Zondag 5 Heid. Cat.: Immanuël: God-met-ons

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Er gaat elke dag heel wat geld door onze handen. Al wordt het contact betalen wel steeds minder, met pinnen en internetbankieren en OV-chippen.

We zijn na generaties lang met guldens betaald te hebben, langzamerhand gewend aan de euro. Ik ben er wel zo gewend dat ik bijna nooit meer kijk naar de afbeeldingen op de euro-munten die aangeven waar ze vandaan komen: want elk land heeft zijn eigen opschriften en symbolen. Soms valt het je ineens op: hé, ik heb een euro uit Griekenland, deze komt uit Finland, bijzonder!

Maar ik je wel eens opgevallen wat het bijzondere is van de Nederlandse twee euro-munt? Behalve  dat koning Willem Alexander erop staat, of nog koningin Beatrix, of die twee samen? Wat ik bedoel is de rand van die twee-euro-munt, dat daar op staat: God zij met ons. Vroeger was dat ook zo met de gulden, en toen de euro werd ingevoerd is besloten dat dit randschrift mee zou gaan, en zou worden aangebracht op de Nederlandse twee-euro-munten.

   Toch mooi dat het nog op ons geld staat. God met ons, dat zijn woorden die afhankelijk­heid van God belij­den. Die je ook ver­plichten. Die zeggen: leef zo en gebruik zo je geld dat je rekent met God en dat je geeft om en aan anderen. Dat je niet alleen jezelf rijk rekent en naar je toe rekent, dat je eerlijk bent en bereid bent te delen. De naam God heeft met alles te maken, ook met geld verdienen en geld uitgeven, met economie en de politiek, met sociale uitkeringen en studiefinanciering, met bankieren en investeren en beleggen.

God zij met ons, of: God is met ons. Dat is in het hebreeuws dat woord dat we tegenkwamen in Jes. 7 en Matth. 1: Immanu­ël. Een geweldig woord in de bijbel voor een geweldige wer­kelijk­heid: God die bij mensen wil wonen, die onze God wil zijn, die met ons mee wil gaan, elke dag en ook 2014 uit en 2015 in en door. Een bemoediging waar je onder alle omstandigheden je aan vast kunt klampen en op mag beroepen. Ik denk aan wat Jezus zijn leerlingen meegaf voordat Hij terugging naar zijn Vader in de hemel: Ik ben met jullie – en blijf bij jullie –  alle dagen, tot aan de voltooiing van deze we­reld. En de apostel Paulus schrijft het neer met het oog op ­lijden dat zwaar kan zijn en veel kan vragen: als God vóór ons is, wie kan dan nog tegen ons zijn? God houdt van je, dat pakt niemand je nog af!

1. God-met-ons, dat hadden we verspeeld.

  U weet wel waar het op uitliep met de opstand van ons mensen tegen God. Waar Genesis 3 op uitloopt: “daarom stuurde God de mensen weg uit de tuin van Eden”. En dat was voorlopig definitief: “Toen God de mensen weggejaagd had, zette hij engelen bij de ingang van de tuin. Er was ook een brandend zwaard dan heen en weer ging. De engelen en het zwaard moesten de weg naar de boom van het leven bewaken”  (zie: Bijbel in Gewone Taal)

Daarmee lijkt de breuk compleet tussen God en mens. Eerst liep de mens weg bij God, om voortaan op eigen benen te staan. Toen zei God: je wilt niet meer bij me wonen, nou dan mag het ook niet meer. Zo kan ik jullie God niet zijn. Dat is in feite de ergste straf. Dat is de dood. Het weg bij God zijn. En als er niets gebeurt, is er geen weg terug naar dat paradijs, en komt het nooit meer goed.

Er is geen mens die dat ooit voor elkaar krijgt, dat maakt zondag 5 nog eens heel erg duidelijk. Geen enkel schepsel die de schade kan herstellen en vergoeden, die kan zorgen voor een doorstart.

Misschien zijn er vanmorgen, die denken: nou,  en? Is dat dan zo erg?  Zijn er geen belangrijker dingen aan de orde in mijn leven en in deze wereld dan de vraag of en hoe het weer goed kan komen met God – geeft de catechismus niet antwoorden op vragen die geen mens meer stelt? Omdat je helemaal niet vindt dat je zo slecht bent dat je straf verdiend hebt. Omdat je met heel andere dingen bezig bent dan met die vraag waar b.v. een man als Luther en heel veel anderen voor hem en na hem mee geworsteld hebben: hoe vind ik een genadig God? hoe kan het goed komen na wat ik verprutst heb? hoe kom ik weer thuis bij God ?

Toch is dat wel degelijk de grote levensvraag. Daar hangt nou echt alles van af. Het maakt uit of ons leven zin heeft, meer dan er een poosje te zijn en te proberen je er zo goed mogelijk doorheen te slaan en dan dood te gaan. Het beslist over vragen als waar kom ik vandaan en waar ga ik heen, en waar leef ik nou eigen­lijk voor.  Het bepaalt of je in moeilijke tijden echt houvast hebt, of dat je alleen maar in een zwart gat kijkt. Het verandert je kijk op jezelf en je medemensen en de wereld.

Dat praat ik u niet aan, dat heb ik niet van mezelf, maar dat komt bijna van elke bladzij van de bijbel naar ons toe. En het is ook iets dat de ervaring van zo heel veel mensen ons leert.

We mogen daarom wel bidden, dat als het geen vraag voor ons is, het een vraag voor ons worden zal, en het ook voor jullie  een belangrijke vraag is of wordt: hoe kom ik thuis bij Vader?

Zeg nou niet: maar ik ben al thuis bij Vader, ik ben gedoopt en dus een kind van God, wat kan me dan nog gebeuren?

O nee, ik wil niemand die zekerheid uit handen slaan. Want toen je werd gedoopt, toen heeft God dat ook gezegd: je bent van God m’n kind. Daar mag je je aan vastklampen. Daar mag je heel  dankbaar voor zijn. Je mag bouwen op de vaste grond van Gods beloften en van zijn verbond. Waar zou je anders ooit houvast kunnen vinden, en troost in verdriet, en hoop voor de toekomst?

Als het maar nooit iets vanzelfsprekends wordt.  Je denkt er niet meer over na.  Je verbaast je er niet meer over: ik ook? hoe bestaat het? Je bent er niet eens blij mee: ik ben gedoopt, wat zou dat?

Blijf er liever mee bezig, dat God met je bezig wil blijven! Dat God zelfs op zoek is naar wie niet naar Hem op zoek zijn. En dat Jezus ook tegen jou zegt: Ik ben er voor je, dag en nacht, je leven lang!

2. God-met-ons, daar moest voor worden betaald

  De schuld die we hebben gemaakt, moet worden afbetaald. De schade moet worden vergoed. Alleen: geen mens en ook geen ander schepsel krijgt dat voor elkaar. Dat redt je niet met al je euro’s, ook al wordt je miljonair.  Hoe we ook ons best doen, we raken alleen maar verder van huis en dieper in de put. Je roept: Heer, waar dan heen? Er blijft niet anders over dan dat God zelf voor de oplossing zorgt. Dat er een Redder komt die God is èn mens tegelijk. Waar moet ik heen? Naar U alleen!

Kijk, en dat is nou het wonder van Immanuël,  God-met-ons. Immanuël is een naam. Een Iemand.  Die God en mens allebei is. Jozef krijgt dat van de engel Gabriël te horen. Eerst stelt de engel hem gerust: “Je kunt gerust trouwen met Maria. Ze heeft zich niet aan overspel schuldig gemaakt, maar het kind dat ze verwacht is verwekt op een heel bijzondere manier: dit leven is van de Heilige Geest”.  Zo wordt Jozef -die eerst als man en vader is uitge­schakeld – nu als ‘zoon van David’ ingeschakeld om de beloofde Messias te geven aan het huis van David. lees maar Matt.1:16

Door deze geboorte van Jezus, langs die wonderlijke weg, als het regelrechte werk van God, wordt een heel oude belofte die God via Jesaja gegeven had, vervuld: “Een jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon krijgen. Ze zal haar kind Immanuël noemen“. Wat God er precies mee bedoelde in die tijd van Achaz, is omstreden. De een denkt aan een kind dat Achaz en zijn vrouw zelf zullen krijgen – misschien wel de latere koning Hizkia. De vrouw van Achaz zou dan in die naam haar vertrouwen in de HEER uitspreken, terwijl haar man niet echt in de HEER geloofde. Anderen zeggen: het gaat om zomaar een jong meisje in die tijd dat haar kind een naam gaf waaruit haar geloof uitkwam in God, beschamend voor de koning en zijn volk. Nog weer anderen zien er een rechtstreekse belofte in over de komst van de Jezus op deze aarde: God-en-mens-in Eén.

Hoe het ook zij, als de Here Jezus wordt geboren komt God dichter bij de mensen dan ooit gebeurd is.  Nog dichter zelfs dan in het paradijs bij Adam en Eva. Want in Jezus wordt God mens. Een mens van ons vlees en bloed. In Joh. 1 lazen we met kerst: “Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond”. Wat een wonder: als de mensen niet meer bij God kunnen komen,dan komt God bij hen. Gods Zoon wilde een mens te zijn net als wij, met de zwakheden en kwetsbaarheid die daarbij horen als moe kunnen worden en ziek, en Hij is uiteindelijk zelfs net als wij en voor ons de dood in gegaan.

Het maakt meer dan wat ook duidelijk, dat het alleen goed kan komen tussen God en ons, als we van onze zonden worden afgehol­pen. De naam waarmee de zoon van Maria door het leven zal gaan, onthult dat program: Hij is het die zijn volk – en u en jou ook – zal redden van hun  zonden. Daarom kon in die donkere tijd van Achaz, vol afval en ongeloof – God toch bij zijn volk blijven en hen redden van de vijanden waar ze zo benauwd voor waren. Daarom alleen wil de Heer bij ons zijn, en met ons meegaan en voor ons zorgen, en mogen wij zijn kinderen zijn.   Omdat Jezus de blokkade heeft opgeruimd die scheiding maakt tussen God en ons: onze zonden, onze onwil, en onze onmacht.

U kent misschien de uitdrukking wel: het evangelie op een stuivertje. Dat wordt soms gezegd als mensen het geloof en het dienen van de Heer al te makkelijk nemen. Ze leggen ­het meeste naast zich neer en willen alleen wat in hun kraam te pas komt. Je kunt er ook een positieve invulling aan geven. Zeg maar: het evangelie op een euro: God-met-ons, Im­manuël. Wat een wonder! Het heeft deze Zoon en zijn Vader alles ge­kost. Denk daar maar eens aan als u euro’s  door uw handen laat gaan. Geloof maar en wees er blij mee: er is voor mij betaald!

3. God-met-ons, dat is voor iedereen die dat gelooft.

  Geld moet rollen, is een bekende uitdrukking. Bankbiljetten worden niet gedrukt om ze in mooie stapeltjes in een kluis te laten liggen. Munten worden niet geslagen om te op te potten. Deze week stond zelfs een verhaal in de krant van een deskundige die vindt dat Nederlanders veel te veel sparen en beter hun geld kunnen uitgeven, daar gaat de economie weer van draaien. Ik kan het niet beoordelen, het lijkt mij verstandig wel wat geld achter de hand te hebben voor onverwachte extra uitgaven of tegenvallers, maar het is waar dat als niemand meer durft te kopen en te investeren, het met de economie niet goed gaat en rijken steeds rijker en armen steeds armer worden.

Het is wel een aardig voorbeeld voor wat geloven is. De Heer geeft ons zijn evangelie: het goede nieuws dat door de komst van Jezus op aarde en door zijn lijden en sterven het weer goed is gekomen tussen de Heer en ons. Dat God weer met ons is. We hebben dat samen net nog gevierd op het kerstfeest.We mogen er elke zondag over horen. We kunnen er elke dag over lezen. We mogen het ook ervaren als we aan God ons vertrouwen geven.

Het komt er dan wel op aan wat we er nou verder mee doen. Dat het groeit, dat we winst maken. Stel dat we wat we allemaal hebben gehoord en gezongen op het kerstfeest, netjes opbergen voor volgend jaar, samen met de kerstversiering en de licht­jes; dat wat we lezen aan tafel en horen in de kerk, het ene oor in gaat en het andere uit; dat we van alles in ons hoofd hebben over hoe het zit en wat hoort,vooral voor anderen; dat we er niet blij van wordt,  en ons leven er niet anders van wordt. Ja, en we zijn ook niet opbouwend bezig voor elkaar, en niet aantrekkelijk voor mensen om ons heen.

Je zou kunnen zeggen dat de Heer zijn woorden aan ons geeft om ermee te werken: zelf, en samen. Die naam moet in omloop blijven: God-met-ons, Immanuël. Ik denk aan wat de profeet tegen koning Achaz zegt: “alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand“, kunnen jullie het volhouden.

Dat zei de Here toen die eigenwijze Achaz het niet met de bemoediging van de Here wagen wilde. Hij verwacht­te meer heil van zijn eigen politieke slimmigheid: tegen twee koningen die hem met oorlog bedreigden omdat hij niet wilde meedoen met hun bondgenootschap tegen het oprukkende Assyrië, zocht Achaz zijn heil in goede maatjes met Assyrië blijven. Daar ging het een paar weken geleden over, toen we begonnen met die serie vanuit Jesaja, over wat er in de politiek toen speelde.

Toen de Heer koning Achaz hem een teken aanbood als garantie van zijn bescherming en redding, zei Achaz schijnbaar vroom:  “Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de HEER niet op de proef stellen”. Maar dat waren woorden, het was een smoesje. Hij geloofde niet echt. Hij wilde het zelf regelen.

Nou, dan helpt dat zogenaamde geloof je niet. Je staat met lege handen. Al je eigen verzonnen zekerheden zakken onder je weg. Maar wie echt en helemaal op de Heer zijn geloof bouwt, en dat ook in z’n leven laat merken, die komt nooit bedrogen uit. Dan zal de Here naar zijn belofte met je zijn.  Je mag erop vertrouwen dat je zonden je worden vergeven en dat waar dingen scheef gegroeid of vastgelopen zijn, verandering mogelijk is en groei de goede kant op, als je er samen op voor staat. Dat we -hoe moeilijk en lang de weg ook kan zijn die God met ons gaat, en hoe ons geloof onder druk kan komen te staan – we er niet alleen voor staan. God wil erbij zijn. En we mogen elkaar steunen.

We hebben met dat goede nieuws goud in handen: een schat in de hemel die ons niet afgepakt kan worden en waar geen inflatie de waarde vermin­dert. Waardevast tot in eeuwigheid. We hebben die schat nu al onder handbe­reik, vlakbij ons.  Het gaat er maar om die schat om te zetten in klinkende munt en die te delen met elkaar en met anderen.                                  

                                                                               amen

 vraag:    ervaar je dat God met je wil zijn, en merken anderen dat ook aan je?

 

liturgie morgendienst

 votum en groet

zingen:               Ps. 46: 1,2,4                        

de Tien Woorden opnieuw

zingen:               Ps. 40: 2,3

gebed

Schriftlezing:    Jesaja 7: 9b-14

zingen:               Lied 148: 1,2

Schriftlezing:   Matth. 1: 18-25

zingen:               Lied 148: 3

verkondiging:   zondag 5

zingen:               Lied 147 (1a, 2v, 3m,4v,5m,6a)

gebed

collecte

zingen:               Lied 134 (1,2,3)

zegen

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *