw aandacht breng? Nou, omdat het goed is er even bij stil te staan en over na  te denken. Probeer u in te denken wie Jezus is, waar Hij vandaan kwam, wat Hij deed… en kijk eens eerlijk naar uzelf, probeer door Jezus’ ogen naar jezelf te kijken… en kijk ook eens om u heen: naar elkaar, naar wat we er van maken met elkaar…

Ik hoop dat u het goed kunt vinden met uw familie……dat jij blij bent met deze vader….deze moeder…met het gezin waar je uit komt… Maar het kan ook anders: je schaamt je voor je vader….of je moeder….je hoopt maar dat ze niet door hebben dat die of die een oom van je is…of een neef…er zijn kinderen van wie de vader in de gevangenis zit….van wie de moeder verslaafd is je zult maar een broer hebben die nergens voor wil deugen  of een zus die in de prostitutie is terecht gekomen….daar wil je eigenlijk niet bij horen….je schaamt je kapot…en toch: het blijven je ouders, je broer, je zus…..je houdt toch van ze….!

Zulke voorbeelden brengen een heel klein beetje dichterbij wat in dat vers dat ik uit Heb. 2 even heb uitvergroot, wordt gezegd van Jezus, de eigen Zoon van God: Hij schaamt zich er niet voor ons (!) zijn broers te noemen, en zijn zussen….

Waarom niet? omdat daar geen reden voor zou zijn…? ik weet wel beter! kinderen van huis weggelopen, ondankbaar, liefdeloos soms,  tegen de draad, verslaafd aan wat God juist verfoeit en wat slecht voor ons is, wat God gegeven heeft, verspeeld en kapot gemaakt, en moet je kijken hoe we als mensen omgaan met elkaar!!

Je ziet er iets van in dat verhaal van Mozes: zet je je voor ze in…slaan ze elkaar de hersens in! Kom je voor ze op,lappen ze je erbij, zodat je moet vluchten voor je leven Je zou je er toch voor schamen als dat je familie is! daar wil je niet bij horen, toch?

Maar Mozes reageert anders. Hij zoekt zijn volk op en komt voor ze op. En Jezus schaamt zich niet voor mensen als wij zijn: kijk, dat is nou mijn familie. Jezus kwam juist naar ons toe….Gods Zoon wilde zelfs een van ons worden.

En waarom? het staat erbij: Hij en wij hebben dezelfde Vader: God zelf. Dit is nou echte liefde! laten we aanbidden wat we nooit zullen begrijpen: dat zo de liefde van God geschiedt.

dia 2   Wij Gods kinderen…dat moet wel Vaders liefde zijn!

1 onverdiend

2 duur betaald

3 nooit vrijbljvend

 dia 3

1. wij Gods kinderen…dat moet wel Vaders liefde zijn – een liefde die wij niet verdiend hebben: ‘uit genade’

 Je zou ze toch! Ondank is ‘s werelds loon. Ervaart ook Mozes. Geloof maar dat het heel wat voor Mozes geweest is: hij ging naar zijn broeders.. Mozes die zo van z’n zesde of zevende opgegroeid was aan het hof van de Farao, en vast een heel eind weg gegroeid van zijn eigen volk – afstand van hen was ook wel zo veilig… opgevoed helemaal als een prins, de aangenomen zoon van de dochter van Farao, onderwezen in de taal en de gewoonten en de wijsheid en vast ook de godsdienst van Egypte -en ook met de weelde van het schatrijke hof van een land vol cultuur onder handbereik..

dia 4

Of en hoe vaak er nog contact was met thuis, wie zal het zeggen. Je krijgt de indruk van weinig meer – hij is bijna veertig als hij weer eens bij zijn volksgenoten gaat kijken. Het zou zelfs voor de hand gelegen hebben dat Mozes – zo hoog geklommen en met een zo ander leven – zich was gaan generen voor zijn afkomst: een slavenjoch dat zelfs in de Nijl verdronken had moeten zijn…met familie waar ze om hem heen verachtelijk en vijandig naar keken…van die verachtelijke schaapherders, en slaven.

Ja, en toch kroop ook bij Mozes het bloed waar het eigenlijk niet gaan kon -ging Mozes op zoek naar zijn roots, en meer nog dan dat: toen Mozes volwassen geworden was (hij was al veertig! het had best jaren geduurd) ging hij naar zijn broeders en lette op hun dwangarbeid….en als Mozes dan een Egyptische opzichter een Hebreeuwse dwangarbeider ziet afranselen, begint dat lang onderdrukte joodse bloed te koken en hij slaat erop los – zo zelfs dat die opzichter dat niet overleeft: wat heeft hij gedaan…gauw onder het zand…

Maar dan – de volgende dag – je zou ze toch: zijn twee landgenoten met elkaar op de vuist! en als Mozes tussenbeide wil komen, wordt zijn hulp niet gewaardeerd: zeg, wou jij ons ook in elkaar slaan zoals gisteren die Egyptenaar?  Je zou ze toch!! Het is meteen het eind van Mozes’ prille bevrijdingsactie: weg wezen hier….ver weg!!

Veertig jaar later kon hij terug – ging hij weer maar nu in opdracht van God….maar veel beter was het niet: Mozes wat kom je hier doen, je maakt het nog erger…en in de woestijn steeds weer: waarom heb je ons hier gebracht, we willen terug…

Terugkijkend op zoveel jaren gemopper en ondankbaarheid zegt Mozes met recht: (in Deut. 9):   jullie krijgen dit mooie land niet omdat jullie dat verdiend hebben…. integendeel: jullie zijn een hardnekkig volk…steeds weer hebben jullie God boos gemaakt…vanaf dat jullie wegtrokken uit Egypte tot vandaag toe zijn jullie tegen de Here opstandig geweest.. Triest en om boos te worden: dan heb je het toch wel een keer helemaal gehad…

Ja maar, wacht nou even:  datzelfde past helemaal op hoe wij mensen zijn en doen tegenover de Here… dat opstandig zijn en ongehoorzaam zijn en ondankbaar zijn….en eigen gang willen gaan….

Dat is al begonnen met Adam en Eva en het is zo gebleven:      dia 5 

U en ik zijn niks beter van onszelf… De gevolgen van die opstand zijn rampzalig: slaven zijn we geworden van de duivel en als gevolg daarvan houdt de angst voor de dood en alle ellende die daarin meekomt, ons gevangen…

Paulus schrijft:  door één mens is de zonde in de wereld gekomen, en door die zonde de dood, en de dood is het lot van alle mensen geworden omdat ze allemaal gezondigd hebben   (Rom.5)     We hebben de dood verdiend! We verdienen dat God ons aan ons vreselijke lot had overgelaten. Dat God zich schaamt voor zo’n stelletje dat van zijn mooie schepping zo’n chaos heeft gemaakt… en dat God zijn handen ervan aftrekt zoals Hij dreigde te doen met Israël: Ik ga ze vernietigen….

Kijk, maar gelukkig kon God dat niet over zijn vaderhart verkrijgen: met Israël niet, met ons niet….

We lazen precies het omgekeerde: Hij  wilde veel van zijn kinderen de hemelse glorie binnenleiden-  dat wordt gezegd van mensen die niet verdienen nog kind te zijn! die hun glorie verspeelden…

Zet maar een dikke streep onder die twee woorden in antw. 33:  wij zijn uit genade tot Gods kinderen aangenomen….. Het is een groot wonder dat God ons als zijn kind wil hebben -dat Gods Zoon zich niet schaamt voor zulke broers en zussen.

Dat Hij zelfs zijn leven voor mij over had!

dia 6

2. wij Gods kinderen…dat moet wel Vaders liefde zijn – een liefde die duur is betaald – ‘om Christus’wil.’

Antw. 34 werkt dat uit: Hij heeft ons niet met goud of zilver, maar met zijn kostbaar bloed van al onze zonden vrijgekocht en ons uit de macht van de duivel verlost. Dat wij zonen en dochters van God mogen zijn, heeft de eigen Zoon van God het leven gekost. De trouwe Zoon had dat over voor zijn ontrouwe broers en zusters, voor al die zwarte schapen en lammetjes van Gods kudde -van die weglopers en tegenstribbelaars.

Iets van die onbegrijpelijke liefde van God zie je al doorschemeren in Mozes. Mozes die zoals in Heb. 11 staat de schatten van Egypte op het spel zette omdat hij koos voor zijn eigen verslaafde volk – zelfs toen dat volk hem niet moest: liever wilde Mozes delen in het lijden van zijn volk dan genieten van de rijkdom van Egypte – daarin kwam Mozes’ geloof naar voren – daar zie je al de schaduw van de Middelaar: voor Mozes betekende delen in de smaad van Christus een grotere rijkdom dan de schatten van Egypte.

Later bood Mozes zelfs aan van plaats te ruilen met een hardnekkig volk: vernietig mij dan maar – dat kon natuurlijk niet: geen mens redt ooit zijn broers, zijn familie van de dood – geen losprijs die aan God voldoening bood -totdat God zelf voor de losprijs zorgde: zijn eigen Zoon kocht ons los en redt ons van de dood.

In Heb. 2 en 3 hebben we het nog weer eens gelezen, wat dat die Zoon heeft gekost. Dat God zondaars als u en ik alleen kon aannemen tot zijn kinderen en dan ook nog de glorie die we hadden verspeeld kon teruggeven, als de eigen natuurlijke Zoon van God zijn glorie opgaf en net als wij een mens werd van vlees en bloed, zwak, sterfelijk, en erger nog en dieper nog: de dood inging om ons zo te redden van de dood en af te helpen van de doodsangst die een mens zijn leven gang in de greep heeft.

Nou, en juist met het oog daarop heet Jezus hier meer dan Mozes -de Zoon overtreft de Knecht!  zijn losprijs is genoeg voor al Gods kinderen…. door zijn lijden kan Hij miljoenen en miljoenen brengen tot de volmaaktheid! Alleen wie het zelf heeft moeten meemaken weet echt wat het is: een kind moeten verliezen, een zoon of dochter aan God teruggeven..en begraven… het bericht krijgen dat je zoon is gesneuveld in de oorlog of omgekomen als brandweerman, moeten doormaken dat je dochter als politieagente het slachtoffer geworden is van misdaad.. Maar zelfs dan kan niemand begrijpen wat het God gekost heeft om ons terug te krijgen…wat Golgotha heeft betekend – zelf je eigen Zoon laten lijden en doodmartelen….Hem met één machtige handomdraai kunnen redden en het niet doen…. Hem laten schreeuwen mijn God mijn God waarom verlaat U mij – zonder antwoord te geven….

Dan moet deze Vader wel verschrikkelijk veel van al die andere kinderen houden! wat moet God dan veel van u houden, en van jou, en van mij….onvoorstelbaar….!!nog veel meer dan Mozes van zijn volk hield…. nog veel meer dan je als vader en moeder houdt van je kind, ook als dat lastig is of moeilijk of ongehoorzaam..zelfs als dat kind thuis en God de rug toekeert….want bloed kruipt toch altijd weer waar het niet gaan kan…en gelukkig maar….. maar nog veel wonderlijker en dieper gaat Gods liefde: voor ons die zondaars waren..en zijn.

Nou, wie zou nou niet van zo’n Vader houden….en Hem dat laten merken ook!?

dia 7

3. wij Gods kinderen…dat moet wel Vaders liefde zijn – een liefde die nooit vrijblijvend kan zijn: ‘zijn eigendom’

Dat was zo voor Israël: die gunst heeft God zijn volk bewezen opdat het altijd Hem zou vrezen….Juist als je zo machtig en wonderlijk bent gered, wat is ondankbaarheid dan erg…wat zal Mozes er onder geleden hebben toen zijn inzet zo werd beloond dat hij smadelijk moest vluchten….maar wat zal het dan God verdriet doen en boos maken als zijn liefde onbeantwoord blijft…

Jezus de Zoon heeft ons verlost uit de greep van de duivel en ons zo tot zijn eigendom gemaakt – maar daar komt meteen de verplichting in mee Hem dan ook te erkennen en te dienen als Heer.

Ook dat grijpt terug op zondag 1: “dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben, niet van mijzelf maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus”.. die met zijn leven voor me heeft betaald en “mij bereid maakt voor Hém te leven”.

Uit genade tot Gods kinderen aangenomen – maar dan ga je toch ook je gedragen als Vaders kind? Je wilt toch niet dat Vader zich voor je zou moeten schamen! nou dan!

Moeilijk? Echt wel!

Maar gelukkig: ik heb een Broer die dat weet en die naast me staat en me wil helpen…. die het me wil leren Vader en mijn broers en zussen weer lief te krijgen…een wonder!

amen

 

liturgie zondagavond   (CGK-GKV)

 welkom

zingen:          Gz. 145: 1,2,3,4 GK

we worden stil voor God

votum en groet

zingen:          NLB 574: 1,2,3 

gebed

Schriftlezing:  Ex. 2: 1-15

zingen:          Ps. 105: 11,17,21  GK

Schriftlezing:  Heb. 2: 10- 3: 6

zingen:          Ps. 95: 3        GK

verkondiging:  zondag 13 H.C.  dia1

zingen:          Ps. 103: 5,7,9

gebed

collecte

geloofsbelijdenis Gz. 179a  (wisselzang)

zegen

amen:            Lied 456: 3 

Jesaja 16: 2-5 en Matteüs 25: 40: ‘Met open armen’ (?) – themadienst met nabespreking over vluchtelingenvraagstuk

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, zussen, broers,

dia 2

 Het gaat vanmorgen dus over dat grote pijnpunt in onze wereld: al die vluchtelingen

Omdat het al lang en steeds meer een schrijnend probleem is, en ook omdat het aanstaande zaterdag Wereldvluchtelingendag is – dat mag zeker ons als christenen en als kerk niet onberoerd laten, en ook de Bijbel heeft er veel aandacht voor.

Het thema voor vanmorgen is ‘Met open armen’, en dat heb ik ontleend aan een lied * dat in opdracht van de Schrijvers voor Gerechtigheid is gemaakt voor de Vluchtkerk waar een tijdlang vluchtelingen zonder status en adres belangeloos zijn opgevangen. Ik heb dat lied op de hand out gezet – en u kunt het beluisteren via Youtube.

    * onderaan de liturgie is dat lied toegevoegd 

Dat lied gaat over die opvang toen in die Vluchtkerk,later werd het eenVluchtgarage, weer later een tentenkamp -dat weer opgebroken moest worden- kraakpanden dia 3

Zo zwerven wie illegalen heten, van hot naar her, van de ene opvang naar de andere, terwijl de overheid en het parlement en de gemeentes steggelen over wel of niet een sobere opvang, met bed, bad, en brood, en soms nog wat begeleiding overdag.

Gelukkig dat er hulporganisaties zijn, en kerken, en particulieren, die zich over die soms al zo lang ontheemde en in eigen ogen kansloze medemensen ontfermen.

dia 4

Intussen is het wel een vraag in hoeverre dat lied opgaat voor ons als Nederland: “Hier is het goed,hier mag je zijn; met open armen word je ontvangen: welkom thuis”. Het is als een spiegel dat lied, als je het hoort of zingt: waar zijn die open armen?

Het is echt de vraag of we als Nederland en als christenen in Nederland, als kerk, klaar staan om wie hiernaar toe gevlucht zijn en hier asiel zoeken, of anderen die een beroep op ons doen, ook echt met open armen te ontvangen, of dat we eerder letterlijk de boot afhouden; denk aan al die vluchtelingen die via de Middellandse Zee onze kant op komen en die als het aan de Europese politici en ook aan veel van onze eigen mede-Nederlanders ligt, het liefst teruggestuurd worden: laten ze maar worden opgevangen in de eigen regio, en pak de mensenhandel aan – verniel die bootjes waarmee ze komen

Wat zal moeten natuurlijk maar het probleem van armoede en oorlog blijft, en daarom zullen er vluchtelingen blijven komen, van armoede en onveiligheid en onvrijheid naar rijkdom en veiligheid en vrijheid, naar hopelijk een beter bestaan.

Wat ons allemaal voor veel vragen en dilemma’s stelt, als overheid en burgers en ook als kerk, als christenen: wat is onze houding, hoe kijken we ernaar en denken we erover, wat zou de overheid moeten doen en wat doen wij zelf? Moet de overheid – en dus ik als ook belastingbetaler – bed, bad en brood aanbieden aan wie hier niet mogen zijn, na een lange procedure en uitspraken van rechters?  En als in Brussel wordt beslist dat ook Nederland meer vluchtelingen uit Syrië en uit Afrika zou moeten opvangen, wat vinden wij, en hoe stellen wij ons op als ook in onze directe omgeving asielzoekers worden ondergebracht, zoals binnenkort gaat gebeuren in Heerhugowaard: vinden wij dat dan eng, of zien wij een taak?

Worden die vreemdelingen met hun wanhoop en verdriet, liefdevol omarmd, geven wij hen een nieuwe toekomst, is er plek voor hun verhaal, ook als dat bizar is en niet te controleren, misschien wel mooier of erger gemaakt, hoe open staan wij voor hen?

Er zijn wereldwijd ongeveer 50 miljoenen mensen van huis en haard verdreven of onderweg van een uitzichtloos bestaan naar wat zij hopen een beter leven te zijn. Denk aan de miljoenen die op de vlucht zijn in Syrië en Irak, aan de situatie in Jemen maar ook in Afrika:  Mali, Nigeria, en aan de duizenden bootvluchtelingen die met wrakke en overvolle bootjes via de Middellandse Zee naar Europa proberen te komen,     dia 5  waarvan al vele honderden zijn verdronken; soortgelijke drama’s spelen zich af in Zuid-oost Azië: mensen die in Birma vervolgd worden en die een veilig heenkomen zoeken in landen eromheen, en mensen die de armoede in b.v. Bangla Desh ontvluchten – landen als Indonesië, Thailand, Maleisië, Australië sturen hen terug – ook Europa zet in op vooral ontmoedigen en terugsturen,   dia 6    want anders vreest men overspoeld te worden door steeds meer onbeheersbare aantallen vluchtelingen die gehuisvest moeten worden en die aan het werk geholpen moeten worden, en wat kost dat en wat voor impact heeft dat op onze cultuur en onze sociale voorzieningen, terwijl we juist moeten bezuinigen en er te weinig werk is voor de eigen mensen en te weinig geld voor eigen ouderen en zieken en gepensioneerden?

dia 7

Wij kunnen hier vanmorgen niet de overheid een beleid voorschrijven en niet de gigantisch ingewikkelde problemen oplossen waarvoor de wereld zich gesteld ziet. Gelet op wat wereldwijd aan de hand is –  is trouwens die bed-bed-brood-discussie in Nederland maar kruimelwerk, het gaat hoogstens om enkele honderden gevallen. Maar vanuit het gedoe dat dat al oplevert hoeven we niet optimistisch te zijn over het draagvlak om als Nederland meer mensen op te nemen en meer geld opzij te leggen om ons steentje bij te dragen aan het redden en opvangen van mensen en hen weer een nieuwe toekomst te bieden, ze met open armen te ontvangen.

Die vraag komt vanmorgen op onszelf af, als christenen, als kerk, als gemeente hier. Of wij het kunnen nazeggen en meezingen, met oog op wie hulp zoeken: hier is het goed, hier mag je zijn, met open armen word je ontvangen, welkom in Gods huis.

dia 8

Daarom is het goed ons wat meer te verdiepen in wat de Bijbel ons aanreikt.

Door heel de bijbel komt je vluchtelingen tegen. Het begint eigenlijk al met Adam en Eva, ons eerste voorouders.  die voor God vluchtten en wegkropen, na hun zonde. Die eigenlijk hun recht verspeeld hadden – wij als mensen – en illegaal werden als het aan ons lag, weggestuurd uit het eigen huis dat God voor ons bestemd had. En toch komt er meteen opvang: God zoekt de mens op en belooft hen toch weer een toekomst, zelfs een aarde waar God weer met ons mensen wil gaan wonen. Daarna is er Kain die na de moord op zijn broer een vluchteling en zwerver wordt, en zijn eigen weg gaat, bij God vandaan, maar zelfs hij niet zonder Gods bescherming.

Om niet meer te noemen: zowel Abraham als zijn zoon Izaak en zijn kleinzoon Jakob zijn wegens gebrek aan genoeg voedsel de grens over gegaan, werden zoals we dan vandaag zeggen economische vluchtelingen, of – wat denigrerend: gelukzoekers. En toen Jozef onderfarao was in Egypte haalde hij zijn familie erheen omdat daar koren groeide en in Kanaan niet.

Ze mochten het nooit vergeten en het moet als ze in hun eigen land wonen brengen tot betrokkenheid met en zorg voor vreemdelingen die een beroep op hen doen – we hebben het gelezen in Leviticus 19: “Jullie mogen mensen die als vreemdelingen in jullie land wonen, niet onderdrukken. Behandel hen alsof ze Israëlieten zijn. Houd evenveel van hen als van jezelf. Want jullie zijn zelf ook vreemdelingen geweest, toen jullie in Egypte waren. Ik ben de Heer, jullie God”. Er moest ook diaconale zorg gegeven worden, b.v. door wat na de oogst op het land bleef liggen of aan de bomen bleef hangen, te laten liggen of hangen voor armen en voor vreemdelingen.

Er is nog iets heel opvallends dat we kunnen leren van die wetten die Mozes moest doorgeven, en wel dat God tegen de Israëlieten zij dat ook zij in hun eigen land, zouden moeten leven als gasten en vreemdelingen, bij de Heer: “Het land is niet van jullie, maar van mij, de Heer. Ik laat jullie daar als gast wonen”  (Leviticus 25:23)

Dat mag ook ons bescheiden maken: ook wij kunnen niet het recht claimen dat waar wij wonen ons land is waar wij over kunnen beschikken en anderen niet mogen zijn. We zouden zomaar vergeten wat Psalm 24 zo mooi belijdt: “Van de Heer is de aarde en alles wat er leeft, van Hem is de wereld en ieder die er woont”. En dat onze God zeker niet discrimineert maar zijn wereld, zijn mensen, liefheeft, overal ter wereld.

Wat ook in het OT steeds naar voren komt, ook al heeft God een speciale band met Abraham en het volk dat uit Hem is voortgekomen, het volk Israël, en worden harde woorden gezegd over volken die dat volk naar het leven staan, ook over Moab – we hebben net nog van Jesaja gehoord over de hoogmoed van Moab en over zijn val.

dia 9     Moab – diverse plaatsen worden genoemd in Jesaja 15 en 16

Ja maar toch, we horen diezelfde profeet huilen en klagen en we zien als het ware de tranen in zijn ogen bij de verschikkelijke beelden die wat Moab overkomt, oproept.

We moeten dan denken aan de tijd dat de wereldmacht Assyrië het ene na het andere kleine land onder de voet liep en kennis liet maken met niets ontziende wreedheid – wat we erover weten doet denken aan wat in Syrië en Irak zich voltrekt door toedoen van het leger van Assad aan de ene kant en IS aan de andere kant.

En net als nu kwamen ook toen vluchtelingenstromen op gang, van vooral vrouwen en kinderen, en het breekt het hart van Gods profeet: “Ik heb medelijden met de Moabieten.  Ik weet dat ze zullen vluchten! Ze zullen vluchten naar het zuiden… huilend en jammerend gaan ze verder..De Moabieten hebben bijna niets meer. Maar de paar dingen die ze nog hebben, nemen ze mee naar de overkant van de Wilgenrivier. Alleen daar is het veilig…

Kijk, en dan gebeurt iets heel bijzonders: een aansporing  aan Moab om asiel aan te vragen op Sion, bij de koning van Juda, met als boodschap daarachter aan die koning om dat asiel te verlenen en de vluchtelingen vanuit Moab op te vangen dia 10 want de profetieën over de volken bij de profeten zijn altijd ook en vaak allereerst een boodschap voor het eigen volk en voor de koning die in Gods naam regeert.

Bijzonder want Moab was vaak een vijand van Israël en gedroeg zich ook zo – meteen al toen dat volk uit Egypte bevrijd naar Kanaän toe kwam en Balak, de koning van Moab, de profeet Bileam inhuurde om de Israëlieten te vervloeken. Later bestreed David de Moabieten en overwon hen en daarna hebben we heel veel jaren belasting aan Israël moeten betalen in natura, vooral schapen – totdat koning Mesa van Moab tijdens de regering van koning Achab zich vrijvocht en ophield met de betalingen – en er was meer oud zeer tussen die twee volken. Ook in deze hoofdstukken klinkt door dat Moab de ellende voor een groot deel aan zichzelf te wijten had en dat wat hen overkwam de straf van de Heer was – het eindigt zelfs met de aankondiging dat aan het zelfstandige Moab een eind komt. Ook omdat het aanroepen van hun goden om hulp helemaal niets zal helpen. Er staat zelfs in vers 9 dat het nog erger zal worden, door toedoen van de Heer.

Ja, maar toch, en des te meer bijzonder, geen leedvermaak bij Jesaja maar een heleboel tranen: “ik huil ook, als de Moabieten, ik huil om de verdwenen  wijngaarden, ik huil van verdriet, niemand is meer vrolijk, er wordt niet meer gelachen” – en dan past ook Gods volk en Gods profeet geen leedvermaak.

Ik moest denken aan de les die die andere profeet meekreeg – Jona -toen die baalde dat de straf tegen het ook vijandige Ninevé niet doorging, en God hem tot de orde van

zijn genade en liefde terugroept: zeg Jona, jij wist toch zo goed dat Ik een God ben die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid – nou, zou ik dan geen verdriet hebben om die grote stad Ninevé, met al die mensen en die kinderen, en ook nog dieren – begrijp je niet dat Ik wil dat zij zich bekeren en blijven leven?

dia 11

Nou, zo zag onze God die vluchtelingenstroom in Moab gaan, die vele duizenden, ontheemd, gevlucht uit eigen land, beducht voor tirannie, geweld, voor dood, voor moord en brand – en ziet God vandaag ook al die vluchtelingen, en de harde hand die hen wil slaan, en hoort de bittere twisten om hen, en de woorden vol verwijt – en ook ons land als een huis dat eens geborgenheid bood en nu schaamte en nijd verhult – en mensenharten – onze harten misschien – vol wrevel en drift? Hoe dan ook, wat actueel dat gebed: genees deze zieke wereld weer, zodat zij goed zal zijn, genade Heer, hoor ons gebed, zie deze wereld – en zie ons – aan!

Of het ook echt is gebeurd dat die vluchtelingen uit Moab asiel aangevraagd hebben in Jeruzalem en daar zijn opgevangen, we weten het niet, we hebben er geen verslagen van – misschien was de wens wel de vader van de gedachte – maar dat het in de Bijbel staat, midden tussen harde woorden over dat Moab en over andere volken die door hun houding en gedrag Gods straf verdienden en ook gekregen hebben, het is welsprekend genoeg en past helemaal bij wie God is: een God die zich bekommert om wie zwak is, kwetsbaar, zonder helper. Het ligt ook in de lijn van zoveel dat in de Bijbel staat over opkomen voor armen en vreemdelingen, weduwen, wezen, in een wereld niet van ons maar van God.

Waar nog altijd diezelfde roep klinkt:  “Bescherm ons als we vluchten, geef ons een veilige plek. Verraad ons niet aan onze vijanden – dat is ook: stuur ons niet terug – maar geef ons een thuis. Bescherm ons tegen de vijanden die ons land verwoesten”.  

En we daar Gods stem doorheen horen: “Neem een besluit, Grijp in, Bescherm hen”. Een oproep zeker aan het adres van wie gezag oefenen en macht gekregen hebben, om – zoals een psalm het vertolkt: dia 12 zijn schildwachten te zijn; geroepen om – een andere psalm´- recht te doen aan de zwakken, redding te bieden aan de armen, en de onderdrukker neer te slaan; hen te verlossen van onderdrukking en geweld.

Gemeente, die laatste zinnen komen uit Psalm 72, de psalm over de rechtvaardige koning; de psalm die we vaak zingen als vervuld in Gods grote koning Jezus. Die trekken komen we ook al tegen in hoe Jesaja hier over Juda’s koning spreekt. “Dan wordt in Davids huis een troon geplaatst, gegrondvest op liefde en trouw. Daar zetelt een rechter die recht zoekt, die ijvert voor gerechtigheid” (16: 5). Het gaat uit boven wat de koningen in Jeruzalem er van terecht brachten, het is tegelijk een appèl op die koningen – en regeerders en burgers later – om onrecht te bestrijden, zich in te zetten voor rechtvaardige verhoudingen, en zwakken te helpen. Als we kijken met de ogen van onze God en als zijn liefde tot alle mensen ons drijft.

Ja, want onze God ontfermt zich juist over wie kwetsbaar zijn, en komt Hij op voor de zwakken, en wil Hij zich zelfs vereenzelvigen met wie  geen helper heeft. Zoals Jezus in Matt. 25 armen en vreemdelingen en zieken en gevangenen zijn broers en zussen noemt: wie iets goeds voor die mensen doet, doet het voor Jezus.

Nog indringender komt dat op ons af als we bedenken dat Jezus zelf als kind al vluchteling is geweest en asielzoeker, in Egypte, gevlucht voor de wrede Herodes. Later zegt Jezus dat Hij hier op aarde eigenlijk geen vaste woon- en verblijfplaats heeft: dia 13De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.”  Het liep er zelfs op uit dat zijn eigen volk Hem de stad uitgooide en dat ze Hem aan een kruis spijkerden tussen hemel en aarde, als gevloekte die door de aarde werd uitgestoten en ook geen plek in de hemel verdiende: Hij kwam tot het zijne, maar de zijnen hebben Hem niet aanvaard. Maar dat moest en wilde Hij lijden om ons weer thuis te brengen, bij God onze Vader. Zoals Hij belooft: “in het huis van mijn Vader is plaats voor veel mensen”, ook voor jou, en ook voor wie nu geen plek hebben om te schuilen, geen bed, bad, of brood.

Maar wat doen wij dan als kinderen van deze Vader voor die broers en die zussen? Hoe kijken we naar hen, en wat kunnen we en willen we voor hen doen, persoonlijk en als kerken, en als inwoners van dit land: in onze praat, en met de portemonnee?

In Jesaja 21 staat nog zo’n oproep: aan het ene woestijnstammetje met het oog op een andere bedoeienenstam op de vlucht: “Jullie moeten de vluchtelingen helpen. Help de mensen die gevlucht zijn voor de oorlog, voor het geweld van al die wapens. Geef ze water voor de dorst, en geef ze brood”.   dia 14  Heel basaal maar o zo belangrijk om te leven en te overleven: bed, bad en brood……  En dat tegen mensen die zelf ook in de woestijn leefden en ook bedreigd werden. Mensen die geen Joden waren maar heidenen, niet-kerkelijk zouden wij zeggen.

En wij dan, die in God geloven en bij Jezus willen horen, wat doen wij hiermee? Met die indringende les dat wat je doet voor de minsten van Jezus’ broers en zussen, je voor Hem doet – en ook andersom: als je je hart en je huis en je portemonnee dicht houdt, zal de Heer tegen ons zeggen: waarom heb je Mij niet opgezocht engeen bed en bad en brood gegeven, waarom liet je Mij verdrinken of verhongeren?

dia 15

Met open armen – zijn die er bij ons?  Wie is welkom in Gods huis, en bij ons thuis?

Hoe maken we zichtbaar wat voor God we hebben, zoals we van Hem zongen:  “Hij heeft zijn liefde nooit ontzegd aan mensen, eerlijk onderweg”.          dia 16

En wij?    

                                                         amen

 

dia 17                Vragen/stellingen

 

    1.  Nederland moet ruimhartig(er) zijn in het opvangen van vluchtelingen b.v. uit Syrië. Zo ja, waarom; zo nee, waarom niet?

2.  Stel dat ons de overheid een beroep op ons als kerk zou doen om vluchtelingen      op te vangen, wat doen we daar dan mee?

3.  Op mij mag een beroep worden gedaan als concrete hulp voor vluchtelingen/ asielzoekers nodig is.

4.  Op welke uitvluchten betrap je jezelf als het om dit soort problemen gaat?

5.  Als kerk zijn we bereid ons aan te passen als christenen met een andere traditie zich zouden aanmelden, of vinden we dat nieuwkomers zich moeten aanpassen op hoe wij het in de kerk gewend zijn?

6  “Alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn  broeders of  zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”  Bedoelt Jezus daar medechristenen mee, of medemensen in het algemeen?

liturgie morgendienst met nagesprek – zondag 14 juni 2015

votum en groet

zingen:    Psalmen voor nu 84

wet van de HEER (Lev. 19)

zingen:   Ps. 146: 5,6,7

gebed

Schriftlezing:  Jesaja 15 en 16 en 21: 13-15

zingen:   NLB 997: 1,2,3,4

 

1. – en vele duizenden ontheemd,

gevlucht uit eigen land,

beducht voor tirannie, geweld,

voor dood, voor moord en brand;

genade Heer, hoor ons gebed,

zie deze wereld aan!

 

2. Ons mensen hart vol wrevel, drift;

de harde hand die slaat,

een straat in redeloze strijd,

de macht lijkt aan het kwaad;

genade Heer, hoor ons gebed,

zie deze wereld aan!

 

3. En binnen heerst de bittere twist,

het woord wordt tot verwijt,

dit huis bood eens geborgenheid,

verhult nu schaamte en nijd;

genade Heer, hoor ons gebed,

zie deze wereld aan!

 

4. O God, uw groot begrijpend hart

kent onze angst en pijn;

genees de zieke wereld weer,

zodat zij goed zal zijn.

Genade Heer, hoor ons gebed,

zie deze wereld aan!

 

Schriftlezing:   Matt. 25: 34-40

zingen:   NLB 995: 1,2  (melodie Gz. 36/37)

 

1. O Vader, trek het lot U aan
van allen die door U bestaan.
Gij die geen stenen geeft voor brood,
wees met uw kinderen in nood;
en stil, God die rechtvaardig zijt,
de honger naar gerechtigheid.

 

1. O Vader, trek het leed U aan
van allen die met ons bestaan.
Gij hebt gezegd: geef gíj hun brood,-
doe ons hun naasten zijn in nood,
opdat zij weten wie Gij zijt:
de God van hun gerechtigheid.

 

verkondiging:  dia 1  Jes. 16: 2-5 / Matt. 25: 40   ‘Met open armen…(?)’

zingen:   Ps. 147: 1,5

gebed

collecte

zingen:   Ps. 72: 1,7,9

zegen

amen:     Ps. 72: 10

 

*      Met open armen

Kom, als je honger hebt of dorst.
Hier kun je eten, deel met ons.
Kom met je tranen en je pijn.
Hier is het goed, hier mag je zijn.
Met open armen word je ontvangen.

Kom, als je moe bent van je vlucht.
Hier ben je veilig, hier is rust.
Kom, met je wanhoop en verdriet.
Hier mag je weer een toekomst zien.
Met open armen word je ontvangen.

Welkom in Gods huis.
Welkom in Gods huis.
Welkom in Gods huis.
Welkom, welkom thuis.

Kom met je leegte en je angst.
Hier word je liefdevol omarmd.
Kom maar, als niemand je verstaat.
Hier is een plek voor jouw verhaal.
Met open armen word je ontvangen.

Tekst: Antonie Fountain, Lee Ann Vermeulen
Tekstbewerking: Roeland Smith, Roald Schaap, Bas van Nienes, Menno van der Beek, Jan-Willem Vink
Muziek: Antonie Fountain, Jeroen van der Werken
Muziekbewerking: Bas van Nienes, Lee Ann Vermeulen, Bas Bons

 

 

 

Zondag 12 Heid. Cat. : In christenen is Christus herkenbaar

 

Gemeente van Jezus Christus, zusters, broeders,

dia 1

Op 14 mei van dit jaar, een paar weken geleden dus, is aan de Theologische Universiteit in Kampen een nieuwe professor officieel aan zijn werk begonnen.

Deze keer is het een professor die niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats les zal geven aan de studenten die dominee willen worden of werk in de kerk gaan doen, maar ook voor studenten en geïnteresseerden uit andere vakgebieden.

Er is n.l. in Kampen door samenwerking van de TU met een aantal christelijke organisaties een buitengewone leerstoel ingesteld voor ‘christelijke identiteit in maatschappelijke praktijken’, met de bedoeling mensen en organisaties te helpen om hun christen-zijn handen en voeten te geven op het werk, in de politiek, de zorg, en op andere terreinen en in verschillende situaties in deze samenleving.

Prof. Roel Kuiper gaat deze leerstoel invullen, en hij begon op 14 mei met een redevoering over ‘Identiteit en navolging’.  Een wat duistere titel zo op het eerste gehoor, maar het verhaal ging erover dat je als christen je identiteit – wie hij ten diepste bent en wil zijn- ontleent aan Christus en inhoud geeft door Hem als je Heer na te volgen – op de plek waar je leeft, woont, werkt, ontspanning zoekt, en daarbij anderen tegenkomt en in heel je houding herkenbaar bent als christen.

Of ik echt mijn identiteit vindt in Christus, en dat in mijn genen zit           dia 2

Dat staat of valt ermee of je echt met Christus zelf verbonden bent, en bereid om Hem te volgen en zijn leven te leven, herkenbaar in je houding en manier van leven. Zoals zondag 12 het uitlegt: ik word christen genoemd “omdat ik door het geloof een lid van Christus ben”– onlosmakelijk aan Hem verbonden en onderdeel van dat wereldwijde lichaam waarvan Hij het hoofd is – “en zo deel heb aan zijn zalving”. En dat heeft alles te maken met de Heilige Geest die Christus kreeg en ons geeft.

Leerzaam in dat verband is hoe het begonnen is met die aanduiding ‘christenen’. In Hand. 11: 26 staat: in Antiochië werden de volgelingen van Jezus, voor het eerst christenen genoemd, als een aparte groep dus, onderscheiden van de Joden. Let wel: zo noemden ze niet zichzelf, maar buitenstaanders gaven hun die naam. Het is niet zo belangrijk of ik mezelf een echte of zelfs een goede christen vindt, maar of ik als een christen voor anderen herkenbaar ben. Dat hangt af van de vraag: wil ik werkelijk volgeling zijn, leerling, van Hem die de Christus is- Gods gezalfde – Jezus? Geloof ik dat die mens Jezus werkelijk door God gestuurd is -en meer: Gods  Zoon? En wil ik echt in alles op Hem lijken, leven zoals Hij leefde en ons heeft voorgedaan?

dia 3   In christenen is Christus herkenbaar

1. profetisch vrijmoedig

2. priesterlijk dienstbaar

3. koninklijk strijdbaar

dia 4   1. profetisch vrijmoedig  

Dat is eigen aan een profeet, dat hij zegt waar het op aan komt en zich niet de mond laat snoeren, en ook de mensen niet naar de mond praat of ze napraat.

Denk maar aan de profeten in Israël in het OT, als een Elia of een Jeremia, die vaak met een boodschap kwamen die dwars inging tegen de publieke opinie en de heersende klasse van koning en priesters, soms zelfs met gevaar voor eigen leven.

En denk aan Christus – met de Geest van God gezalfd en vervuld als de hoogste Profeet die klaar en duidelijk en gezaghebbend de wil van zijn hemelse Vader deed en in woord en daad duidelijk maakte hoe God zijn volk en de wereld wilde redden, met de oproep erbij Hem te volgen: Ik ben de weg en de waarheid en het leven. Hij zelf was het verlossende antwoord van God op de verwoestende macht van zonde en dood, en stelde zo ieder voor de keus: wie gelooft wordt niet veroordeeld maar wie weigert te geloven en Gods liefde afwijst, veroordeelt daarmee zichzelf.

Het viel de mensen op en was ook schokkend: “Hij spreekt als iemand met gezag. Hij spreekt heel anders dan onze wetsleraren”. Niemand kon om deze Profeet heen.

Nou, en die vrijmoedigheid wil de Heer ook zijn leerlingen en zijn volgelingen geven. Hij zei van te voren dat van Hem getuigen niet zonder gevaar zou zijn, dat het kan uitdraaien op tegenwerking en zelfs gevangenneming maar:  “maak je dan geen zorgen over wat je moet zeggen of hoe je het moet zeggen,want op dat moment zal God je de juiste woorden geven. Want je spreekt dan niet zelf, maar de Geest van jullie Vader spreekt dan door jullie mond”. Dat vraagt moed, en geeft vertrouwen.

Zondag 12 bedoelt precies dat: ook wij gezalfd, met de Heilige Geest van Jezus, om “als profeet zijn naam te belijden”, om uit te komen voor ons geloof en voor de Heer.

We kunnen een voorbeeld nemen aan de vroegere profeten, aan apostelen als Petrus en Paulus, en aan medechristenen die zich niet schamen voor hun Heer en zijn woorden en voorbeeld, en die daar soms zelfs hun vrijheid en leven voor over hebben – denk maar aan gelovigen in Arabische landen, in Noord-Korea, in China.

Ja maar denk niet dat het in onze vrije westerse wereld makkelijker is, zomaar gaat. Hier is het probleem dat ons van alle kanten verteld wordt dat geloven in Jezus, je leven richten naar wat in de Bijbel staat, en ook b.v. christelijke politiek, achterhaald is, en als het nog wat kan betekenen voor mensen, dat privé moet blijven: voor thuis en voor binnen de kerk, en zeker niet voor het publieke domein of op de werkvloer. Zomaar ga je daar als christen dan in mee, leggen we ons daarbij neer, en durven we niet meer aan te komen met de boodschap van Jezus; houden we ons maar wat stil in discussies over actuele kwesties, of gaan we mee met wat ‘men’ vindt of doet. Maar dan is leerzaam met eigentijdse ogen zo’n brief als van Petrus te lezen, en te ontdekken dat die mensen aan wie hij toen schreef, er niet zo anders voor stonden als wij vandaag: “aan de christenen die tussen de ongelovigen wonen”, mensen die in eigen stad of dorp vreemdelingen waren geworden toen ze waren gaan geloven, en te lijden hadden – ik denk veel meer dan jij soms op school of u af en toe op uw werk, en wij als christenen in dit deel van Nederland – onder onbegrip en meewarige blikken en spottende opmerkingen, en veel negativiteit en agressief bot optreden. Waar niet alleen christenen onder te lijden hebben maar ook veel andere mensen.

Waar je dan als christen juist positief op kan inwerken i.p.v. in je schulp kruipen of – net zo weinig productief – met opgeheven vinger of grote woorden er tegenin gaan.

Prof Kuiper die ik in de inleiding noemde, heeft niet zo lang geleden in een artikel opgeroepen om niet mee te gaan in dat doemdenken dat het toch geen zin meer heeft om het verhaal van Jezus te vertellen:  want de kerk worden steeds leger en de meeste mensen hebben God niet meer nodig en redden zichzelf prima, en het christelijk geloof is niet meer normaal maar hooguit een optie naast andere….

Kuiper zegt het scherp: “wat christenen niet moeten doen is ophouden te geloven in hun eigen verhaal – Gods verhaal zeg ik erbij – en zich aansluiten bij een secularisatieverhaal…” , want dan zijn we blind voor zoveel moois dat overal om ons heen gebeurt en voor zoveel kansen die er zijn, juist in een open samenleving.

dia 5   kansen voor de boodschap van het evangelie in netwerksamenleving

  Dus wat we nodig hebben is net als die christenen waar Petrus zijn brief aan schreef dat we niet bang zijn voor de mensen maar altijd open staan om ons voor wat we geloven en waar we op hopen te verantwoorden, en dat – staat er niet voor niets bij – zachtmoedig en met respect: voor die ander, voor wat hij denkt en vindt, gelooft, heeft meegemaakt – en ook open voor zijn of haar kritiek, twijfels, vragen.

En – schrijft Petrus ook – als je misschien beledigd wordt of uitgelachen of als je  je aangevallen voelt – kijk er niet gek van op en laat je niet uit het veld slaan want daar heeft de Heer van te voren je voor gewaarschuwd en heeft Hij ook doorstaan: “zo hebben ze de profeten voor jullie vervolgd”- en: jullie zijn niet meer dan je Heer.

Een boek dat ik deze week las heeft als treffende titel: ‘Tegendraads en bij de tijd’. Dat alle twee is belangrijk voor als profeet de naam van Jezus belijden:  in een tijd en cultuur die steeds minder heeft met een christelijke manier van denken en van leven, met veel ik-gerichtheid, waarin alles lijkt te draaien om economie en marktwerking, de eigen veiligheid, het eigen huisje.boompje-beestje -gevoel, en eigen volk eerst.

Dan is profetisch vrijmoedig spreken en leven tegendraads en zo juist bij de tijd. Dus niet simpel oude antwoorden herhalen op nieuwe vragen en ook niet een uit het hoofd geleerd lesje repeteren of alleen maar roepen dat het allemaal verkeerd gaat, maar net als die oude profeten de signalen van de tijd oppikken en de vragen die op ons allemaal afkomen serieus nemen en samen op zoek gaan naar antwoorden.

Samen, ook met niet-christenen, met anders-gelovigen – b.v. moslims -, ook Gods schepselen die gaven hebben en wijsheid gekregen hebben, en vaak verrassend open staan voor wat je vanuit het christelijk geloof kan aanreiken en laat zien in eigen leven.

En vooral – Kuiper nog een keer – “elkaar liefhebben , de wereld liefhebben en vertrouwen op de kracht van het evangelie” – we delen toch in Christus’ zalving?

 dia 6   2. priesterlijk dienstbaar

 Bij onze Heer Jezus komt prachtig samen wat in Israël profeten en priesters elk afzonderlijk deden: de mensen vertellen wat God voor hen deed en van hen vroeg en voor die mensen offers brengen en voor ze bidden en ze in Gods naam zegenen.

In het leven en werken van Jezus zien we het allebei: vertellen over Gods verlossing en over vergeving en nieuw en eeuwig leven, en dat ook zelf werkelijkheid laten worden door ervoor te betalen met zijn eigen leven, door zijn offer aan het kruis. In Ef. 5: 2 schrijft Paulus dat Christus zich voor ons heeft opgeofferd, uit liefde. En dat houdt hij ons als voorbeeld voor: “ga de weg van de liefde, zoals Christus”.

  Kijk, dat is precies het hart van dat tweede dat eigen is aan leven als christen: “als priester mijzelf als een levend dankoffer aan Hem – aan Christus – opofferen”. We hebben gelezen hoe Petrus de gemeente een tempel noemt van levende stenen die wij allemaal zijn – ieder op eigen plekje en met eigen gaven en mogelijkheden meebouwen aan de gemeente – waarna het beeld verschuift naar wat je samen dan doet in de tempel en als horend bij Christus: “Jullie brengen offers aan God, als heilige priesters. Jullie offer is het dienen van God door goed te leven. Want dankzij Jezus Christus doen jullie wat God wil”. En dat gaat dan niet alleen maar en zelfs niet als eerste over dat heel gericht bezig zijn met wat we dan geestelijke zaken noemen als in de Bijbel lezen en bidden en naar de kerk gaan, maar over een dienende en op God en op andere mensen gerichte houding bij alles wat we doen en laten, lees b.v. 2: 17: “Houd iedereen in ere, heb je broeders en zusters lief, heb ontzag voor God en eerbiedig de keizer”dia 7 het is handen en voeten geven aan wat Jezus heeft gezegd en laten zien, b.v. toen Hij als een slaaf de voeten van zijn leerlingen waste en dat als opdracht aan hen en ons meegaf: “Ik heb jullie het goede voorbeeld gegeven. Wat ik voor jullie gedaan heb, dat moeten jullie ook voor elkaar doen”.

Eigenlijk is profeet zijn Gods liefde doorgeven in woorden, en priester zijn dat doen in je houding en door je daden, lees b.v. Jac. 1: 27: “Dit is de zuivere manier om God, onze Vader, te dienen: Help weduwen en kinderen zonder ouders in hun moeilijkheden. Doe wat God wil, en lieef niet zoals de mensen die God niet kennen”. Christen-zijn kan niet zonder dat priesterlijke: dienstbaar zijn, hulpvaardig, gastvrij, bereid om je voor anderen in te zetten,te delen van wat je hebt, bidden voor anderen.

Heel praktisch kan dat worden in diaconaal hulp geven aan wie tekort komen of in nood zijn: binnen de gemeente, maar ook erbuiten zoals via de voedselbank of Stichting Present, en verder weg als een beroep op ons wordt gedaan, maar ook heel dichtbij: als buren hulp nodig hebben, en hoe je je opstelt op de werkvloer.

Iemand maakte een gedicht over het wonder van te mogen meewerken in Gods rijk: “wij mogen bidden voor wie ziek is, koken voor wie honger heeft, steunen wie de kracht mist, troosten wie gevangen leeft….wij mogen zorgen voor wie arm is, kleden wie geen kleren heeft, helpen wie gevlucht is, delen met wie niets meer heeft……..

Jezus deed het ons voor: de Vader geeft, en wij geven door……wat een wonder”.

dia 8   3. koninklijk strijdbaar

   Die twee woorden samen kunnen zomaar veel misverstanden opwekken en een beeld bevestigen dat – niet ten onrechte – bestaan over christenen en misschien wel extra over gereformeerde christenen als vechterig en gelijkhebberig en met de pretentie hier op aarde al een koninkrijk van God te bouwen waarin weinig plaats is voor wie anders denkt en doet – zoals er tijden zijn geweest met een sterke invloed van christenen op de wetgeving en het bestuur – waar veel mensen afscheid van hebben genomen – b.v. in de politiek – en waar ze niet graag naar terug willen.

Wat daar ook allemaal over te zeggen en van te vinden is, ik bedoel dat niet. Ook zondag 12 bedoelt dat niet als er staat dat een christen ook koning mag zijn. Dan staat er nou net niet iets als andere mensen bestrijden of macht uitoefenen in de samenleving, of alvast met elkaar bouwen aan iets als Gods koninkrijk.

Nee, dan is die strijdbaarheid bedoeld als vechten tegen de zonde, tegen het kwaad, tegen de duivel, allereerst in onszelf, en dan ook in de samenleving: tegen onrecht, allerlei vormen van haatzaaierij, tegen onderdrukking en de macht van het geld, en voor het doen van recht en het bevorderen van vrede, en dat in de kracht die God geeft door zijn Heilige Geest, en in vertrouwen op zijn hulp.

Koninklijk strijdbaar, dat staat tegenover bangelijk en krampachtig de moed maar opgeven omdat het toch een verloren zaak is en de tegenkrachten te sterk zijn, en je daarom doet waar Paulus tegen waarschuwt in een van zijn brieven: stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien:  je laten meeslepen met wat nou eenmaal in de lucht hangt en met de geest van de tijd, of jezelf en elkaar opsluiten achter dikke muren alsof je zo de boze wereld buiten de deur houdt.

De Bijbel wijst een andere weg, ik denk aan dat bekende beeld van Paulus over de geestelijke wapenrusting: dia 9 “zoek uw kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht, trek de wapenrusting van God aan om stand te kunnen houden tegen de listen van de duivel” – en Petrus spoort ons aan om vanuit een sterk geloof ons tegen de duivel te verzetten,in het besef dat zoveel mede-gelovigen daarin naast ons staan. dia 10

Ja en vaak merken we dan tot onze verrassing dat uit soms onverwachte hoek we medestanders blijken te hebben – al kan dat zijn vanuit heel andere motieven – waarvan geldt wat onze Heer zegt: wie niet tegen ons is, die is voor ons.

Met een Heer die al gewonnen heeft en alle macht ook op aarde heeft, kunnen we volhouden en mogen we zelfs winnen, en als Christus terugkomt, met Hem regeren over een nieuwe, gave schepping –  volhouden dus maar.

Ik sluit af zoals Petrus zijn brief afsloot: dia 11   “God, de bron van alle genade, heeft u geroepen om in Christus Jezus deel te krijgen aan zijn eeuwige luister. God zal u krachtig en sterk maken, zodat u staande zult blijven en niet meer zult wankelen.  Hem komt de macht toe, voor eeuwig.                                                                                      Amen.”

 dia 12    vraag:  Hoe is in u / jou Christus herkenbaar ?

 

 liturgie morgendienst

votum en groet   

zingen:      Ps. 108: 1,2   

de tien woorden opnieuw

zingen:      Ps. 25: 4,7

gebed

Schriftlezing:  1 Petrus 2: 4-17; 3: 13-18a; 4: 12-16

zingen:     Gz. 69

verkondiging:  zondag 12

zingen:     Lied 473: 1,2,3,4,5,10

gebed

collecte

zingen:     Gz. 68: 1,2,3

zegen

Zondag 11 Heid. Catechismus: Jezus alleen! (?)

dia 1

Gemeente van Jezus, onze Heer en Redder,

“Door niemand anders kunnen wij worden gered, want zijn naam is de enige op aarde die de mens redding brengt”, en dan gaat het over de naam ‘Jezus’.

Dat is wel een stevige uitspraak: alleen Jezus kan je redden en verder niemand. Paulus zet daar later een uitroepteken achter: wie Jezus eert als Heer, wordt gered. En de keerzijde van die medaille is dan dus dat zonder Jezus je die redding misloopt.

Nou, dat kan natuurlijk op een heleboel tegenspraak en weerstand rekenen. Dat was trouwens meteen al zo toen dat zo ronduit en stellig werd gezegd. Allereerst kwamen die weerstand en die tegenspraak van binnenuit: van de Joden. Als Petrus die stellige uitspraak doet, is dat in het hol van de leeuw: tegenover de Joodse leiders die hem en Johannes opgepakt en vastgezet hebben omdat ze na de genezing van een verlamde man alle eer voor die genezing aan Jezus hebben gegeven: “Deze man is weer gezond door de macht van Jezus Christus uit Nazaret. Jullie hebben Jezus gedood door hem aan het kruis te hangen. Maar God heeft hem uit de dood laten opstaan…Hij is de redder die God gestuurd heeft”.

Je snapt wel: dat werd hen niet in dank afgenomen: ze worden wel vrijgelaten maar met het uitdrukkelijke verbod om nog iets over Jezus te zeggen tegen de mensen. En als jaren later Paulus in zijn brief aan de gelovigen in Rome het ook stevig neerzet dat alleen geloven in Jezus redding brengt, is dat weer aan het adres van zijn Joodse volksgenoten die nog altijd Jezus zien als een nieuwlichter en een godslasteraar die terecht gekruisigd is en in wie je zeker niet moet geloven.

Terwijl ook aanhangers van andere godsdiensten vaak niks in die Jezus van de Joden zagen, zodat Paulus schrijft dat geloven in een gekruisigde redder voor de Joden een bron van ergernis is en voor de heidenen de dwaasheid gekroond. Waar de apostel dan als zijn rotsvaste overtuiging tegenover zet dat het evangelie Gods reddende kracht is: voor allen die geloven, voor Joden én andere volken.

dia 2

Wij leven zo’n tweeduizend jaar later, en vele miljoenen zijn in Jezus gaan geloven, en ook in onze tijd zijn er miljoenen mensen voor wie Jezus de redder is. Maar bij heel veel andere mensen moet je daar nou juist niet niet mee aankomen. dat je door niemand anders dan Jezus gered kunt worden, dat Hij belangrijk is om je leven door te laten veranderen en bepalen, en dat het zonder Jezus niet goed komt. Het komt als hoogmoedig en arrogant over, en wie ben ik om een oordeel uit te spreken over mensen met een ander geloof;  denk aan al die moslims in ons land of aan mensen die niet gelovig zijn opgevoed of die het geloof achter zich hebben gelaten:  alsof wie niet in Jezus als de enige redder gelooft, verloren zou gaan…

Ja, en als het dan gaat over waarvan een mens verlost zou moeten worden, gaan zomaar nog wat meer stekels overeind, want de rode draad door heel de Bijbel heen is dat die redding nodig is vanwege onze zonden, om onze schuld. Als de geboorte van Jezus wordt aangekondigd vertelt de engel dat in een droom aan de aanstaande vader-voor-de-wet Jozef: “Je moet hem Jezus noemen. Hij zal zijn volk redden, hij zorgt ervoor dat al hun zonden vergeven worden”. (Matt.1: 21) Zondag 11 zegt dat Jezus ons verlost van onze zonden, en weer: als enige: “omdat bij niemand anders enig behoud te zoeken en te vinden is” – het is dus alles of niets.

dia 3

Maar voor veel mensen is dat helemaal het probleem niet: dat ze redding van buitenaf nodig hebben, nota bene van zoiets vaags en ver weg als zonde, schuld, laat staan zonde tegen en schuld bij iets als een God in wie ze niet eens geloven of die – als Hij bestaat – hoogstens ‘iets’ tussen hemel en aarde is, of als ze al in een God geloven dan in een God die liefde is en die je toch niet zal veroordelen. Een onderzoek onder studenten in Nederland enkele jaren geleden leverde op dat de meeste studenten niet veel konden met noties als zonde, schuld, vergeving. Wat hen veel meer bezighoudt is de eigen ontwikkeling, relaties met andere mensen, het inhoud geven aan de verantwoordelijkheid voor eigen leven en de samenleving. Ik las: “velen kunnen eenvoudigweg niets met de idee dat wij zonde doen”.

In een artikel in de krant van afgelopen woensdag over ‘De les van de kerkverlater’ gaf Tijs van den Brink, presentator van het TV-programma Adieu God als een van vier redenen van mensen om de kerk te verlaten aan dat veel mensen niks kunnen met wat toch kernpunt is van het christelijk geloof:Jezus die stierf voor onze zonden. Dat iemand anders het voor mij goed moet maken, stuit op ongeloof en weerstand. Ook veel mensen die zijn opgevoed bij dat geloof, nemen er later afstand van.

De schrijver van dat eerdere artikel voegt eraan toe de indruk te hebben dat ook binnen de kerk “de beleving van onze zondige aard op de achtergrond raakt”. dia 4 Dat geeft wel te denken – allereerst als spiegel voor onszelf: hoe zit dat bij u,jou,mij ? Er zijn waarschuwende signalen vanuit de Bijbel. Ik denk aan de brieven van Johannes: dat we als denken dat wij geen zonde doen, we onszelf voor de gek houden. En Paulus zet ons voor de consequentie dat als we denken onszelf wel te kunnen redden, Jezus vergeefs zou zijn gestorven, Jezus niet nodig zou zijn. Weer: alles of niets.

Ja, en het is nog sterker en – als je wilt – nog gekker want die redding door Jezus gaat als we de Bijbel geloven nog verder dan dat Hij mijn schuld bij God afbetaalt. Er staat niet alleen dat door Jezus je zonden vergeven worden maar dat je gered wordt. En dat is niet alleen van die blokkerende zonden, dat oude zeer, die schulden, maar ook van wat daar de gevolgen van zijn: schrijnende armoede, slopende of verlammende of pijnlijke ziekten,  psychische problemen, tot en met de dood toe. We mogen en moeten geloven dat Jezus een volkomen Verlosser is, lees zondag 11.

Dat was de betekenis van al die genezingen door Jezus zelf: demonstratiemateriaal van het koninkrijk van God dat Jezus mocht aankondigen en werkelijkheid maken.  dia 5   Dat leert dat wonder dat Petrus en Johannes daar bij die poort van de tempel deden door een man die al jaren niet kon lopen weer op de been te helpen: sta op en ga lopen, in de naam van Jezus – en de man sprong op en hij liep en hij danste van blijdschap en hij was van toen af niet meer van Jezus en zijn dienaars weg te slaan. En als dan bij het zagen de verbazing toeslaat en ze stomverbaasd de twee mannen staan aan te staren alsof zijn wonderdokters zijn, grijpt Petrus zijn kans om zijn punt te maken en Jezus ter sprake te brengen: “Deze man die jullie hier zien en die jullie goed kennen, geloofde in de kracht van Jezus . Daardoor jan hun nu lopen. Het geloof dat Jezus hem gaf, heeft hem helemaal gezond gemaakt” (Hand.3.16 BGT) En daar slaat op terug 4:12: “Jezus is de redder die God gestuurd heeft” Kijk maar!

Ik moest denken aan dat wonder van Jezus zelf, ook van een verlamde die weer mocht gaan lopen, maar niet dan nadat eerst de vinger op ons aller meest wonde plek was gelegd en de ellende waar wij onder zuchten bij de wortel aangepakt is: “jouw zonden zijn je vergeven” – en als bewijs daarvan genas hij de man ook van zijn verlamming – als teken dat de blokkade is opgeruimd en je weer overeind kunt komen en weer . letterlijk en geestelijk uit de voeten kunt, met God en mensen.

dia 6

Dat brengt ons ineens dichter bij wie Jezus is en wat Jezus kwam en komt doen: Zal ik het eens een keer zo zeggen: Jezus brengt God en ons mensen weer bij elkaar….en dan kun je er van twee kanten naar kijken die alle twee waar zijn: In Jezus komt God naar ons toe want Jezus is God, God die mens wilde worden. En ook. Jezus brengt ons mensen weer bij God terug want Jezus werd mens als wij maar dan de mens zoals die bedoeld is – de Bijbel noemt Jezus de tweede Adam. Dat in Jezus God naar ons toekomt en ons weer bij God brengt, zit alle twee in wat de evangelist toevoegt aan het verhaal over wat in een droom tegen Jozef werd gezegd met het ook op de geboorte van een zoon voor zijn aanstaande vrouw Maria: “Je moet hem Jezus noemen. Hij zal zijn volk redden, hij zorgt ervoor dat al hun zonden vergeven worden”. (Matt.1: 21) – en waarom is dat, wat wil God daarmee. Nou, dat zegt Matteüs erbij: “Dat moest allemaal zo gebeuren, want in het boek van de profeet Jesaja staan deze woorden van God: ‘Een jonge vrouw die nog maagd is, zal zwanger worden. Ze zal een zoon krijgen, en hij zal Immanuël genoemd worden’. De naam Immanuël betekent: God is bij ons”.

   Dat samen – de naam Jezus=Hij is de Heer die redt – zodat God bij ons kan zijn – geeft aan waar wij van verlost moeten worden, en wel van alles dat afstand schept tussen God en ons, dat tussen God en mens in staat en ook mensen van elkaar verwijdert en zo oorzaak is van veel eenzaamheid, op zichzelf gericht en in zichzelf gekeerd zijn met als gevolgen het van je af meppen of juist je als in een cocon terugtrekken en de onmacht om dat te doorbreken, om weer ruimte te ervaren en elkaar ruimte te geven – om allerlei muurtjes om jezelf en tussen elkaar te slopen. En dat is Jezus komen doen – ontwapenend, bevrijdend, levendmakend – voor ons.

Dat mag je ook allemaal bedenken en op jezelf betrekken als Jezus meer dan eens zegt dat Hij en de Vader één zijn en wie Hem gezien heeft, de Vader heeft gezien. Zo’ n God hebben wij dus die ruimte schept om onszelf te zijn, die niet wil – staat letterlijk in de Bijbel – dat de mens verloren gaat, maar dat mensen worden gered en leven – gelukkig en voorGoed – dat de wereld niet eraan gaat maar opbloeit. Als je dat op je in laat werken, gaat het meer leven en wordt het niet bedreigend maar uitnodigend en bemoedigend dat die ene naam staat voor behoud/herstel.

Niet maar door in te stemmen met stukje leer van de kerk of je te houden aan een lijstje met leefregels maar door je eigen te maken wie Jezus is en wat zijn weg van redding is en je daardoor te laten inspireren en te laten veranderen, en door in zijn voetsporen te ontdekken wat echt leven is en hoe door te vertrouwen op Jezus en dan ook te leren leven als Jezus blokkades opgeruimd worden en de weg komt open te liggen naar de Vader en naar elkaar – zoals we met Pinksteren zongen.

dia 7

Nou, en dat is nog niemand gelukt en dat gaan wij niet redden met elkaar. En dus betekent Jezus als enige redder niet een geloven onder dwang of uit angst voor de hel of zo maar het aanwijzen van de enige route die echt en blijvend oplevert waar mensen in alle tijden en alle landen naar op zoek zijn: bevrijding van wat gevangen houdt, en van angst voor afwijzing en voor de dood.

Dan blijft de vraag klemmen waarom je voor die weg en voor de Heer die hem wijst na eerst Hem zelf gegaan te zijn, zou kiezen, als echt de enige begaanbare weg. Ik denk dat iedereen gelijk heeft die zegt dat je alleen doet als je hebt gezien en hebt ervaren dat allerlei andere wegen die hetzelfde zeggen te bereiken, falen. En vooral: als je er achter bent gekomen dat steeds weer van alles en nog wat -met de beste bedoelingen uitgeprobeerd – om van zoveel dat in de weg kan zitten en mensen beschadigt en het leven al te vaak tot een hel maakt, af te komen, faalt: relaties in stand houden of herstellen, onrust in jezelf en om je heen wegnemen, een vrediger wereld scheppen door oorlogen te laten ophouden en conflicten uit de wereld te helpen, te werken aan een schoner milieu en gezondere eetpatronen, en zeker ook ziekten genezen, armoede wegwerken, en langer gezonder leven…

Er is en wordt best veel bereikt maar waar blijft echte en blijvende vrede, hoe wordt ziekte uitgebannen en de dood overwonnen, waar blijft die echte rust in mijzelf….?

Elke keer blijken er blokkades te zitten in mensen zelf en groepen mensen, volken: wantrouwen, angst, oud zeer, en vooral de drive om mezelf neer te zetten en overeind te houden, om te gaan voor eigen belang voorop en eigen volk en groep eerst, leidt macht en invloed tot corruptie en competitie, wil ik toch meer zijn dan… en meer hebben dan…en beter worden dan….dan die ander en zelfs: dan God.

Ik las: “wij misbruiken alles wat God ons geeft, om niet Hem te dienen” – en, zeg ik erbij, als het aan ons ligt, ook niet elkaar en anderen dienen – maar onszelf….en gaat dat niet terug op die oerzonde waarmee het ooit begon en die steeds weer de kop opsteekt en een spoor van vernieling blijft trekken: dat een mens als God kan zijn, als hij kiest voor zichzelf en opkomt voor zichzelf en vecht voor zichzelf. En dat uit een hoogmoed die teruggaat op angst want als ik niet die ander van me afhoudt of sterker ben of slimmer of sneller dan zal die ander mij….het is ik of hij.

Dat herkennen veel mensen, christen of niet, en de gevolgen ondervinden we allemaal elke dag aanden lijve en we zien ze om ons heen – en zo vaak voelen we ons er machteloos onder: wat kun je doen tegen problemen dichtbij en ver weg: echtscheidingen in eigen familie en in de kerk, verharding in de omgang, onrecht en oorlog met afschuwelijk geweld, de opwarming van de aarde, elke keer weer verwoestende rampen, zoveel armoede zelfs in eigen omgeving….Waar we samen verantwoordelijk voor zijn zonder het op te kunnen lossen… Waar we ook wel eens ons wanhopig onder voelen of gefrustreerd van zijn.

Kijk, en dan is bevrijdend te horen dat Een die schuld op zich heeft genomen en dat Hij ook met ons op weg gaat naar een nieuwe en goede werkelijkheid. Iemand schrijft dat verlossing betekent afzien van mijn eigen mogelijkheden en mijn eigen keuzevrijheid en het helemaal van Jezus verwachten, ook dat ik mezelf leer loslaten, bevrijd van die wurgende angst van mezelf moeten handhaven en steeds meer aan mezelf en anderen voorbijlopen en me steeds afvragen of ik wel voldoe aan mijn eigen verwachtingen en die van anderen, en wat God wel van me vindt.

Wat een geluk dat het allemaal niet meer zo nodig hoeft omdat Jezus in onze plaats de klappen heeft opgevangen en de schuld gedragen, zodat God nu Jezus in mij ziet en God als een liefdevolle Vader zijn deur en zijn hart voor wij openzet: welkom thuis!

dia 8

Jezus alleen, er is geen andere redder, en geen andere weg. Gebruik dat niet om je toch weer boven anderen te verheffen of tegen anderen af te zetten alsof jij binnen bent en zij – als het niet verandert – voor altijd buiten – ga liever naast hen staan als net zo zondaar die redding nodig heeft, genade, vergeving – en die is er ook voor hen want Jezus is de redder van de wereld – zoon van God die zijn wereld liefheeft en die niet wil dat mensen verloren gaan maar Hem leren kennen en zo behouden worden.

De beste dienst die wij de ander kunnen bewijzen is laten zien wat het voor is en hoe het ons leven stempelt dat we ons aan Jezus toevertrouwen als onze enige redder, wat het met je doet als je niet krampachtig je leven in eigen hand wilt houden maar durft loslaten, en als je weet van eigen schuld en tekort en elke dag van genade leeft..en dat je dan ook vergeving durft vragen waar nodig en anderen kunt vergeven,

Dan kunnen nu al blokkades worden opgeruimd zodat mensen weer verder kunnen, met anderen, en met God, als eerst vijanden zelfs die broers en zussen worden, als samen op de weg van Jezus gezet en omgevormd naar de stijl van Gods koninkrijk.

Ook dat zit in dat ‘Jezus alleen’: dat die weg van Jezus echt tot vrede en herstel kan leiden, als mensen leren de minste te zijn en ook het belang van de ander te zoeken, als Gods liefde ons vult en in beweging zet – en Gods Geest in ons woont.

amen

 

liturgie middagdienst zondag 31 mei 2015

votum en groet

zingen:   Ps. 75: 1,4,6

gebed                    

Schriftlezing: Hand. 3: 1-11; 3: 16 en 4:5-12

zingen:   Ps. 118: 5,8,9

verkondiging:  zondag 11

zingen:  Lied 446: 1a, 2v, 3a, 4m, 6a

geloofsbelijdenis

zingen:  Gz. 162: 1,3,4

gebed

collecte

zingen:   Gz. 109: 1,2,3

(hertaling Ria Borkent)

 

1   Halleluja. lof aan het Lam,
die onze zonden op zich nam,
wiens bloed ons heeft geheiligd!
die dood geweest is, en Hij leeft!
die zijn gemeente vrede geeft
en haar altijd beveiligt! 
2   Dank aan de Koning, op de troon,
die opgestaan is uit de dood
met majesteit en luister,
De nieuwe mens, de hoogste Heer,
     aan Hem de heerschappij en eer!
Laat elke knie zich buigen.

 

3   Lof aan het Lam, Gods metgezel
uit Davids huis,  Immanuel,
bij ons als mens verschenen!
Laat hemel, aarde, het heelal,

in Hem, de Heer die komen zal,

   aanbidden God drie-enig.

 zegen

 4. Aanbid de Vader in het Woord.

    Aanbid de Zoon, aan ’t kruis vermoord.

    Aanbid de Geest uit beiden.

    Van Gods genade zo nabij,

    zijn liefde en betrouwbaarheid,

    zal niets ons kunnen scheiden.