Zondag 5 Heid. Cat.: Immanuël: God-met-ons

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Er gaat elke dag heel wat geld door onze handen. Al wordt het contact betalen wel steeds minder, met pinnen en internetbankieren en OV-chippen.

We zijn na generaties lang met guldens betaald te hebben, langzamerhand gewend aan de euro. Ik ben er wel zo gewend dat ik bijna nooit meer kijk naar de afbeeldingen op de euro-munten die aangeven waar ze vandaan komen: want elk land heeft zijn eigen opschriften en symbolen. Soms valt het je ineens op: hé, ik heb een euro uit Griekenland, deze komt uit Finland, bijzonder!

Maar ik je wel eens opgevallen wat het bijzondere is van de Nederlandse twee euro-munt? Behalve  dat koning Willem Alexander erop staat, of nog koningin Beatrix, of die twee samen? Wat ik bedoel is de rand van die twee-euro-munt, dat daar op staat: God zij met ons. Vroeger was dat ook zo met de gulden, en toen de euro werd ingevoerd is besloten dat dit randschrift mee zou gaan, en zou worden aangebracht op de Nederlandse twee-euro-munten.

   Toch mooi dat het nog op ons geld staat. God met ons, dat zijn woorden die afhankelijk­heid van God belij­den. Die je ook ver­plichten. Die zeggen: leef zo en gebruik zo je geld dat je rekent met God en dat je geeft om en aan anderen. Dat je niet alleen jezelf rijk rekent en naar je toe rekent, dat je eerlijk bent en bereid bent te delen. De naam God heeft met alles te maken, ook met geld verdienen en geld uitgeven, met economie en de politiek, met sociale uitkeringen en studiefinanciering, met bankieren en investeren en beleggen.

God zij met ons, of: God is met ons. Dat is in het hebreeuws dat woord dat we tegenkwamen in Jes. 7 en Matth. 1: Immanu­ël. Een geweldig woord in de bijbel voor een geweldige wer­kelijk­heid: God die bij mensen wil wonen, die onze God wil zijn, die met ons mee wil gaan, elke dag en ook 2014 uit en 2015 in en door. Een bemoediging waar je onder alle omstandigheden je aan vast kunt klampen en op mag beroepen. Ik denk aan wat Jezus zijn leerlingen meegaf voordat Hij terugging naar zijn Vader in de hemel: Ik ben met jullie – en blijf bij jullie –  alle dagen, tot aan de voltooiing van deze we­reld. En de apostel Paulus schrijft het neer met het oog op ­lijden dat zwaar kan zijn en veel kan vragen: als God vóór ons is, wie kan dan nog tegen ons zijn? God houdt van je, dat pakt niemand je nog af!

1. God-met-ons, dat hadden we verspeeld.

  U weet wel waar het op uitliep met de opstand van ons mensen tegen God. Waar Genesis 3 op uitloopt: “daarom stuurde God de mensen weg uit de tuin van Eden”. En dat was voorlopig definitief: “Toen God de mensen weggejaagd had, zette hij engelen bij de ingang van de tuin. Er was ook een brandend zwaard dan heen en weer ging. De engelen en het zwaard moesten de weg naar de boom van het leven bewaken”  (zie: Bijbel in Gewone Taal)

Daarmee lijkt de breuk compleet tussen God en mens. Eerst liep de mens weg bij God, om voortaan op eigen benen te staan. Toen zei God: je wilt niet meer bij me wonen, nou dan mag het ook niet meer. Zo kan ik jullie God niet zijn. Dat is in feite de ergste straf. Dat is de dood. Het weg bij God zijn. En als er niets gebeurt, is er geen weg terug naar dat paradijs, en komt het nooit meer goed.

Er is geen mens die dat ooit voor elkaar krijgt, dat maakt zondag 5 nog eens heel erg duidelijk. Geen enkel schepsel die de schade kan herstellen en vergoeden, die kan zorgen voor een doorstart.

Misschien zijn er vanmorgen, die denken: nou,  en? Is dat dan zo erg?  Zijn er geen belangrijker dingen aan de orde in mijn leven en in deze wereld dan de vraag of en hoe het weer goed kan komen met God – geeft de catechismus niet antwoorden op vragen die geen mens meer stelt? Omdat je helemaal niet vindt dat je zo slecht bent dat je straf verdiend hebt. Omdat je met heel andere dingen bezig bent dan met die vraag waar b.v. een man als Luther en heel veel anderen voor hem en na hem mee geworsteld hebben: hoe vind ik een genadig God? hoe kan het goed komen na wat ik verprutst heb? hoe kom ik weer thuis bij God ?

Toch is dat wel degelijk de grote levensvraag. Daar hangt nou echt alles van af. Het maakt uit of ons leven zin heeft, meer dan er een poosje te zijn en te proberen je er zo goed mogelijk doorheen te slaan en dan dood te gaan. Het beslist over vragen als waar kom ik vandaan en waar ga ik heen, en waar leef ik nou eigen­lijk voor.  Het bepaalt of je in moeilijke tijden echt houvast hebt, of dat je alleen maar in een zwart gat kijkt. Het verandert je kijk op jezelf en je medemensen en de wereld.

Dat praat ik u niet aan, dat heb ik niet van mezelf, maar dat komt bijna van elke bladzij van de bijbel naar ons toe. En het is ook iets dat de ervaring van zo heel veel mensen ons leert.

We mogen daarom wel bidden, dat als het geen vraag voor ons is, het een vraag voor ons worden zal, en het ook voor jullie  een belangrijke vraag is of wordt: hoe kom ik thuis bij Vader?

Zeg nou niet: maar ik ben al thuis bij Vader, ik ben gedoopt en dus een kind van God, wat kan me dan nog gebeuren?

O nee, ik wil niemand die zekerheid uit handen slaan. Want toen je werd gedoopt, toen heeft God dat ook gezegd: je bent van God m’n kind. Daar mag je je aan vastklampen. Daar mag je heel  dankbaar voor zijn. Je mag bouwen op de vaste grond van Gods beloften en van zijn verbond. Waar zou je anders ooit houvast kunnen vinden, en troost in verdriet, en hoop voor de toekomst?

Als het maar nooit iets vanzelfsprekends wordt.  Je denkt er niet meer over na.  Je verbaast je er niet meer over: ik ook? hoe bestaat het? Je bent er niet eens blij mee: ik ben gedoopt, wat zou dat?

Blijf er liever mee bezig, dat God met je bezig wil blijven! Dat God zelfs op zoek is naar wie niet naar Hem op zoek zijn. En dat Jezus ook tegen jou zegt: Ik ben er voor je, dag en nacht, je leven lang!

2. God-met-ons, daar moest voor worden betaald

  De schuld die we hebben gemaakt, moet worden afbetaald. De schade moet worden vergoed. Alleen: geen mens en ook geen ander schepsel krijgt dat voor elkaar. Dat redt je niet met al je euro’s, ook al wordt je miljonair.  Hoe we ook ons best doen, we raken alleen maar verder van huis en dieper in de put. Je roept: Heer, waar dan heen? Er blijft niet anders over dan dat God zelf voor de oplossing zorgt. Dat er een Redder komt die God is èn mens tegelijk. Waar moet ik heen? Naar U alleen!

Kijk, en dat is nou het wonder van Immanuël,  God-met-ons. Immanuël is een naam. Een Iemand.  Die God en mens allebei is. Jozef krijgt dat van de engel Gabriël te horen. Eerst stelt de engel hem gerust: “Je kunt gerust trouwen met Maria. Ze heeft zich niet aan overspel schuldig gemaakt, maar het kind dat ze verwacht is verwekt op een heel bijzondere manier: dit leven is van de Heilige Geest”.  Zo wordt Jozef -die eerst als man en vader is uitge­schakeld – nu als ‘zoon van David’ ingeschakeld om de beloofde Messias te geven aan het huis van David. lees maar Matt.1:16

Door deze geboorte van Jezus, langs die wonderlijke weg, als het regelrechte werk van God, wordt een heel oude belofte die God via Jesaja gegeven had, vervuld: “Een jonge vrouw zal zwanger worden en een zoon krijgen. Ze zal haar kind Immanuël noemen“. Wat God er precies mee bedoelde in die tijd van Achaz, is omstreden. De een denkt aan een kind dat Achaz en zijn vrouw zelf zullen krijgen – misschien wel de latere koning Hizkia. De vrouw van Achaz zou dan in die naam haar vertrouwen in de HEER uitspreken, terwijl haar man niet echt in de HEER geloofde. Anderen zeggen: het gaat om zomaar een jong meisje in die tijd dat haar kind een naam gaf waaruit haar geloof uitkwam in God, beschamend voor de koning en zijn volk. Nog weer anderen zien er een rechtstreekse belofte in over de komst van de Jezus op deze aarde: God-en-mens-in Eén.

Hoe het ook zij, als de Here Jezus wordt geboren komt God dichter bij de mensen dan ooit gebeurd is.  Nog dichter zelfs dan in het paradijs bij Adam en Eva. Want in Jezus wordt God mens. Een mens van ons vlees en bloed. In Joh. 1 lazen we met kerst: “Het Woord is mens geworden en heeft bij ons gewoond”. Wat een wonder: als de mensen niet meer bij God kunnen komen,dan komt God bij hen. Gods Zoon wilde een mens te zijn net als wij, met de zwakheden en kwetsbaarheid die daarbij horen als moe kunnen worden en ziek, en Hij is uiteindelijk zelfs net als wij en voor ons de dood in gegaan.

Het maakt meer dan wat ook duidelijk, dat het alleen goed kan komen tussen God en ons, als we van onze zonden worden afgehol­pen. De naam waarmee de zoon van Maria door het leven zal gaan, onthult dat program: Hij is het die zijn volk – en u en jou ook – zal redden van hun  zonden. Daarom kon in die donkere tijd van Achaz, vol afval en ongeloof – God toch bij zijn volk blijven en hen redden van de vijanden waar ze zo benauwd voor waren. Daarom alleen wil de Heer bij ons zijn, en met ons meegaan en voor ons zorgen, en mogen wij zijn kinderen zijn.   Omdat Jezus de blokkade heeft opgeruimd die scheiding maakt tussen God en ons: onze zonden, onze onwil, en onze onmacht.

U kent misschien de uitdrukking wel: het evangelie op een stuivertje. Dat wordt soms gezegd als mensen het geloof en het dienen van de Heer al te makkelijk nemen. Ze leggen ­het meeste naast zich neer en willen alleen wat in hun kraam te pas komt. Je kunt er ook een positieve invulling aan geven. Zeg maar: het evangelie op een euro: God-met-ons, Im­manuël. Wat een wonder! Het heeft deze Zoon en zijn Vader alles ge­kost. Denk daar maar eens aan als u euro’s  door uw handen laat gaan. Geloof maar en wees er blij mee: er is voor mij betaald!

3. God-met-ons, dat is voor iedereen die dat gelooft.

  Geld moet rollen, is een bekende uitdrukking. Bankbiljetten worden niet gedrukt om ze in mooie stapeltjes in een kluis te laten liggen. Munten worden niet geslagen om te op te potten. Deze week stond zelfs een verhaal in de krant van een deskundige die vindt dat Nederlanders veel te veel sparen en beter hun geld kunnen uitgeven, daar gaat de economie weer van draaien. Ik kan het niet beoordelen, het lijkt mij verstandig wel wat geld achter de hand te hebben voor onverwachte extra uitgaven of tegenvallers, maar het is waar dat als niemand meer durft te kopen en te investeren, het met de economie niet goed gaat en rijken steeds rijker en armen steeds armer worden.

Het is wel een aardig voorbeeld voor wat geloven is. De Heer geeft ons zijn evangelie: het goede nieuws dat door de komst van Jezus op aarde en door zijn lijden en sterven het weer goed is gekomen tussen de Heer en ons. Dat God weer met ons is. We hebben dat samen net nog gevierd op het kerstfeest.We mogen er elke zondag over horen. We kunnen er elke dag over lezen. We mogen het ook ervaren als we aan God ons vertrouwen geven.

Het komt er dan wel op aan wat we er nou verder mee doen. Dat het groeit, dat we winst maken. Stel dat we wat we allemaal hebben gehoord en gezongen op het kerstfeest, netjes opbergen voor volgend jaar, samen met de kerstversiering en de licht­jes; dat wat we lezen aan tafel en horen in de kerk, het ene oor in gaat en het andere uit; dat we van alles in ons hoofd hebben over hoe het zit en wat hoort,vooral voor anderen; dat we er niet blij van wordt,  en ons leven er niet anders van wordt. Ja, en we zijn ook niet opbouwend bezig voor elkaar, en niet aantrekkelijk voor mensen om ons heen.

Je zou kunnen zeggen dat de Heer zijn woorden aan ons geeft om ermee te werken: zelf, en samen. Die naam moet in omloop blijven: God-met-ons, Immanuël. Ik denk aan wat de profeet tegen koning Achaz zegt: “alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand“, kunnen jullie het volhouden.

Dat zei de Here toen die eigenwijze Achaz het niet met de bemoediging van de Here wagen wilde. Hij verwacht­te meer heil van zijn eigen politieke slimmigheid: tegen twee koningen die hem met oorlog bedreigden omdat hij niet wilde meedoen met hun bondgenootschap tegen het oprukkende Assyrië, zocht Achaz zijn heil in goede maatjes met Assyrië blijven. Daar ging het een paar weken geleden over, toen we begonnen met die serie vanuit Jesaja, over wat er in de politiek toen speelde.

Toen de Heer koning Achaz hem een teken aanbood als garantie van zijn bescherming en redding, zei Achaz schijnbaar vroom:  “Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de HEER niet op de proef stellen”. Maar dat waren woorden, het was een smoesje. Hij geloofde niet echt. Hij wilde het zelf regelen.

Nou, dan helpt dat zogenaamde geloof je niet. Je staat met lege handen. Al je eigen verzonnen zekerheden zakken onder je weg. Maar wie echt en helemaal op de Heer zijn geloof bouwt, en dat ook in z’n leven laat merken, die komt nooit bedrogen uit. Dan zal de Here naar zijn belofte met je zijn.  Je mag erop vertrouwen dat je zonden je worden vergeven en dat waar dingen scheef gegroeid of vastgelopen zijn, verandering mogelijk is en groei de goede kant op, als je er samen op voor staat. Dat we -hoe moeilijk en lang de weg ook kan zijn die God met ons gaat, en hoe ons geloof onder druk kan komen te staan – we er niet alleen voor staan. God wil erbij zijn. En we mogen elkaar steunen.

We hebben met dat goede nieuws goud in handen: een schat in de hemel die ons niet afgepakt kan worden en waar geen inflatie de waarde vermin­dert. Waardevast tot in eeuwigheid. We hebben die schat nu al onder handbe­reik, vlakbij ons.  Het gaat er maar om die schat om te zetten in klinkende munt en die te delen met elkaar en met anderen.                                  

                                                                               amen

 vraag:    ervaar je dat God met je wil zijn, en merken anderen dat ook aan je?

 

liturgie morgendienst

 votum en groet

zingen:               Ps. 46: 1,2,4                        

de Tien Woorden opnieuw

zingen:               Ps. 40: 2,3

gebed

Schriftlezing:    Jesaja 7: 9b-14

zingen:               Lied 148: 1,2

Schriftlezing:   Matth. 1: 18-25

zingen:               Lied 148: 3

verkondiging:   zondag 5

zingen:               Lied 147 (1a, 2v, 3m,4v,5m,6a)

gebed

collecte

zingen:               Lied 134 (1,2,3)

zegen

 

 

Jezus komt op aarde: alles wordt nieuw (kerst 2014)

Gemeente van Christus,

We gaan straks een bekend oud kerstlied zingen:  ‘Midden in de winternacht ging de hemel open’. Daar zit de oude maar onjuiste gedachte achter dat Jezus geboren is in de winter,op 25 december. En dat lied is dan ook nog ontstaan in West- Europa waar de winters kouder zijn dan in Israël. Vandaar dat wat bizarre: “Ondanks winter, sneeuw en ijs” – die waren er echt niet toen in Bethlehem.

Het is veel meer voor de hand liggend dat het kind Jezus ter wereld kwam in de zomer, in juni of juli. De tijd dat de herders met hun schapen de nacht buiten doorbrachten, in plaats van in het dorp.

Ja maar toch kun je zo’n lied als ‘Midden in de winternacht’  op een goede manier inhoud geven. Als je namelijk het ziet en zingt als een beeld voor wat het goede nieuws van Jezus’ geboorte is in een wereld waarin het op heel veel plaatsen en heel veel manieren donker is en kil en hard,  zelfs onleefbaar als gevolg van de zonde en de gevolgen van die zonde als onrecht, onderdrukking,  oorlog, keihard eigenbelang; een wereld ook met ziekten, en van ‘alle mensen moeten sterven’.  In zo’n wereld -schreef  Johannes – is het licht gaan schijnen – de zon opgegaan van Gods genade.

Dan gaat dat lied ineens diepe betekenis krijgen: “midden in de winternacht ging de hemel open; die ons heil ter wereld bracht…. ondanks winter. sneeuw en ijs bloeien alle bomen” – nieuw leven!

In de BGT staat het zo: Gods Zoon “is het licht dat schijnt in het donker. En het licht heeft het gewonnen van het donker….Gods Zoon is het ware licht, dat schijnt voor alle mensen” (1: 5 en 9). En  – nog een keer dat lied – Hij kwam ‘in antwoord op ons hopen’, na eeuwen blijde verwachting.

Denk alleen maar aan die psalm van de eerste adventszondag: “mijn ziel, vervuld van zorgen, wacht sterker op de Heer, dan wachters op de morgen, de morgen, o wanneer?”  (Psalm 130). En denk aan de tekst van die zondag, Jesaja 9: 1, over het volk dat in het donker leeft, en dat al in de verte van de tijd een stralend licht mag zien, een helder licht in het land waar het nu nog donker is.

Ik denk dat we allemaal wel weten dat inderdaad licht leven is, dat de zon van levensbelang is: voor het groeien van planten en dieren en mensen, voor ons voedsel, voor onze huid en onze botten (vitamine D ), onze concentratie,   ook voor ons dagritme, zelfs voor onze stemming. Het leven op onze aarde is er zelfs mee begonnen, we lezen er al over op de eerste bladzijde van de bijbel dat toen de aarde nog woest en doods was, onbewoonbaar en dus onbewoond, dat God toen als eerste zei dat er licht moest komen en dat het gebeurde en het leven begon.

Johannes heldert dat verder op op de eerste bladzijde van zijn goed-nieuws-verhaal met die schepping te verbinden aan de eeuwige Zoon van God die bij God was en zelf God is: het Woord – dat is God die spreekt, die communiceert, die contact legt en verbinding zoekt: “in het Woord  was leven en het leven was het licht voor de mensen”, het licht dat al wat duister is overwint.

Kijk, en dat is het geweldige verhaal van God die trouw blijft en niet loslaat wat Hij begon. Johannes heeft het over Gods licht dat schijnt in het donker – en dan doelt hij op dat donker dat wij mensen veroorzaken en waar we vaak zelf voor kiezen als we met onze rug naar God toe leven, en zo het Zonlicht afschermen – en wegkruipen in het donker met van alles en nog wat dat Gods daglicht niet kan verdragen – even verder heeft Johannes het erover dat een mens vaak wegvlucht van het licht om zo zijn verkeerde dingen verborgen te houden: “maar iemand die goed leeft en trouw is, zoekt het licht juist op; dan wordt duidelijk dat hij dicht bij God leeft”.

Dan is die trouw van God en zijn geduld en zijn onbegrijpelijke liefde dat Hij meteen al in het begin en steeds maar weer ons niet in dat donker laat maar ons opzoekt: mens, waar ben je? En Paulus schrijft later dat God ons gered heeft uit de macht van de duisternis – dat is: het kwaad, de dood – en ons overgebracht heeft naar het rijk van zijn geliefde Zoon – van Jezus die zichzelf presenteerde en bewees als het licht voor de wereld, en dus ook voor ons leven. Dat is het eigene van kerstfeest: daarom zijn die kaarsjes en die lichtjes toch zo gek nog niet. Als die je maar verwijzen naar dat grote echte Licht dat als redder ons donker komt aanpakken.

Bijzonder dat het licht komt als een kind, met beloften van koning zijn en redding brengen, en vrede. Al aangekondigd in die profetie van vrede: “want een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven”. Wat in die kerstnacht wordt omgeroepen als het beslissende reddingsmoment dat mensen in Gods licht zet: “Vandaag is jullie redder geboren: Christus de Heer”, en daarom sinds nu: “vrede op aarde!”.

Dat is licht dan ondanks nog zoveel donker niet meer zal doven – Zacharias zong er een geweldig lied over: “Omdat God zoveel van ons houdt, zal Hij het hemelse licht naar ons sturen. Dat licht zal schijnen op iedereen die leeft in het donker, in de schaduw van de dood. Dat licht zal ons de weg wijzen naar vrede” – dat geeft hoop zelfs in wanhoop, dat is leven terwijl de dood je aangrijnst, dat geeft je vrede zelfs midden in de oorlog: “ondanks winter, sneeuw en ijs, bloeien alle bomen”.

Denk aan mensen die in tijd van oorlog of als je net iemand hebt moeten begraven, een kind krijgen. Dat voelt dubbel, emotioneel, maar het is vooral toch weer een lichtstraaltje, nieuw leven, toekomst. Zoals ze in die donkere tijd van Jesaja moed putten uit de geboorte van een prins,een nieuwe koning.  Zo was de geboorte van dat kind in Bethlehem een licht in de nacht: “God heeft ons niet vergeten, dit Kind zal Jezus heten, uit zonden redt Hij Israël. Zijn naam is ook Immanuël. God is met ons. Halleluja!”

Als je echt kerstfeest wil vieren, is dat waar het om gaat, die grote blijdschap voor het hele volk, dat licht voor de wereld, midden in nog zoveel duisternis, ellende, dood:  dat God-met-ons wil zijn. Daar loopt dat geweldige en ook best moeilijke verhaal van Johannes op uit, over licht dat leven is, dat in deze wereld kwam en het duister overwint: dat Woord is nou mens van ons vlees en bloed geworden – en Lucas vertelt over hoe gewoon en juist daarom bijzonder het was:  Jezus geboren als Maria’s eerste kind: “ze legde hem in een voerbak voor de dieren, want er was  voor hen nergens plaats” – hoor weer Johannes: “Hij kwam naar wat van hem was, maar wie van hem waren hebben hem niet ontvangen” – het begon meteen al: geen plaats om te slapen, geen wiegje als rustplaats. En later zou het niet anders en beter worden:  “Vossen hebben een hol en vogels hebben een nest. Maar de Mensenzoon heeft geen plek om te rusten”. Totdat het uitliep op dat vloekhout van eenkruis: ‘buiten de poort heeft Jezus geleden, buiten de poort de kruisweg betreden, buiten de poort kwam Gods toorn op Hem af, maakt Hij zijn kinderen vrij van de straf’. Als het Licht voor de wereld!

Let op het contrast, meteen in die nacht van zijn geboorte al: de koning in een voerbak, weggestopt en voor wie het niet wist onzichtbaar en onherkenbaar, en het stralende licht van de hemel bij in die tijd verachte herders: het licht van God straalde om hen heen: jullie hoeven niet bang te zijn.

Zo wil God dichtbij ons komen, zo wilde Jezus in onze huid kruipen en ons leven leven, als ook een dakloze – geen plaats voor hen om Hem ; als ook een asielzoeker – op de vlucht naar Egypte – als net als jij een kleuter en naar school – als net als jullie puber en op weg naar het volwassen worden met alles wat erbij hoort (“Jezus groeide op en Hij werd steeds wijzer”), als net  als wij soms onbegrepen door zijn eigen familie (niet gerespecteerd in zijn eigen stad en door zijn eigen familie), die net als wij ziek kon worden en moe, die net als wij en voor ons de dood onderging.

Ja maar dat anders dan wij vaak, voor ons, en als voorbeeld voor ons: integer, toegewijd, dienend. In de bijbel staat van Hem dat hij met onze zwakheden kan meevoelen maar niet gezondigd heeft. En dat we daarom altijd in de naam van Jezus bij God terecht kunnen, om hulp en om vergeving. Wat een licht in nog zoveel dat donker is: ondanks winter, sneeuw en ijs, bloeit ons leven al op!

We mogen in een vaak kille wereld de warmte van Gods zon van genade en liefde ervaren, en anderen ermee verwarmen; en als we het licht Jezus volgen kunnen we elkaar tot steun zijn.

Maar dat vraagt wel dat we het met Jezus wagen, ons aan Hem toevertrouwen, en Hem volgen. Jezus die zelf zei dat Hij het licht voor de wereld is en dat je nu al van dat licht mag genieten en dat licht mag verspreiden, als je dicht bij Hem blijft: “Als je Mij volgt, leef je niet meer in het donker. Dan hoort je bij het licht dat leven geeft” (Joh. 8:12). En we worden zelf ook licht voor anderen.

Zoals Jezus dat zelf gezegd heeft tegen zijn eerste leerlingen en ook tegen ons, dat wij het licht voor de wereld mogen zijn, voor mensen om ons heen en in de samenleving, en dat vooral door hoe wij ons opstellen, door hoe wij omgaan met elkaar en met anderen, door zeg maar onze uitstraling: ” zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel” – hoe belangrijk dus wat mensen zien aan ons en merken van ons.

Johannes wijst ons erop dat het er wel op aan komt:  “Wie zegt in het licht te zijn maar zijn broeder of zuster haat, bevindt zich nog altijd in de duisternis. Wie de ander liefheeft, blijft in  het licht en komt niet ten val, maar wie de ander haat, bevindt zich in de duisternis.”  (1 Johannes 2: 9-10).  En dan isook negeren, of niet respecteren, of uitsluiten, en pesten, iets dat dicht in de buurt van haten komt.

Duistere kanten die elk mens heeft, en die je onder ogen moet willen zien, om dan ermee in het licht van God te durven komen, en je door zijn Geest en zijn liefde te laten vervullen en te laten verwarmen, zodat je steeds meer echt tot leven en tot bloei komt, aanstekelijk voor anderen.

Kerst is een feest van veel licht in de donkerste tijd van het jaar – ook het feest van liefde, warmte, zorg, van omkijken naar wie het minder hebben, en extra dingen doen voor mensen om je heen, en dat is goed en waardevol, maar als de feestdagen voorbij zijn en het gewone leven verder gaat, worden de kaarsen opgeborgen, de kerstboom afgetuigd en vallen we terug in gewone patronen.

Maar als je echt kerst gevierd hebt, als het feest van het licht voor de wereld dat niet meer uit gaat, en als je Jezus wilt volgen, wordt het nooit meer donker en kil in je hart, en blijf je Jezus uitstralen.

Neem mee wat de apostel Paulus schrijft: “Doe alles zonder te klagen, en zonder ruzie te maken. Dan zullen jullie volmaakte kinderen van God zijn, zuiver en zonder fouten. Dan vallen jullie op tussenalle slechte en oneerlijke mensen, als sterren die schitteren in de nacht”  (Filippenzen 2: 15)

De laatste plaat van het project van dit jaar is een vlam, met daarbinnen de wereld, en een kaars. Vertel het maar legt uit: “dat licht laat zien dat God bij ons woont en wij gaan licht geven als God in ons leven is”. 

En de vraag die meegaat is:  hoe kun jij en kunnen wij een licht zijn voor de mensen om je heen?

                                                 amen

 

liturgie morgendienst 1e kerstdag

zingen:     Lied 143 (1,2,3) 

votum en groet

zingen:     Ps. 118: 1,9 

gebed

zingen:     Psalm 98 (Sela)  

Schriftlezing:  Lucas  2: 1-14

zingen:    Opwekking 523  

Schriftlezing:  Johannes 1: 1-14

zingen:    Lied 150

overdenking                    

zingen:     NLB 486 (1-4)  Midden in de winternacht 

gebed

collecte 

zingen:      Ps. 150: 1,2    (LL) 

zegen

amen:        Gz. 50 (Ere zij God)  

Jesaja 61: 1-3 : Goed nieuws! (4e adventszondag)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Het thema voor deze vierde adventszondag is:  ‘goed nieuws’.

De boodschapper die aan het woord is in Jesaja 61 zegt dat hij door de HEER gezalfd is, bezield door Gods Geest, en gestuurd “om aan armen het goede nieuws te brengen”. Dan gaat het over bevrijding, bestraffen van onrecht, wederopbouw, een nieuw begin.

En dan denken wij in deze weken voor kerst natuurlijk meteen door tot op de geboorte van het kind Jezus, door een boodschapper van God zo bekendgemaakt: “Ik kom julliegoed nieuws  brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias, de Heer.”   (Luc.2: 10-11)  Het vervolg kennen we ook: dat Jezus gestorven is voor onze zonden, en is opgestaan.

En Jezus zelf gaf de opdracht mee om met dat goede nieuws de wereld in te gaan:  “Trek heel de wereld rond en maak aan ieder schepsel het goede nieuws bekend”  (Marc.16:15) Een opdracht die nog altijd geldig is, voor de kerk van nu, en dus voor u en jou en mij. Met de vraag hoe we dat dan doen, of dat nog wel werkt, en hoe je mensen ermee bereikt.

Deze week las ik een artikel met als kop ‘Verlegenheid met ‘het goede nieuws‘ ‘.Het ging over een onderzoek onder leden van christelijke studentenverenigingen,  met als centrale vraag: “wat betekent het goede nieuws van de opstanding van  Jezus Christus  voor niet-christelijke buren en studiegenoten?”… Een lastige vraag, zoals blijkt uit de conclusies van de onderzoekers: “christelijke studenten nauwelijks aangeven wat het evangelie voor het hier en nu  betekent – zeker niet op een  manier die bij niet-gelovige leeftijdgenoten overkomt. En dat geldt vast voor meer christenen” – er is ook vaak veel uitleg nodig, en dus ook veel geduld.

 Heel wat christelijke studenten gaven in dat onderzoek aan dat de christelijke boodschap voor hun niet-christelijke omgeving ‘onlogisch, onbegrijpelijk en niet strokend met de werkelijkheid is”. Dat werkt twee kanten op: leerstellige verhalen over zonde, genade, verlossing, komen totaal  niet over; en persoonlijke en emotionele verhalen als dat het evangelie troost geeft en steun kan makkelijk worden afgedaan als: fijn voor jou dat jij dat hebt, maar dat is niks voor mij.

Het draait om de centrale vraag: wat is er ‘goed nieuws’ aan het evangelie voor het hier en nu? Juist de teksten die we gelezen hebben kunnen ons op weg helpen, omdat ze dat goede nieuwsconcreet maken voor de wereld waarin de eerste hoorders leefden, en dat is ook onze wereld.Ik maak me geen illusie dat we afgeronde antwoorden vinden, maar misschien wel een aanzet.

                 Goed nieuws

1. Geest-krachtig

2. bevrijdend

3. vertroostend

 

1. Goed nieuws dat Geest-krachtig blijkt

De brenger van het goede nieuws zet meteen hoog in: “de Geest van de Heer rust op mij, de Heer heeft mij gezalfd” – dat is: officieel met een taak belast en erop uit gestuurd met als opdracht “om aan armen het goede nieuws te brengen, om aan verslagen harten=mensen hoop te bieden”.

Dat is hoe dan ook meteen de pretentie dat zijn goede nieuws mensen raakt in hun eigen situatie: mensen in de knel zitten die er kapot van zijn: met gebroken harten en levens, gevangen, wanhopig.  Meteen al: geen waarheden en wijsheden uit een boekje, ook niet alleen: mijn gevoel, mijn emotie. Het goede nieuws is dat er echt wat gaat veranderen, dat God ingrijpt, dat er nieuwe tijden komen.

Straks nog wel meer daarover, maar nu eerst die hoge inzet: de Geest van de Heer rust op mij….wie kan dat zeggen; wie is hier aan het woord en wat zegt dat voor dat goede nieuws dat hij wil brengen?

Ik denk dat de profeet het allereerst betrekt op zichzelf: wat ik te melden heb komt niet bij mezelf vandaan, is ook niet het napraten van wat oude teksten maar is in opdracht van de Heer zelf – zoals dat als belofte voor volgelingen van Jezus ook naar ons toe komt: “Maak je geen zorgen over wat je moet zeggen en hoe je het moet zeggen. Want op dat moment zal God je de juiste woorden geven. Want je spreekt dan niet zelf, maar de Geest van jullie Vader spreekt dan door jullie mond” . (Matt. 10)

Daar is dat met het oog op kritieke situaties zoals vervolging of gevangenschap, maar in het licht van de bijbel als geheel slaat het op zoveel omstandigheden waar het erop aan komt.  Geest-kracht maakt het echt, geeft je woorden en gesprekken overtuigingskracht: het is  niet aan jou om die ander te overtuigen, laat staan gelijk te krijgen: vertel het maar en laat het maar gebeuren.

Vooral: als je door de Geest gedreven wordt, als Gods liefde doorklinkt in wat je zegt en merkbaar  voelbaar is in je houding, in wat je doet en laat, raakt dat mensen en is dat nooit voor niets geweest. Zoals Paulus schrijft: “wat ons drijft is de liefde van Christus” en: “wij zijn gezanten van Christus”.

Daarmee buigen we de Bijbelse lijn terug naar onze tekst, waar die profeet met wat hij over  zijn opdracht en zijn drijfveer zegt, al door de woorden die hij kiest,  boven zichzelf uit grijpt.  Hij verwijst naar Iemand meer dan een profeet, die gezalfd is om te kunnen waarmaken wat hij zegt. Gezalfde=messias, dat gaat over een koningsfiguur, en steeds meer over de beloofde Redder-Koning. Die nog meer dan David was gezalfd en vervuld met Gods Geest, om te kunnen ingrijpen en redden.

Eeuwen later pakt Jezus die oude boekrol van Jesaja met uitgerekend dit profetische vergezicht en hij maakt het met één zin actueel en concreet: “wat ik jullie net voorgelezen heb, is vandaag werkelijkheid geworden” – en dan is vandaag niet: op dit moment, maar: heden, in jullie tijd; wat die profeet lang geleden aankondigde, maken jullie vandaag mee; in wat jullie van Mij horen en zien. Dan de verbazing: maar dit is toch de zoon van Jozef, dit is toch onze timmerman, hoe kan dat dan?

Nou, precies, die is het, en dat kan omdat Hij – denk aan zijn doop in de Jordaan – vol is van de Geest van God zijn Vader, omdat Hij de Christus=gezalfde is, sprekend en werkend en genezend zijn Vader.

Wie twijfelt aan Hem en zijn goede nieuws, lees mee en kijk mee, zoals Hij een keer tegen leerlingen van zijn voorloper en wegwijzer Johannes zei toen die er niet uit kwam met wat hij van Jezus hoorde: bent u het nou wel of toch niet – “vertel hem alles wat je hier hoort en ziet: Blinde mensen kunnen zien. Mensen die niet konden lopen lopen rond. Mensen met een huidziekte worden beter. Dove mensen kunnen horen. Doden mensen leven weer. En: arme mensen horen het goede nieuws”. Luister dus maar, lees maar die verhalen, vertel ze maar door, en laat zien wat het met je doet.

Ja want een echte christen is wie van deze Christus is, door zijn Geest bezield, en die lijkt op Hem.Je mag het dankzij Jezus de Christus op jezelf betrekken en het zelf ervaren: de Geest rust op mij.Dan wordt wat Jesaja beloofde en Jezus liet horen en zien niet alleen toekomstmuziek maar wordthet nu al werkelijkheid, in ons leven en midden in deze wereld – heden, zei Jezus, dichtbij is het rijk. Ik las: “In Christus, in de verbondenheid met Hem, ontvangen we ook in dit leven al daadwerkelijke bevrijding, vergeving, genezing, troost, blijdschap”. En dat is goed nieuws ook voor  onze wereld.Goed nieuws dat zelf vol Geestkracht blijkt en dat alle weerstanden bij mij en anderen te sterk is.

Verlegenheid met dat goede nieuws overwin je vooral doordat dat goede nieuws doorleefd gaat worden in je eigen leven en je dat met anderen durft delen – vertel het maar en laat het maar zien!

2. Goed nieuws dat bevrijdend werkt

Het goede nieuws waar die boodschapper namens God mee naar de mens mag en moet gaan is maar niet informatie of een bepaald leerstuk maar nieuws dat deuren opent en levens verandert: “Hij heeft mij gestuurd om aan arme mensen het goede nieuws te brengen. En om aan mensen die lijden weer hoop te geven. Hij heeft me gestuurd in tegen gevangenen te zeggen: “Jullie zijn vrij! Hij heeft me gestuurd om aan de mensen te vertellen: ‘Er komt een jaar waarin de Heer jullie vergeeft.  Er komt een tijd dat God jullie vijanden zal straffen” . Prachtig nieuws in donkere tijden.

Dat slaat natuurlijk allereerst op de situatie van de mensen die toen dat gezegd werd, het einde van de ballingschap dichtbij zagen komen;  ze heten hier ‘Sions treurenden’ : die hun bevrijding mogen gaan vieren en die aan de wederopbouw van hun stad en hun land mogen gaan beginnen.

Maar als we doorlezen in de bijbel en we komen in Lucas 4 tegen wat onze Heer Jezus zegt over dat goede nieuws, dan gaan we zien dat wat in Jesaja 61 aangekondigd wordt, veel verder reikt en veel dieper gaat dan wat inderdaad is gebeurd met die mensen in Juda en Jeruzalem en in Babel.

Tegelijk is dat wel een geweldige opsteker en als het ware Gods handtekening onder die profetie, want het bleken geen loze beloften en meer dan mooie woorden, maar de Heer houdt van daden. Daar is het komen van de beloofde gezalfde – inderdaad: Jezus die ze kenden als de zoon van Jozef- het doorslaggevende bewijs voor: wat ik net heb voorgelezen, wordt nu werkelijkheid, door Mij!

En dan staat er letterlijk: het is in jullie oren in vervulling gegaan – en dat is niet door die preek die Jezus aan het houden is maar door alles wat ze al over zijn optreden hadden gehoord, zoals in vs 14: “het nieuws over Hem verspreidde zich in de hele streek” en in vs. 23: “alles waarvan wij gehoord hebben dat het in Kafarnaüm gebeurd was” – lees ook maar Matt. 4: 23: “Hij vertelde het goede nieuws over Gods nieuwe wereld. En hij maakte alle mensen beter die ziek waren of pijn hadden”. Precies waar die profetie over ging: goed nieuws vertellen maar ook laten zien dat het werkt. Zoals de gevangene die bericht krijgt dat hij vrijgelaten wordt en dan deur ook open ziet gaan.

Ja maar, hoe werkt dat dan voor ons vandaag, wat is die bevrijding, en – die vraag waar we mee begonnen vanmorgen – wat betekent dat goede nieuws voor mensen van hier en nu? Voor mensen b.v. die vandaag gevangen zitten of ziek zijn of achtergesteld en uitgebuit worden. Voor zoveel christenen ook die dat goede nieuws kennen en daar hoop en troost uit halen maar die juist in de cel belanden of in een werkkamp, die toch hun huwelijk zagen stranden, die een  geliefde verloren aan die vreselijke ziekte, die kinderloos bleven, die al jaren depressief zijn… Of – de andere kant op – voor mensen die zich niet herkennen in die doelgroep van dat goede  nieuws, omdat ze zich niet arm voelen maar juist welgesteld en voldaan, die genieten van hun  vrijheid en zich niet willen binden aan welke leer of organisatie dan ook, laat staan aan een kerk.

Iemand maakt de opmerking:  “als je denkt dat je je leven helemaal op orde hebt, alles in de hand hebt en de problemen die er nog zijn ook zelf wel aan kunt, dan zal dit goede nieuws niet landen”. Maar dan moeten we dan maar eerst als vraag stellen aan onszelf: landt het goede nieuws wel echt bij ons, of blijft het bij een hoofdstuk uit de leer van de kerk waar we natuurlijk aan vasthouden  en voor staan: Jezus is de zoon van God die mens werd en die voor onze zonden is gestorven, of een mooi verhaal van lang geleden waar we misschien straks nog wel wat mee kunnen, als het gaat spannen, als het toch uit de hand loopt, en voor als we dood gaan, terwijl het hier en nu mooie teksten zijn voor advent en kerst, die erbij horen in de donkere dagen voor kerst en in diensten met bekende liederen maar die niet echt ons leven raken en veranderen, en ons niet echt blij maken.

Als dat zo is, zitten wij met ons leventje keurig onder dak en onder de lichtjes van de kerstboom de boodschap die ons wil bereiken in de weg, en blijven we gevangen in die verlegenheid hoe we ooit dat goede nieuws kunnen delen met die mensen om ons heen die zich niet kunnen voorstellen wat die Jezus in de voerbak en aan het kruis en in de hemel ooit voor hen zou kunnen betekenen.

Dus nog eens: wat betekent dat goede nieuws voor ons en al die andere mensen in 2014 en 2015? Voor je daar aan toekomt – om dat concreet te krijgen voor jezelf – en voor die ander met wie je in contact komt en in gesprek raakt – zul je echt jezelf moeten kennen en ook de tijd, en die ander. En als we dan daar het licht vanuit zo’n tekst als Jesaja 61 laten vallen, over lijden en gevangen zijn, over verslagenheid en gebrokenheid, over treurenden en geketenden, dan is er veel herkenning.

Je kunt denken aan kapotte gezinnen (met misschien veel geld en luxe maar ook veel scheefgroei en pijn en verdriet), aan mooie huizen met daarbinnen eenzaamheid, ruzies, geweld, en zonden. En wat is er ook veel verslaving: aan geld, aan alcohol, aan drugs, aan porno, aan weet ik niet wat. Ja maar je kunt ook denken aan mensen die vast zitten aan oud zeer, of aan gedachten en patronen, waar ze niet van los komen en die in onzekere tijden tenminste nog houvast en richting geven.

Het antwoord op al die narigheid waar je aan vast kunt zitten en in vast kunt lopen, en elkaar in vast kunt draaien, is Gods genade – in de tekst heet dat het uitroepen van Gods genadejaar. Dat is veel meer dan alleen dat Jezus gestorven is voor onze zonden, het is dat Hij wie zich aan Hem toevertrouwt, en durft loslaten, durft verliezen, ruimte ervaart en elkaar die ruimte gunt. Het doet denken aan het jubeljaar dat in het oude Israël elke vijftig jaar gevierd moest worden en waarin slaven vrij kwamen en schulden afbetaald werden en wat verloren was, terugkwam.

Nou, het geweldige is dat het komen van Jezus en zijn leven en werken – zijn betaling van alonze schulden en zijn bevrijding uit de zuigkracht van zonde en dood – het genadejaar vooral Gods mensen en zijn wereld, zijn schepping, inluidde waar nooit meer een eind aan komt.

 

Weet u: dat moet je niet alleen maar zeggen tegen jezelf en elkaar – of tegen die eigentijdse mensen om je heen, met wie je studeert of sport, met wie je in de clinch ligt of die je niet ligt – je mag het vooral laten zien, het beleven, als bevrijd mens, zonder krampachtigheid en angst. En als dat vragen oproept, kun je soms zomaar dat goede nieuws kwijt, en je geloof delen.

Hoor Petrus in zijn brief: “Eer Christus met heel je hart. Vertel iedereen dat Hij je Heer is, en dat je op Hem vertrouwt. Geef altijd antwoord als iemand je daar iets over vraagt. Maar antwoord wel vriendelijk en met respect. Dan weet je zeker dat je doet wat God wil”.   (1 Petrus 3: 15-16) Jezus bemoedigt ons: als je durft verliezen, jezelf, durft loslaten, zul je mijn wereld winnen.

 

3.   Goed nieuws dat vertroostend is

Dat pikten ze meteen op in die synagoge – die kerk – van Nazaret;  er staat dat ze zich verwonderden “over de genaderijke woorden die uit zijn – uit Jezus’ mond vloeiden” – het duurde niet lang helaas, even later barstte de kritiek los en schopten ze Jezus eruit omdat zijn preek te confronterend was – maar het is wel waar het God om gaat en wat Jezus wil doen met mensen, ook met u en met jou.

Vorige week ging het er ook al over: troost mijn volk, zegt uw God – de kern van dat goede nieuws. De door de Heer met de Geest gezalfde zegt: “de Heer heeft me gestuurd om mensen die verdriet hebben, te troosten. Hij me gestuurd om mensen weer vreugde te geven. Om tegen hen – en ons – te zeggen: ‘Jullie moeten geen rouwklederen dragen, maar feestkleren. Jullie moeten niet bedroefd op de grond zitten, maar dansen en vrolijk zijn”.  Ik haal ook nu weer even de BGT aan, heldere taal!

Ik zou het zo willen zeggen vanmorgen: als je van genade hebt leren leven, als je je bevrijd weet, kom je los van krampachtigheid, van allerlei vormen van negatief denken en praten en gedrag, en kun je zelfs in de put van je problemen en bij de puinhopen van je leven blij zijn met je Heer. Kun je rijk zijn met zijn genade en liefde, en ook opgewekt en respectvol en liefdevol omgaan met elkaar en met mensen in je omgeving – en dat is een wereld van verschil, en dat gaan ook die mensen om je heen die zich niet zomaar of helemaal niet laten overtuigen door argumenten en discussies, merken en stemt ze tot nadenken op zijn minst en als God het geeft misschien wel tot echt gesprek. In elk geval – en dat is echt vaak het mooie gevolg – slaat de sfeer om, en groeit er iets moois uit.

In de wereld zoals die nu nog is, zijn het misschien kleine plantjes tussen het onkruid, of lichtpuntjes in nog veel donker, maar het zijn de voorboden van een nieuwe lente en een eeuwigdurende zomer.

Zoals dit hoofdstuk eindigt: “Want zoals de aarde haar gewassen voortbrengt, zoals een tuin het gezaaide laat ontkiemen – en in het voorjaar straks weer de sneeuwklokjes en de krokussen gaan bloeien – zo laat God, de HEER, gerechtigheid ontkiemen en glorie voor het oog van alle volken”.    Hoezo verlegen met het goede nieuws?

Nog een vraag om mee te nemen  de week door:   welk aspect van het geloof zou je het liefst   willen delen met buitenstaanders, en hoe zou je dat het best kunnen doen?                                                                            

                                                   amen          

 

 

 

                                                                       

liturgie morgendienst 4e adventszondag

 

votum en groet

zingen:       Ps. 24: 1,4,5

Gods leefregels Deut. 5

zingen:       Ps. 24: 2,3

gebed

Schriftlezing:  Jesaja 61 en Lucas 4: 14-22

zingen:       Lied 121 (1-4)

verkondiging:  Jesaja 61:  1-3

zingen:       Gz. 169: 1,3,4,5

gebed

collecte

zingen:       Ps. 22: 9,10  Levensliederen

zegen

amen:         Ps. 22: 11     Levensliederen

Lucas 7: 1-10: Ben jij de moeite waard (jeugdthemadienst CGK en GKV)

Ben jij de moeite waard?  heb ik als thema gekozen voor vanmiddag.

Misschien is dat voor jou geen vraag:  je zit heel goed in je vel, en je zit er goed tussen.

Of het is juist een confronterende vraag die veel oproept: pijn, verdriet, teleurstelling.

Er zijn heel veel  jongeren die met zichzelf overhoop liggen, die vinden dat ze er niet goed of niet goed genoeg uitzien, die het lastig vinden zich op hun plek te voelen in gezelschap – ook in de kerk – zich op hun plek te voelen, die zichzelf sociaal onhandig voelen, die steeds weer waardering en bevestiging van anderen  nodig hebben om zich weer wat goed te voelen – en bij de eerste de beste kritische opmerking weer hevig aan zichzelf twijfelen

De media – zoals de TV en de sociale media – werken er behoorlijk aan mee om dat tot een probleem te maken want je krijgt allerlei ideaalbeelden langs van topmodellen die veel slanker en mooier zijn dan jij, van sporters die superfit zijn, en van een geweldig leven met genoeg geld te besteden en feesten te vieren, en met ontelbaar veel volgers op twitter en likes op facebook – en daar kan jij natuurlijk nooit aan tippen, hoe gezond je ook eet en hoe veel je ook sport, en hoe hard je ook traint:  ben ik wel de moeite waard, waarom lukt mij dat niet, en wie ziet nou wat in mij, en misschien ook: wat kan ik doen om ook zo te worden?

Ja maar, heb je wel door dat op die manier een schijnwereld wordt geschapen alsof het leven alleen maar bestaat uit succes en mooi-zijn, geld uit kunnen geven, geluk in de liefde –  terwijl daarachter veel leegheid en narigheid zit die mensen proberen te overschreeuwen? Een schijnwereld waarin geen donkere kanten zijn die er natuurlijk in het gewone leven wel zijn: dat dingen mislukken, dat je fout kiest, dingen doet die verkeerd uitpakken, dat je ziek kunt worden, dat relaties ook stuk kunnen lopen, dat je niet alles kunt wat  je zou willen.

Ja, en ook dat je diep van binnen wel weet dat je niet zo flink en zo stoer bent als je probeert over te komen, dat je vaak een grote mond hebt, dat je anderen pijn doet, en dat jezelf tegenvalt, dat je bang bent om echt jezelf te zijn uit angst afgewezen of gekwetst te worden.

Zoals ik een uitspraak tegenkwam van iemand die een boek heeft geschreven dat gaat over dat we in een onvolmaakte wereld leven: “wij mensen hebben onszelf aangeleerd om onze kwetsbaarheid te overschreeuwen of te onderdrukken; we doen zoveel moeite om sterk en krachtig over te komen, dat we overstuur raken als we met kwetsbaarheid geconfronteerd worden; en………..dat we krampachtig de barsten in ons bestaan proberen te verhullen”.

Gelukkig is er een vaste waarde die elk mens mag hebben, als door God geschapen en door Hem aanvaard, geliefd en kostbaar – denk aan dat liedje: we zijn allemaal parels in zijn hand.

Ja, en het geweldige is dat je tegenover God je niet beter en mooier en flinker hoeft voor te doen dan je bent, dat lukt niet eens, want God die je zelf gemaakt heeft kent je door en door, beter dan wij elkaar kennen, en zelfs nog beter dan jij en u en ik onszelf ooit kennen.

En daar zijn we in Gods ogen niet minder om; bij Hem mag ik zijn wie ik ben, hoor een lied: “zoals ik ben, met al mijn strijd, mijn angsten en onzekerheid, mijn maskers en mijn ijdelheid, o Lam van God, ik kom; zoals ik ben, ontvangt Gij mij, reinigt, vergeeft, omarmt Gij mij, vervult, verlicht, verwarmt Gij mij, o Lam van God, ik kom” – en dat Lam van God is Jezus.

In het verhaal van vanmiddag ontmoeten we een man die zichzelf niet de moeite waard vond dat Jezus naar hem toe zou komen, terwijl anderen hem juist erg hoog hadden – juist daarom vond Jezus hem zo waardevol dat hij hem – een buitenkerkelijke nota bene – tot voorbeeld stelt voor mensen in de kerk: zo’n groot geloof heb ik in Israël niet gevonden!

Het valt meteen op dat de man niet zelf op Jezus afstapt maar zijn netwerk inschakelt: een paar Joodse leiders bij wie hij sympathie had omdat hij het Joodse volk respecteerde en goed gezind was en zelfs – misschien financieel of door menskracht – had  meegeholpen bij het bouwen van hun synagoge;  – vandaar dat die Joodse leiders graag bij Jezus een goed woordje voor deze man deden ook al was hij een heiden en in dienst van de bezetter: hij verdient het dat u hem helpt want het is een aardige man die ons goed geholpen heeft.

Verrassend sympathiek op het eerste horen maar het verraadt wel een manier van kijken naar elkaar en beoordelen van elkaar die ook ons zomaar parten kan spelen: dat we aan de buitenkant blijven steken, en elkaars waarde afmeten aan wat in onze ogen goed gedrag is: trouw elke zondag op je plekje in de kerk, ruim en op tijd je VVB betalen en aan goede doelen geven, je actief inzetten binnen de kerk en voor de samenleving, en nog zo wat.

Wat vaker een rol speelt bij de kijk die we op mensen hebben: hoe kijken ze naar mij en wat kan ik met hem of haar – en als dat tegenvalt, zijn we zomaar er gauw klaar mee. Jezus had er in zijn toespraak hier vlak voor net wat over gezegd: “Stel dat je alleen van je vrienden houdt. Verdien je dan een beloning van God? Nee, want ook slechte mensen houden van hun vrienden. En stel dat je alleen goed bent voor de mensen die goed zijn voor jou. Verdien je dan een beloning? Nee, want slechte mensen doen hetzelfde”.

Dat is een belangrijke en ook wel pijnlijke les voor ons, want hoe kijken we naar elkaar en hoe kijken we naar mensen die geen christen zijn, naar b.v. moslims, naar mensen die anders zijn dan wij en zich anders gedragen dan wij gewend zijn en goed vinden, is er in onze kerk ook plek voor wie van buiten komen, die geen familie en vrienden in de kerk hebben? En:  krijgt iemand pas waarde voor ons als hij of zij zich aan ons wil aanpassen, of zijn we bereid om in te schikken en gastvrij te zijn en vriendelijk,  juist voor anders is dan wij zijn?

Dan is bijzonder dat die officier zich niet sterk maakt met wat hij allemaal heeft gedaan voor het Joodse volk of zich laat voorstaan op zijn rang als officier waardoor hij toch wel rechten kan claimen op Jezus’ hulp, zodat hij die man uit Nazaret kan commanderen – niets ervan.

O ja, hij staat echt wel zijn mannetje, en hij is geen watje, hoor maar: “Mijn soldaten moeten doen wat ik zeg” – en dat doen zij ook: “Als ik tegen een soldaat zeg: ‘je moet gaan’, dat gaat hij. En als ik zeg: je moet komen, dan komt hij. En als ik tegen mijn knecht zeg. ‘doe dit’, dat doet hij het.”  Echt een militair: discipline, bevel is bevel, je moet weten wat je plek is.

Dat is precies wat deze officier beseft, hij kent zijn plaats: “ik moet zelf ook doen wat mijn generaal zegt”….en wat nou zo bijzonder is: zijn plek is onder Jezus, Die ziet hij als zijn Meerdere: “Heer, u hoeft helemaal niet naar mijn huis te komen, want ik ben dat niet waard”. En dat komt hij niet zelf vertellen, hij stuurt een paar vrienden naar Jezus toe om Hem te laten weten dat Hij niet al die moeite hoeft te doen om naar zijn huis te komen.

Terwijl hij zijn soldaten en slaven kan sturen waar hij wil, Jezus niet, want Jezus is zijn Heer! En daarom vertrouwde hij erop dat Jezus aan één woord genoeg had om zelfs op afstand zijn zieke slaaf beter te maken: “u hoeft alleen maar te zeggen dan mijn slaaf beter moet worden. Dan zal dat ook gebeuren”.   Over zoveel vertrouwen is zelfs de Heer verbaasd!

Toch nog iets, want het is toch wel opvallend dat de Heer Jezus zich over deze officier verbaast en zegt dat Hij zo’n groot geloof, zo’n sterk vertrouwen, niet gevonden had in Israël. Terwijl al heel veel mensen van Israël naar Hem toe gekomen waren om hulp en genezing. Dan vraag je je af wat het bijzondere was van het geloofsvertrouwen van deze officier.

Ik denk dat het te maken heeft met de houding van deze man tegenover Jezus: Heer, doe geen moeite voor mij, ik ben dat niet waard, ik Romein, ik klein zondig mens… Terwijl binnen de kerk van toen veel mensen, de leiders voorop, zich op hun eigen status beriepen als toch God uitverkoren volk, en die leiders in dit verhaal het ook die Romein wel waard vonden dat Jezus hem ter wille was, om wat hij had gedaan voor het Joodse volk en voor hun synagoge – maar stel je voor als het zou gaan om iemand die ze zagen als tegenstander, als vijand – was hij het dan in hun ogen ook waard geweest?

Wat deze – zeg maar – buitenkerkelijke – meer dan zij door had, was dat niemand recht heeft op Gods liefde of de redding door de Heer Jezus om zijn afkomst of status, om wat hij ervan terecht brengt of om hoe hij eruit ziet, om hoeveel we misschien weten van de bijbel en doen voor God, en ook niet om hoe mensen naar ons kijken en van ons vinden, maar omdat God van ons houdt, omdat we bij God, wie we ook zijn of niet zijn, kostbaar zijn. Ergens in de catechismus staat dat God ons bidden wil verhoren, “al zijn wij dat niet waard”.

We weten niet wat er allemaal in die officier omging toen hij Jezus om hulp wilde vragen. Je kunt je voorstellen dat hij zich als niet-jood de mindere voelde, een buitenstaander. En als geharde militair had hij vast ook dingen gedaan waarover hij zich schuldig voelde, had hij misschien wel bloed aan zijn handen, bij handhaven van de orde van het Romeinse rijk.. Zoals elk mens dingen heeft waarover hij zich later schaamt of schuldig kan voelen – en dan is niet de oplossing om dat maar weg te stoppen of goed te praten, het te overschreeuwen, maar juist om moeilijke dingen of verkeerde beslissingen of fout gedrag eerlijk onder ogen te zien en het bespreekbaar te maken: met jezelf, God, met mensen om je heen; als hopelijk een begin van heling, als leermomenten, en om weer op je plek gezet te worden: wie ben jij?

Dat besef maakt nederig en bescheiden, naar God toe en ook in de omgang met elkaar. Je voelt je niet meer of beter dan een ander, en je hoeft ook je minder te voelen dan hem of haar, maar we proberen als als allemaal zwakke mensen naast elkaar te staan,e en voor God. Iemand schrijft dat God juist mensen met barsten liefheeft en dat door die barsten heen Gods  licht bij je kan binnenkomen- een psalm zegt dat God dichtbij gebroken mensen wil zijn, dat de HEER geneest – heelt – wie gebroken zijn van hart – en dan is genezing veel meer dan dat je na een ziekte beter wordt – ook dat kan God en wil hij vaak doen – maar het is veel meer: het is zijn redding van een beschadigd bestaan en vergeving van zonde en schuld.

Nou, dat hebben die Romeinse officier en heeft zijn slaaf mogen ervaren: “toen de vrienden van de officier terugkwamen, was de slaaf weer gezond”. Echt geloof stelt nooit teleur! Ik las ergens: “ook in de kerk komen we zo’n groot geloof niet vaak tegen, zo’n groot geloof dat kennelijk alles met nederigheid te maken heeft”. En de kerkvader Augustinus zei in een preek- zo’n 1600 jaar geleden – dat toen die officier zei dat hij het niet waard was dat Jezus naar zijn huis kwam, bewees “dat hij het juist wel waard was om Christus te ontvangen; niet in zijn huis maar in zijn hart. Hij zou dat toch nooit zeggen met zo’n geloof en zo nederig, als hij Christus niet in zijn hart droeg?”.

Ben jij de moeite waard?

Nou, voor God wel in elk geval, zo dat zijn eigen Zoon Jezus ook voor jou naar de aarde is gestuurd, dat Hij mens is geworden en jong is geweest, dat Hij ervaren heeft wat het is om niet in tel te zijn, afgewezen te worden, eenzaam te zijn, zelfs door zijn eigen Vader verlaten, om jou en u en mij weer bij God te brengen, geliefd en kostbaar als zijn kind.

Daar hoef je niet stoer voor te zijn, of er flitsend voor uit te zien, of vroom voor te zijn. Je mag zijn wie je bent, met je mooie kanten en met je minder mooie, moeilijke kanten. Je mag komen met waar je mee zit, wat je lastig vindt aan jezelf of irritant aan anderen. Voor God is niemand te slecht, of te dom, te lelijk of te onzeker, en God wil ook wat er zit aan schuld, aan falen, aan missers, je vergeven, en je maken zoals Hij je heeft bedoeld.

Voor God ben jij de moeite waard – en ik, en u – zo dat Hij in ons huis wil wonen, in ons hart, en ons leven, dat Hij elke dag naar ons wil luisteren en voor ons wil zorgen – en dan is de afstand geen probleem: God is maar één gebed ver, God kan als Hij wil ons genezen en ons leven leiden en beschermen;  vertrouw maar op Hem, zoek Hem maar op, bestorm Hem maar met je vragen, en geloof het maar: niets is onmogelijk, voor wie echt gelooft in Hem.                                                             

                                                                    amen

 

liturgie jeugdthemadienst

welkom

zingen:             Opwekking 464  ‘Wees stil voor het aangezicht van God’

stil gebed

votum en groet (Sela)

zingen:             Psalm  65: 1,2,3 (Levensliederen)

gebed

bijbellezing:  Lucas 7: 1-10   BGT

zingen:            Opwekking 599  ‘Nog voordat je bestond’

preek ‘Ben jij de moeite waard?

zingen:            Gezang 408    (1-6)     (LB)    ‘Nu laat ons God de Here’

gebed

collecte,     met zingen Opwekking 136  ‘Abba Vader, U alleen’

apostolische geloofsbelijdenis

zingen:            Opwekking 770   ‘Hoe wonderlijk mooi is uw enige naam’

zegen

amen

Opwekking 746    ‘De God van de vrede geeft jou zijn zegen’

Jesaja 40: 1-11. De Verlosser komt! (3e adventszondag)

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het zijn misschien wel de bekendste verzen van het profetenboek Jesaja: Troost, troost mijn volk!

Waarmee we worden verplaatst naar de tijd dat Jeruzalem is gevallen door toedoen van de legers van Babel en veel mensen – vooral hoger geplaatsten – als ballingen al weer jaren in dat Babel zitten.

Een tijd – lees maar door verder dit hoofdstuk en de hoofdstukken die erop volgen – dat veel Joden die waren weggevoerd en veel Joden die in het leeggeroofde land en de geplunderde ontvolkte stad waren achtergebleven, de moed aan het verliezen waren dat het ooit nog goed zou komen met hen, en met de stad, en met de tempel. Hoor vers 27 van dit hoofdstuk waar het gevoel dat heerste onder woorden wordt gebracht: “mijn weg – ons lot – blijft voor de HEER verborgen, mijn God heeft geen oog voor mijn (ons)  recht” .

Een gevoel dat zo herkenbaar kan zijn, als je narigheid meemaakt, teleurstellingen, pijn, ziekte, en dat ondanks hopen en bidden niet beter wordt maar eerder slechter, en je je er alleen mee voelt. Een klacht die alle eeuwen klinkt: “mijn God, mijn God, waarom laat U mij alleen, antwoordt U niet?”

Tegelijk een klacht die één keer heftiger dan ooit ervoor en erna geklonken heeft, vanaf een kruis. En dat uit de mond van Hem over wie het hier bij Jesaja gaat: de Verlosser die als een herder zijn kudde komt weiden, de goede herder die zelfs verlaten wilde zijn en zijn leven wilde geven voor wie verloren schapen waren; om onze schuld te betalen en de straf die wij verdienen dubbel en dwars te ondergaan, en een eind te maken aan slavernij van de zonde en verslaving aan zoveel dat negatief en schadelijk is, en om zo wie zich in de steek gelaten voelen echte troost en goede moed te geven.

Des te sterker en moedgevender is die boodschap van God zelf, die opdracht om elkaar te troosten en nog eens en nu voorgoed je voor te bereiden op de Verlosser die gekomen is en terug zal komen.

Geen schrale of goedkope troost maar echt houvast: de enige troost voor nu,  en tot over het graf.

Wat onze zuster Alie Engler kracht gaf voor de laatste moeilijke laatste fase van haar leven op aarde. Ze zei meer dan eens: als ik dat niet had, gelukkig dat God er is,  en dat ik weet waar ik heen ga.

 De Verlosser komt!

1.  troost elkaar!  1-2

2.  bereid je voor!  3-5

3.  heb vertrouwen!   6-8

4.  geef het door!  9-11

 

1. De Verlosser komt –   troost elkaar daarmee!    – vss 1 en 2

Het is als je het goed leest inderdaad een opdracht, die van God zelf komt: “Troost, troost mijn volk, zegt jullie God, spreek Jeruzalem moed in”.

Allereerst zal die opdracht gericht zijn aan de eerste profeet die dit moet overbrengen. En later gaat het door via anderen die de taak hebben woorden van God door te geven. Het is zou je kunnen zeggen de kern van wat preken is en de kerk doet:  mensen troosten. Evangelie is dat precies: de goede boodschap doorgeven dat God redt en troost wil bieden.

Maar we mogen het allemaal meenemen als opdracht, om elkaar met Gods beloften te troosten, en moed in te spreken, om elkaar juist als het moeilijk is, op God en op Jezus te wijzen. Zoals Paulus schrijft over dood en begraven met uitzicht op Gods toekomst:  Jezus komt terug en dan zullen we voor altijd bij Hem zijn; Hij is gestorven zodat wij samen met Hem mogen leven. “Dus troost elkaar daarmee en wees elkaar tot voorbeeld”. Wel verdrietig, maar niet hopeloos!

Als de profeet in opdracht van God zijn volksgenoten mag en moet troosten, dan slaat dat in eerste instantie op de belofte dat er eind komt aan de straftijd van de ballingschap in Babel.

Vandaar dat wordt aangekondigd dat de slavendienst van Jeruzalem voorbij is, en dat haar schuld is voldaan, omdat ze dubbel en dwars gestraft is voor haar kwaad: het is nu genoeg geweest.

Geweldig om dat van God te horen, na zoveel opstandigheid en zonden waar God terecht zo boos over is geworden en waar Hij zijn volk voor heeft gestraft – geweldig zoals de juichkreet in een psalm: “De Heer is goed, hij vergeeft ons. Geduldig en vol liefde is hij. Hij blijft niet altijd boos, zijn woede gaat voorbij” -en : “Hij doet onze schuld ver weg, zover als het westen is van het oosten” (Psalm 103)

Ja, en lees vooral niet heen over wat het diepste geheim is van die genade en die vergeving. Heb je wel gehoord hoe God het zegt als het over troosten gaat: “troost mijn volk, zegt jullie God”. Dat verraadt relatie, dat is de taal van de liefde:  jullie zijn en blijven mijn volk, Ik ben jullie God. En dat ondanks alles en dwars door alles heen – het verbond dat niet stuk kan, liefde die het houdt.

Nee, God was hen niet vergeten, daar in Jeruzalem, daar in Babel – en Hij vergeet u en jou ook niet.

Van te voren had de Heer het gezegd: “De macht van Babylonië zal zeventig jaar duren. Als die tijd

om is, kom ik naar jullie toe- Dan laat ik gebeuren wat ik beloofd heb: dan breng ik jullie terug naar Jeruzalem. Dit is mijn besluit, dit is mijn plan met jullie: Het zal goed met jullie aflopen, niet slecht. Ik zorg dat er voor jullie een nieuwe tijd komt. Ik zal jullie nieuwe hoop geven”  (Jer. 29: 10-11)

Dat staat in een brief die de profeet Jeremia namens de Heer moest sturen aan de wanhopige ballingen in Babel, maar het was natuurlijk ook goed nieuws voor de berooide achterblijvers in Juda en Jeruzalem: er komt een nieuwe tijd, God laat jullie niet in de steek, hoe de moed erin!

Wij die erop terugkijken mogen weten dat het is gebeurd en dat God woord gehouden heeft. Ja, en zelfs veel meer dan dat aan de ballingschap een eind is gekomen en Jeruzalem herbouwd is. Want dankzij het lijden en het offer van Jezus is ook onze schuld voldaan en de straf gedragen – ik denk weer aan die troost waarmee zondag 1 ons bemoedigt: “Hij – Jezus mijn Redder – heeft met zijn kostbaar bloed voor al mijn zonden betaald en mij uit alle macht van de duivel verlost”.

Nou, daarmee hebben we goud in handen, daarmee mogen we onszelf en elkaar troosten en bij veel dat ons kan overkomen en tegen kan zitten, en zelfs als weer de dood toeslaat, onszelf en elkaar bemoedigen:  “Gij wilt met vrede tot ons komen, met vrede en vrijheid vreugde en eer. Het juk is van onze hals genomen, Godlof, wij zijn geen slaven meer”. Dankzij Jezus is het volbracht, voorgoed!

Dankzij Jezus blijft het van Gods kant: mijn volk, mijn kinderen, Ik jullie God en uw en jouw Vader! Dat is geen goedkope troost, er is duur voor betaald, het heeft bloed en tranen gekost, van Jezus! Van Hem die gekomen is om ons te redden en te troosten, en steeds weer naar ons toe komt, met zijn woorden, met zijn Geest, en door mensen; en die komen zal om alle tranen voorgoed te drogen!

 2. de Verlosser komt – bereid je erop voor!  – vss. 3- 5

Gods oproep, zijn opdracht, om zijn volk te troosten, roept meteen reacties op, vanuit dat volk. Het wordt zeg maar meteen opgepakt, om het goede nieuws te delen en er wat mee te doen.

Achter elkaar krijgen we drie stemmen te horen, als echo en doorvertaling van de troost van God. En dan is het bijzondere van de eerste stem die op Gods boodschap reageert dat die meteen tot de kern doordringt van wat God te zeggen heeft en opdraagt om aan de mensen in Jeruzalem door te geven, en dat is dat:  ‘mijn volk’, en ‘jullie God’. Waarmee de afstand tussen God en het volk na een tijd van zonde en straf weer is overbrugd – die stem wil zeggen: mensen, onze God komt er weer aan, God wil weer bij ons wonen, straks is er weer een tempel, met offers, met verzoening.

Ja, maar, dat spreekt niet vanzelf, dat vraagt dat zijn volk zich op zijn komen voorbereidt.

Zoals in die tijd gebeurde als een koning of een hoge ambtenaar van de koning op bezoek kwam. Dan kon je niet hebben dat de koets een wiel zou verliezen door kuilen in de weg of dat zo’n hoog iemand met zijn belangrijke gevolg zijn doel niet zou bereiken doordat er geen goede brug over de rivier was of doordat een berg in de weg stond – daarom werd de komst van belangrijke mensen op tijd aangekondigd en werd alles op alles gezet om zijn bezoek op rolletjes te laten lopen: wegen werden gerepareerd en verbreed, kuilen opgehoogd, bruggen geslagen, dorpen opgeknapt.

Eigenlijk gaat dat in onze tijd nog zo: als de koning op werkbezoek komt, of op staatsbezoek, vraagt dat maanden voorbereiding, en als een gemeente wordt uitgekozen voor de volgende Koningsdag, zijn ze er bijna een jaar druk mee, en wordt alles uit de kast gehaald om het goed te laten verlopen.

Nou, en als God komt, de grote Koning, is het zaak dat iedereen zich daarop voorbereidt, om die Koning zo te ontvangen als past bij zijn majesteit,  en als past voor wie echt zijn volk willen zijn. En dan gaat het maar niet om uiterlijke dingen als een weg of een brug, een net pak, een schone schijn -zoals bij zo’n bezoek van een aardse grootheid nog al eens gebeurt: als de straten waar hij langs komt er maar netjes uitzien, als de ergste hobbels maar gladgestreken zijn – maar achter die opgepimpte buitenkant gaat alles op de oude voet door, en zit alle rottigheid mooi verstopt. Zoals Jezus in zijn tijd de leiders van het volk ontmaskerde. jullie lijken op een graf met een mooie witte steen aan de buitenkant. Maar alles wat in dat graf ligt, is onrein: de botten van de doden. Zo is het ook met jullie. Aan de buitenkant lijken jullie op eerlijke mensen. Maar van binnen zijn jullie schijnheilig en slecht” (Matt. 23). Jezus kijkt er dwars doorheen, hij weet hoe een mens is. Hij kent ook mij van binnen en van buiten, en u en jou; Hij die me kent beter dan ik mezelf ken.

Dus komt het aan op innerlijke voorbereiding, op reiniging van ons hart en dan ook ons leven. We gaan ervan zingen: Hij komt, bekeer u nu, verhoog de dalen, effen de hoogten die zich heffen tussen uw Heer en u – ruim op wat in de weg zit, pak je zonden aan, vul je leegten op, open je hart.

Johannes de Doper grijpt er later op terug als hij de komst van Jezus als de messias aankondigt en iedereen die bij hem komt oproept een ander leven te gaan leiden, en dat voor ieder concreet maakt: delen met wie tekort komt, niet anderen geld afpersen, tevreden zijn met wat je hebt.  Zoals in die bekende les van Micha 6: wees  eerlijk, rechtvaardig en trouw, en denk niet alleen aan jezelf, maar leef dichtbij God – handen en voeten geven aan liefde tot God en de naasten.

En met het oog op de terugkomst van de grote Koning spoort de apostel Petrus ook ons vandaag aan tot voorbereid zijn op zijn komst: “Leid een heilig leven en heb eerbied voor God….Jullie verlangen naar zijn nieuwe wereld. Zorg  ervoor dat jullie een volmaakt en zuiver leven leiden als de Heer naar jullie toekomt. Dan zullen jullie met Hem in vrede leven”.   (2 Petrus 3: 11 en 14)

Dan lukt het niet met goede voornemens alleen, dan is daar innerlijke verandering voor nodig. Om in het beeld van Jesaja te blijven: léven in de woestijn, en een weg door veel wildernis. En we hebben ook elkaar nodig: om samen te werken aan een leven en samenleven dat goed is voor mens en wereld, en waarin die glans van de koning uit de hemel van en door ons afstraalt. Dan begint het nu al: “de luister van de Heer zal zich openbaren, voor het oog van al wat leeft.”

3.  de Verlosser komt –   heb vertrouwen!   6-8

Twijfels lijken toe te slaan als het uitroepen van Gods troostvolle boodschap door-echoot. Nog een stem die reageert en anderen opwekt de komst van de grote Koning te melden….maar dan krijgen ook tegenstemmen zendtijd: van skepsis, twijfel, somberheid, negativiteit.

Van dat de werkelijkheid wel anders is en dat alles een mens toch bij de handen afbreekt: Roepen, wat zal ik roepen?  Wat anders dan dat mensen is als gras, of, nou goed dan: een bloem. Maar het verandert er niets aan: even stralend als een roos, een lelie, even zo gauw weer uitgebloeid – en het is nog bijbels ook, denk aan Psalm 103: “de mens is aan het sterven prijsgegeven,  gelijk het gras kortstondig is zijn leven, en als een bloem die naar de zon zich keert maar die ten prooi valt aan de barre winden,en knakt en sterft, en is niet meer te vinden”. Wat blijkt dat steeds weer heel waar!

Daar klinkt doorheen hier dat als die mooie woorden klinken over troost en een nieuw begin,daar nog helemaal niks van te zien is: Babel nog oppermachtig, de stad verwoest, ballingen  weg, en al die gevallenen nog maar net begraven, wat praat je dan over troost en herstel? Geloof je er nog in? God hoeft maar even te blazen, zoals de hete woestijnwind over dat veld vol met bloemen, er hoeft maar één orkaan of één oorlog overheen te gaan, of wat nare ziektekiemen, en wat een verdriet!

En zijn wij na al die eeuwen zoveel verder als je eerlijk rondkijkt in de wereld en het nieuws op je in laat werken, van zomaar een paar nieuwsberichten de afgelopen week: elk jaar in  Nederland meer gevallen van zelfdoding omdat mensen hun leven niet meer aan kunnen,over heel de wereld leven meer dan 200 miljoen kinderen in een land waar oorlog is,  bijna  elke dag verongelukken in ons eigen land mensen in het verkeer, en iedereen krijgt in eigen familie wel te maken met ernstige ziekten of ongevallen, en vroeg of laat sterft elk mens – we ervaren het als gemeente weer dichtbij. Dan zijn troostwoorden prachtig maar wat zijn woorden waard gezien de keiharde werkelijkheid?

Maar dan komt het antwoord van weer die eerste stem die de tegenspreker gelijk geeft en toch ook niet: het is waar dat de mens is als gras, kwetsbaar, sterfelijk en tot weinig is staat. En als mensen wat zeggen of beloven of afspreken, wat komt er vaak weinig van terecht. Denk maar aan staakt-het-vurens of vredesakkoorden, of je beloftes en goede voornemens.

Maar het gaat hier maar niet om wat mensen beloven en mensen zeggen of voor elkaar krijgen maar om wat de machtige trouwe God belooft en heeft gedaan en zal doen – er staat: het woord van onze God – weer zo’n liefdevol verbondswoord – dat woord houdt altijd stand. Want dat woord en die troost houden het wel en die breken niet stuk op ons gedoe en op onze koppigheid en onwil, maar ze breken erdoor heen en doen echt iets;  ze doen wat geen mens voor elkaar krijgt en dat is harten en levens veranderen, en dus een nieuwe wereld scheppen.

Zoals later Petrus dit profetenwoord aanhaalt en persoonlijk toepast op ons zijn lezers: jullie zijn opnieuw geboren, uit onvergankelijk zaad, dat is: door Gods levende en altijd blijvende woord, want: “de mens is als gras en zijn schoonheid als een bloem in het veld: het gras verdort en de bloem valt af, maar het woord van de Heer blijft eeuwig bestaan”.  Dat woord doet zijn werk, je zult het merken!

4.  de Verlosser komt  –  geef het maar door!   9-11

Nog één keer een stem, een reactie: geef wat je van God gehoord hebt, steeds verder door.

In die tijd: ook aan al die andere mensen buiten Jeruzalem: jullie God is in aantocht, en Hij komt niet om jullie weer te straffen of te verjagen, maar om wie verstrooid waren bij elkaar te brengen.

Prachtige combinatie, bekend beeld: een sterke koning die zijn volk als een kudde verzamelt en beschermt en voor de schapen uitgaat om ze eten en drinken te geven – zo sterk, en zo zorgzaam.

We herkennen Jezus, als de goede herder die van zijn schapen houdt en voor ze zorgt, vooral voor wie klein is en kwetsbaar, arm, in de knel, voor wie moe zijn en gebukt gaat onder zorgen.

Een prachtige boodschap die ook de kerk vandaag, en die u en jij, mag doorgeven om ons heen.

 ‘Vertel het maar’ maakt het concreet hoe dat te doen:  “door te leven naar Gods bedoeling en de hoop die Hij geeft te laten zien en horen, zodat anderen er nieuwsgierig naar worden en ervan willen weten”.    Dat is meteen de vraag om mee te nemen:  hoe doe ik dat, en wat kan er beter?

Heer, wilt u mij erbij helpen, en wilt u mij maken tot een brenger van uw  goede nieuws!      

                                                                  amen                                   

 

 

liturgie morgendienst 3e adventszondag

zingen :     Lied 14: 1,3

votum en groet

zingen:       Ps. 85: 1,2

Gods leefregels

zingen:       Ps. 85: 3,4

gebed

Schriftlezing:  Jesaja 40: 1-11

zingen:       Ps. 68: 3,4,8

verkondiging

zingen:       Lied 126 (1,2,3)

gebed

collecte

zingen:       Gezang 77: 1,3,4,5

zegen