Psalm 73: Geloven tegen de klippen op (oudejaarsdienst 31 december 2014)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, u en jullie, nog jong of al ouder,

2014 is al weer bijna geschiedenis, een veelbewogen jaar dichtbij en ver weg.

Ver weg en toch dichtbij was er die vreselijke ramp met dat vliegtuig in Ukraine.Verder weg was er Egypte met geweld, Syrië en Irak met IS, met veel slachtoffers en vluchtelingen; en in West-Afrika de ebola-uitbraak met veel zieken en ook veel doden. En heel dichtbij was er die ziekte, dat verlies van vader of moeder, broer of zus, vrienden. Voor ons als gemeente was er het ziek zijn en kort geleden het sterven van zr Alie Engler.

Natuurlijk denken we aan ook onze zieken die regelmatig een plek hebben in onze gebeden, aan huwelijken en gezinnen met spanningen en breuken, aan wie werkloos zijn geworden, maar ook aan mooie dingen als huwelijken, geboorte, jubilea, verjaardagen, slagen voor een examen – en aan wat zo gewoon lijkt maar zegen is: eten, drinken, kleren, medicijnen;  werken, naar school gaan, vakantie…

Het is vaak dubbel, en dwars door elkaar heen, en de een lijkt veel meer te verstouwen te krijgen dan de ander – en dan maakt het niet uit of je christen bent of er heel anders in staat. Soms lijken juist mensen die goed bezig zijn en het goede willen voor anderen, en mensen die extra kwetsbaar zijn of die toch al harde klappen gekregen hebben, de dupe te worden: hulpverleners in oorlogsgebieden of in landen met ebola, vrouwen en kinderen, iemand die neergeschoten wordt omdat ze hem voor een crimineel aanzien, vliegtuigpassagiers op weg naar een vakantie..

Terwijl aan de andere kant daders niet opgepakt en gestraft worden, fraudeurs en oplichters jarenlang hun gang kunnen gaan, en de benadeelden jarenlang de gevolgen ondervinden. Het boek Prediker heeft oog voor die  scheve verhoudingen: “eerlijke mensen krijgen een slecht leven, en slechte mensen krijgen een goed leven; ik vind dat allemaal zo zinloos”  (8:14) En: “Ik zag dat er veel geweld is in de wereld. Ik zag de tranen van de mensen die onderdrukt worden. Niemand troost hen” (4: 1). En ook: “Mensen met macht worden vaak beschermd door mensen met meer macht. En zij worden weer beschermd door mensen die nog machtiger zijn.” (5:7)  Veel dat krom is en oneerlijk en dat je niet zomaar recht kunt buigen.

Daar gaat het over in die psalm die we hebben gelezen en waar het over gaat vanavond.

 Geloven tegen de klip­pen op

1. geloofscrisis   (vs.1-14)

2. geloofsoefening (vs.15-24)

3. geloofskeus     (vs.25-28).

 

 1.Geloven tegen de klippen op.  We stuiten op een geloofscri­sis.

De psalm zet in met een stevige uitspraak: God is goed voor Israël, goed voor zijn volk. Nog wat precieser: voor die mensen die uit overtuiging voor de Heer kiezen  en Hem willen volgen;  die in hun leven van elke dag met God rekenen en het goede zoeken voor anderen. Dan mag je de zegen van de Heer verwachten in je leven. Dan gaat het je goed.

En andersom: wie zich van de Heer en zijn leefregels niets aan­trekt, heeft geen toekomst. Wat hij opgebouwd heeft, mislukt, en als hij doodgaat, houdt hij niets en niemand over.

Nou dat is een mooi principe, een hoopvol perspectief, maar dan de praktijk van elke dag! Wat een schrik als dat heldere stevige leerstuk helemaal niet blijkt te kloppen! Daar wordt die geloofscrisis door veroorzaakt in deze psalm. Is geloven dan toch je op glad ijs wagen, inplaats dat je vaste grond onder de voeten hebt? Ik was bijna uitgegle­den, zegt de dichter achter­af: “toch begon ik te ontsporen”. Zomaar kopje onderge­gaan in de donkere diepte van hartgrondige twijfel, juist aan die goed­heid van God voor mensen die Hem dienen:  “ik had het zicht op God verloren”.

Ja, want wat zie je om je heen gebeuren? Toen al? Nu nog? Nou, kwaad dat niet gestraft wordt maar lijkt te lonen. Mensen die zich helemaal niks aan God gelegen laten liggen en over iedereen heen walsen, en toch een best leven hebben. Het makkelijker hebben dat wie gelooft.

Als je om je heen kijkt, lijkt het helemaal geen verschil te maken, of je in God gelooft of niet, of je wel of niet in de bijbel leest en bidt of niet, of je hoopt op leven na dit leven, of niet. Het leven hangt toch van toevalligheden aan el­kaar. Je moet gewoon je best doen en een beetje geluk heb­ben. Ja, en iedereen kan ziek worden en elk mens gaat een keer dood. En als je het dan hebt over God, kan gebeuren wat we net zongen:  Alle nachten, alle dagen eet ik niets dan tranenbrood, want ik hoor hoe zij mij vragen: ‘Is die God van jou soms dood?’

Gemeente, deze psalm zou vandaag gedicht kunnen zijn. Hoor maar in vs. 11 waarin hardop gezegd wordt: God in de hemel? O, die merkt toch niet wat hier gebeurt. Als er al een God is, Hij doet er in elk geval niets aan. En als je eerlijk op je af laat komen wat allemaal gebeurt, ook gebeurd is in 2014 en wel zal doorgaan in 2015, heb je weinig weerwoord tegen die skepsis en die twijfels; sta je je vaak met je mond van tanden, als je soms hartverscheurende verhalen hoort over wat mensen moeten meemaken aan ellende.

Dan kan de twijfel toeslaan als je wilt blijven geloven:   God is goed voor wie zijn weg willen gaan, trouw en conse­quent. Het zijn mooie woorden, maar de werkelijkheid lijkt  zo an­ders. Niet alleen dat mensen die niet geloven het vaak goed voor elkaar hebben, en makkelijker leven dan mensen die wel geloven, er komt nog bij dat gelovige mensen het juist vaak heel beroerd hebben. De waaroms kunnen levensgroot zijn: waar heb ik dat nou aan verdiend, waarom doet God het nou zo in m’n leven? Waarom moeten die vreselijke dingen ons nou overkomen, ‘Heer, “waarom komt en redt U niet?” Vragen…vragen… En antwoorden komen niet.

Zomaar komt je geloof onder hoogspanning. Ga je denken: heb ik dan voor niks de Heer gediend? Is dat nou wat geloven me oplevert? Is het de moeite wel waard te blijven geloven? Je zou haast jaloers worden op die anderen die zoveel makke­lij­ker leven en die het nog voor de wind gaat ook? Moet je niet eer­lijk zijn en toegeven dat je er niets mee opschiet? Dat al die grote verhalen hun tijd gehad hebben, of je nou wil of niet..   Geloven tegen de klippen op – of is de schipbreuk al een feit?

2. Geloven tegen de klippen op -we mogen een oefe­ning in geloven meebeleven.

Het geloof van de dichter lijdt merkwaardig genoeg – en gelukkig maar! – toch geen schip­breuk.   De wending komt in vers 15. Een heel merkwaardige wending in het denken en praten van deze man is dat eigenlijk. Laten we luisteren naar wat hij zegt. Naar wat hij later vertelt over o­ver wat hem heeft tegengehouden alles over boord te zet­ten: zijn geloof, de kerk, en zelfs God. Waarom kwam het daar uiteindelijk toch niet van? Is de man die diepe crisis in zijn relatie met God en met het geloof, toch te boven gekomen?

Nou, dat is in eerste instantie te danken aan het feit dat hij er niet toe kon komen zijn mede-gelovigen los te laten! Het is de zegen van wat verbondenheid  betekenen kan! De dichter keek om zich heen – in de tempel, in de kerk – en hij zag ze zitten: die mannen en die vrouwen, die jongens en die meisjes. En het schoot door hem heen: waar ben ik mee bezig? Als ik zo blijf denken en praten, dan pleeg ik verraad aan mijn volk, aan mijn broers en zussen. Dan raak ik niet alleen God kwijt, maar snijd ik ook de banden door met wie van God zijn. Zoals breken met je geloof en met de kerk ook zo vaak verwijde­ring betekent van mensen die veel voor je zijn gaan betekenen. Trouwens ook als je om wat voor reden een ander kerkelijk onderdak zoekt, ieder zijn weg gaat. Zomaar wordt uit het oog uit het hart. Ook al is goed als kerk te proberen wie gingen in beeld te houden en vooral in je hart een plek te blijven geven, de praktijk is weerbarstig en wat als wie gingen hun hart afsluiten…?

Veel ingrijpender is dat dan verlies van wat sociale contac­ten. Het is ook dit: als het zo zou zijn als Asaf steeds meer ging denken, dan zou dat ook voor al die anderen gelden. En dan zie je ze zitten: dat gezin dat juist in verdriet en zorg zoveel steun aan het geloof heeft, die weduwe die haar man zo mist maar ervaart dat God bij haar is, die jongeren die met al hun vragen en tussen vrienden die aan ze trekken, toch willen  blijven geloven in God, die ouders die met vallen en opstaan hun kinderen vanuit hun geloof proberen op te voeden, die christen-studenten die ook met hun verstand en in hun wetenschap God willen liefhebben en dienen. Kies je dan tegen God, haak je af, dan laat je ook al die anderen los. En je maakt jezelf wijs dat jij het alleen wel redt, en dat zij zonder jou het wel redden. Terwijl we elkaar juist zo nodig hebben: niet om elkaar na te praten en elkaar vast te pinnen op hoe het zit en hoe het hoort, maar om samen te zoeken naar het plan en naar de weg van onze Heer.,

Gemeente, daar schrok de dichter van deze psalm van, en daar schrok hij voor terug. Het gaf hem de stoot terug in de goede  richting. Hij ging weer mee naar de tempel, naar de kerk. Hij ging des te intensiever bijbel lezen en mediteren. Hij ging weer bidden. En ging in gesprek met zijn geloofsgenoten. Naar wat die andere psalm aanbeveelt: “Waarom, ziel, zo aangeslagen,waarom bang en rusteloos? Hoop op God, stel Hem je vragen”.

Kijk, en toen ging hem een licht op. Hét licht. Nee, niet dat de moeiten over waren. Dat alle vragen opgelost wer­den. Proberen alles te begrijpen, dat bleef tobben. Dat lukt niet. En toch komt er wel een antwoord. De Heer leert dan namelijk door de schijn heen kijken. Verder kijken dan het hier en nu.

Dan ontdek je waar het op uitloopt met wie los van God en op zichzelf hun weg gaan. Dat het wel lijken kan of het niet meer stuk kan, maar dat het in werkelijkheid anders is: je blijft met lege handen achter, je staat er alleen voor en je houdt niks over. Je mist je bestemming.

Goddelozen, leert de bijbel en ook de ervaring, hebben geen vrede. En dan zijn goddelozen in de bijbel geen atheïsten en ook geen twijfelaars maar dat zijn mensen die misschien met mooie vrome woorden zonder en tegen God in leven, die geen boodschap hebben aan dat goede leven van God liefhebben boven al en de ander als jezelf. Dan eindig je ‘vruchteloos’.

Gemeente, daar past geen leedvermaak bij. Je huivert als je eraan denkt: mensen die een carrière hebben opgebouwd die klonk als een klok, die geslaagd leken in hun leven, en dan aan het eind bij de puinhopen staan. Met lege handen. Voorgoed alleen. Het is geen reden in de handen te wrijven; net goed. Veelmeer om ons te laten waarschuwen. Want je kunt ook denken recht in de leer te zijn of happy in de Heer, en toch goddeloos bezig zijn. Om niet wat wij hebben op het spel te zetten. Wie ver van U blijven, komen om, staat in vs.27. Je kunt dat ook zo lezen: wie zich van God verwijderen, lopen het doel van hun leven mis.

Denk dus maar niet: wat ben ik slecht af, dat ik met zoveel rekening moet houden en niet gewoon kan doen wat ik vind en voel. Dat ik van mijn ouders over God en Jezus heb gehoord en dat ze me meenemen naar de kerk. Dat ik me houden moet aan wat in de bijbel staat, terwijl ik toch vandaag leef en die bijbel zo’n oud boek is. Begrijpelijk als je jong bent, zulke vragen en kritiek. Je leeft ook vandaag. Maar laat je niet wijsmaken dat je zonder God beter af bent. Luister naar wat die psalmdichter ervaren heeft. Wat hem er bovenop hielp. Dat het namelijk in dit leven voor een kind van God wel heel moeilijk kan zijn, maar dat het een hele rust  is dat God je leven leidt. Dat het dan niet op een grote puin­hoop uitloopt, maar dat het einde goed zal zijn: “ik weet dat U er altijd voor me bent. U houdt mijn hand vast, u leidt me en u geeft me raad. En eens zult u mij bij u nemen”.

3. Geloven tegen de klippen op. Tenslotte: een geloofskeus.

Die keus zou naar wat voorop ging, niet zo moeilijk moeten zijn. De tegenstelling kan niet scherper, tussen hoe het afloopt met wie zonder God hebben geleefd, en wie in de Heer hebben geloofd. Tussen een leven met toekomst en een leven dat stukloopt en doodloopt.

Dat is wel een geloofskeus. Het vraagt vertrouwen, loslaten van waar je zelf zeker van bent en houvast aan probeert te krijgen en het opgeven alles zelf in de grip te willen houden. Het probleem waar deze psalm zo vol van is, is juist dat je niet nu al uit wat je om je heen ziet en zelf ervaart, bewijzen kunt dat het goed komt als je kiest voor de weg van God, achter Jezus aan, en dat je verdwaalt als je het zelf denkt te kunnen uitzoeken en in de grip te kunnen houden. Ook al leert nu al veel ervaring dat in de bijbel heel veel wijsheid te vinden is, waar je voor het leven van elke dag nu al veel winst uit kunt halen. Toch: het komt aan op vertrouwen, op het doen, dat goede leven oefenen. De bijbel zegt trouwens zelf dat geloven zeker zijn is van de dingen waarop je hoopt, en het bewijs van wat je (nog) niet ziet.

Toch is geloven niet een sprong in het duister. Niet je op glad ijs wagen, of schaatsen tussen verrader­lijke wakken door.  Wij hebben Gods eigen woorden. Een bijbel die ons het grote nieuws vertelt van God die ons maakte en ons niet loslaat, en van Jezus die voor onze zonden heeft betaald en die de dood heeft overwonnen en voor ons opkomt. Hij heeft de vloer gelegd onder die geweldi­ge belofte dat God ons zal opnemen in zijn heerlijk­heid. Dat God goed is voor wie Hem verwachten. Daarom hoeven we niet meer te twijfelen. Mogen we geloven en ervaren dat God ons bij de hand pakt en ons op zijn weg houdt. Dat de Heer steunt en troost en nieuwe moed geeft, juist als het moeilijk is. Dat je Hem ook je nood mag klagen en je vragen mag stellen. Dat je het mag gaan ervaren: “God de HEER geeft zijn genade, overdag – en ’s nachts een lied”. Dat je op God mag bouwen, als op een rots.

Dan kijk je zelfs als 2014 een moeilijk jaar was, voor u of jou persoonlijk, voor ons als gemeente, met veel dat speelt in de wereld, toch dankbaar op dat jaat terug. Heer, u was er voor mij en voor ons, elke dag, een heel jaar lang.

En we gaan zonder drempelvrees 2015 binnen: Heer, altijd ben ik veilig bij U, U bent alles wat ik nodig heb….Heer, zult mij beschermen. Ik wil graag dicht bij U zijn, Heer mijn God. Ik vertel over uw goedheid, overal.

Ja en ook met uitzicht, met een hoopvol perspectief:  “want de dag komt- heb geduld – dat je Hem – voorgoed en met al die anderen – prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden – u ook?  – dat mijn God mij, ons, zijn mensen, zijn schepping zal bevrijden!”

                                                                            amen

 

liturgie oudejaarsdienst 31 december 2014

votum en groet

zingen:                      Lied 305 (1,2)

gebed

zingen:           Ps. 42: 1,2,3   Levensliederen

Schriftlezing:  Psalm 73

zingen:             Ps. 42: 4,5,6   Levensliederen

zingen:                       Ps. 73: 9,10

gebed

collecte

slotzang:        Ps. 121 (1-4)

zegen

amen:            Gz. 165   GK

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *