Zondag 3 Heid. Cat.: ‘Wat is de mens?’

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,

Wat is de mens? Een vraag met heel veel kanten en ook veel haken en ogen. Waar geleerden zich in hebben verdiept en zich het hoofd over hebben gebroken.Waar planken boeken over zijn geschreven.

Allerlei wetenschappers houden zich bezig met de mens:  anthropologen, psychologen, sociologen – en nog wel meer van die -logen.

Blijkbaar is de mens een ingewikkeld wezen. Met heel veel kan­ten en allerlei ook heel diepe lagen. Zeg het maar eens in een paar woorden: zo en zo zit een mens in elkaar.

Elkaar kennen, je komt er een leven lang niet mee klaar. Kennen wij als mensen elkaar? Ken ik mezelf wel?

Wat is de mens? Wil je er wat zinnigs over kunnen zeggen, dan kun je niet om de bijbel heen. Want in die bijbel zegt die Ene die zelf de mens heeft ge­maakt,  er het zijne van.  Wie zou me beter kennen dan Hij? Die me kent, beter dan ik mezelf ken!

Wat is de mens? We hebben die vraag ook zingend onszelf en elkaar gesteld. En daar bleek al uit dat er minstens twee din­gen van de mens te zeggen zijn die met elkaar in strijd lij­ken.

Ik denk aan die stralende psalm 8 die hoog van de kleine mens opgeeft: wat is de mens? Die mens is bijna goddelijk ver­heven, de kroon op heel de schepping, onderkoning onder God. Maar een andere psalm – 144 -klinkt heel wat somberder, je zou zeg­gen meer met beide benen op de grond. Wat is de mens? ‘een sterveling’, 0vluchtig als een ademtocht’. “Mensen leven maar kort, ze bestaan maar heel even“, zo staat het in de Bijbel in Gewone Taal”. Dat is de kwetsbare mens, broos, sterfelijk. Waar we dag in dag uit met de neus op wor­den gedrukt: wat is eigenlijk een mens? zomaar ben je nergens.

En het is allebei waar, dat leert niet alleen de bijbel, maar ook de ervaring van elke dag. We zijn onder de indruk van wat mensen allemaal kunnen. We ervaren ooksteeds weer hoe beperkt wij zijn, en dat een mens kwetsbaar is: een slopende ziekte, een hartstilstand, een ongeluk…en die sterke mensen is nergens meer.

We zullen zien hoe dat zit, en hoe dat zo gekomen is. Waar het op uit zal lopen ook. En dan mogen we vooral vastpakken waar die twee psalmen alle twee vanuit gaan en verbaasd over zingen: dat de Here voor die mens aandacht heeft en voor die mens – dus ook voor u en voor jou en voor mij – wil zorgen. Dat is niet te danken aan ons mensen. Dat heeft alles te maken met waar we vandaan komen, en met waar God met ons heen wil.

  Wat is de mens?

1. mens naar Gods beeld geschapen;

2. mens, waar ben je?

3. zie, de mens!

4. de mens weer Gods beeld…

 

1. de mens naar Gods beeld geschapen – we lezen daarover  Genesis 1: 26-27

 Zondag 2 liet ons achter met een somber beeld van hoe een mens – u en ik dus ook – in elkaar zit. In één zin zonder uitweg: ik doe verkeerde dingen, omdat mijn aard slecht is, ik zit verkeerd in elkaar. Je wordt als zondaar geboren, en zonder hulp van buitenaf – van bovenaf – kom je er nooit uit en er nooit van af en zal het nooit meer goed komen. Paulus zou zeggen: wie redt mij, ik ellendig mens.

Zondag 3 brengt dan een vraag onder woorden die alle eeuwen door is gesteld. Stilzwijgend of keihard: is dat dan niet de schuld van God zelf? Waarom liet God die zonde toe? Waarom heeft God Adam en Eva niet zo gemaakt dat ze tegen de verzoeking bestand waren? Is het produkt dat schepsel heet, niet eigenlijk een m­isbaksel gebleken? Was bij nader inzien wat God gemaakt heeft toch minder goed dan het er in het begin uitzag? Wat is het keurmerk van deze Maker waard:  goed gekeurd, perfect!

Bijna verontwaardigd wijst de catechismus de beschuldigende vinger naar boven van de hand: geen sprake van dat de schuld bij de Schepper gelegd kan worden. Dat kan gewoonweg niet: God die dè Goede is, een en al licht zonder een spoortje donker…

We belijden het ook in de NGB:  God is niet de bewerker van de zonde die gedaan wordt, en evenmin draagt Hij er de schuld van. De gedachte alleen al! Dan zou het echt hopeloos zijn.

Daarmee zijn we terug bij dat stralende begin: en zie, het was zeer goed. Dat keurmerk staat zeker op die kroon van heel de schepping: de mens. Zeer goed. High quality. 5, nee zelfs: 7 sterren!

Je moet dan wel nog wat scherper naar die verzen in Gen. 1 kijken. Wat is er precies mee bedoeld, met dat ‘goed’?  Ik las ergens: “goed is blijkbaar niet hetzelfde als onfeilbaar goed­”. Nee, want al is de mens goed geschapen, toch kon hij vreemd gaan, verkeerde keuzen maken, en is het verkeerd afgelopen, en als God aankondigd dat een verkeerde keus dodelijk zal zijn, wisten ze blijkbaar er iets van, van sterven, van wat doodgaan is – en ook dat doodlopende wegen bestaan.

Ja, want voor het goede kiezen is niet voorgeprogrammeerd, alsof er met een druk op de knop uitrolt wat er eerst – door jouzelf, of door je ouders, of door God, in is gestopt, in is gehamerd. Daarvoor is de mens ‘mens’. Niet een computer, maar een wezen dat kon kiezen en voor zijn eigen daden verantwoordelijk is.   Zo heeft God het ook gewild. Zo heeft God ons gemaakt en bedoeld.

Zondag 3 zegt over hoe God de mens maakte:  goed en naar Gods beeld of :  “als zijn evenbeeld“. De BGT vertaalt het wat meer eigentijds, inderdaad in gewone taal:  “Toen maakte God de mensen. Hij maakte ze zo dat ze op Hem leken. Hij maakte ze als man en vrouw”.

Mooi gezegd maar wel erg open voor vragen en misverstanden, want hoe lijken wij dan op God? God is toch geen mens als wij zijn, God is toch Geest staat in de bijbel, en wij zijn mensen en  er komt bij dat elk mens uniek is, en dat er mannen en vrouwen zijn, donkere mensen en witte mensen – en voor je het weet draai je het om en doe je alsof God moet lijken op mensen, op mijn soort—-een God als ons/mijn evenbeeld.

Maar dat is ook niet bedoeld met dat ‘lijken op’, met dat gemaakt en bedoeld als ‘evenbeeld’. Wij zijn geen kopie van God, en God is ook niet een projectie of een vergroting van ons mensen.

Nee, het is veel meer wat wel zeggen als we in een zoon of dochter vader herkennen of moeder: hij is sprekend zijn vader – de appel valt niet ver van de boom – of: wat lijk jij op je moeder! God stelde de mens aan als zijn vertegenwoordiger. De Schepper wil zichzelf herkennen en laten kennen in zijn onderkoning op aar­de. Zodat iedereen het meteen ziet: die mens – made by God.. De mens als spiegel van God, van zijn liefde.En dat niet alleen als een mens bidt of een psalm zingt of onderweg is naar de kerk, maar juist ook als hij aan het werk is op het land of bezig is met kantoorwerk of met een klant praat, als je op school zit en als je gaat stappen…overal en altijd..

Nou, en God maakte de mens zo dat hij alles in huis had om dat precies zo te doen als zijn Maker het wilde en bedoeld had. Dat is met dat ‘goed’ bedoeld. Er staat ’tof’, en dat is: geschikt voor het doel waarvoor je gemaakt bent. Zoals zondag 3 het zo mooi zegt: om God zijn Schepper echt te kennen, Hem lief te hebben, en Hem in alles eer te geven en te prijzen, en daarom ook bestemd om er te zijn voor elkaar, want het is niet goed – niet de bedoeling – dat de mens alleen is, op zichzelf staat en voor zichzelf leeft en alleen gericht op zijn eigen belang, op de eigen groep of het eigen volk.

Egoïsme, hebzucht, ruzie, jaloezie, die waren er nog niet vanaf het begin, en zijn niet ingeschapen.  Dat is allemaal later gekomen, als krassen op wat mooi en gaaf was, als beschadiging en scheefgroei.

Als je die eer­ste mensen zag, straalde Gods goedheid en liefde van hen af: sprekend hun Maker. Ze wilden graag hun Maker die met hen omging als hun Vader, afbeelden, in heel hun doen en laten, de HEER vertegenwoordigen:  Wat een wonder dat ik mag bestaan;  Heer, hoe heerlijk is uw naam!

2. mens, waar ben je?     – we lezen nu  Genesis 3:  1-9

   Daar stonden ze nou, die eerste twee mensen. Oog in oog met God die hen bij Zich geroepen had. Zo voor het oog was er niks veranderd. Nog altijd waren ze in het paradijs. God was op bezoek, zoals Hij vaker bij hen kwam. En als Adam naar Eva keek en Eva naar Adam, dan zagen ze er nog precies zo uit als gisteren en eergisteren: onvoorstelbaar mooi gemaakt. Dat is ook zo gebleven, gemeente. Als weer een kindje geboren wordt, staan we er versteld van: wat is dat mooi!  Als we in de spiegel kijken – of we nu onszelf de moeite waard vinden of misschien moeite hebben met wie we zijn of hoe we eruit zien – als we naar onszelf en elkaar kijken, dan zien we een schepsel van God.  Zelfs: een mens geschapen als  Gods evenbeeld. Daarom is de Heer ook zo zuinig op ons, daarom moeten we zo zuinig op elkaar zijn en op elk menselijk leven.  Ook na de zondeval en zelfs na de zondvloed blijft het waar:  “God heeft de mens als zijn evenbeeld gemaakt”  (Gen.9­).

Maar wat is er dan gebeurd dat die twee mensen ineens voor God wegkruipen en zich schamen voor elkaar? Dood-ongelukkig? Dat weten we allemaal wel, jullie ook: dat is zo gekomen toen Adam en Eva naar de slang hadden geluisterd, naar de duivel die ze influisterde dat ze zich niks moesten aantrekken van wat de Here had gezegd, maar gewoon hun eigen zin moesten doen. Dat ze eindelijk eens op eigen benen moesten staan en niet aan het handje van God moesten lopen. De onderkoning is een rebel geworden.

Ja kunt ook zeggen: de mens sneed de band met God door,  zoals van een kindje dat net geboren is de navelstreng doorgesneden wordt omdat het nu zelfstandig kan ademen.  Maar dat kan nou net niet als het om de band met God gaat. Hoe oud een mens ook wordt, echt leven kun je alleen op de adem van Gods stem. Als de levensader die je met God verbindt, wordt doorgesneden, is dat onherroepelijk je dood. Dat is het drama van de zondeval: door de zonde heeft de mens de gemeenschap met God, die zijn ware leven was, verbroken. Vandaar die angst voor God, en dat vluchtgedrag. Daarom ook dat je met heel andere ogen gaat kij­ken naar jezelf en naar elkaar. Schaamte en afgunst, haat en nijd, jezelf niet accepteren en die ander niet in je buurt verdragen, het zit allemaal vast op die breuk met God. Onze hele natuur is verdorven, we zijn niet meer wie we waren…. We willen niet meer God vertegenwoordigen en Hem dienen. Zeg maar: een lelijke kras over dat beeld van God. Erger nog: we gaan het beeld van de duivel vertonen als er niks verandert.

Zondag 3 heeft het over onze val en ongehoorzaamheid. Je kunt het ook omdraaien: die opstand tegen God is onze val geworden als mensen, van onmetelijke hoogte  (de mens van psalm 8 – bijna goddelijk gemaakt) in een onpeilbare diepte (de mens van psalm 144 – beperkt en zondag, en als gevolg daarvan en straf daarop: broos, sterfelijk, zondig).

Nee, er stonden niet ineens twee beesten voor God in Gen.3. Ondanks die vreselijke val is de mens mens gebleven. God zegt: mens, waar ben je? Maar dat is het nou juist waar God zoveel verdriet over heeft en zo boos om is: die schitterende mens die Hij gemaakt heeft, geschapen om Hem voor altijd te loven en te prijzen, om voor eeuwig in zijn dienst zijn schepping te verzorgen en te besturen, is weggelopen en heeft Hem de dienst opgezegd.  En gebruikt nu wat hij van God gekregen heeft en aan God te danken heeft, tegen God en de anderen.

Nou, daarom is het vonnis helemaal verdiend: ga weg uit het paradijs, werk je maar in het zweet tot de dood erop volgt, ga dan je gang maar als je het beter weet en zonder Mij kunt…..zoek het maar uit met elkaar en kijk maar hoe ver je komt….

Maar nee, dat zegt God gelukkig niet. Tegen Adam en Eva niet en tegen u en jou niet. Hij laat ons niet gaan in onze vlucht bij Hem vandaan. Hij laat weglopers niet achter in het struik­gewas van schuld en schaamte. Gelukkig maar dat God de mens bij zich roept: waar ben je, kom eens tevoorschijn. Ondanks en door alles heen is dat genade, zoekende liefde. Zoals we dat belijden: “wij geloven dat onze goede God, toen Hij zag dat de mens zich zo in de lichamelijke en geestelijke ­dood gestort had en zich volkomen rampzalig gemaakt had, hem in zijn won­derbare wij­sheid en goe­dheid zelf is gaan zoeken, toen hij (toen ik en u en jij) bevend voor Hem vluchtte”.

Gelukkig dat God geen punt zette achter het tweede punt.  Er komt nog meer!

 3. zie, de mens!             laten we  lezen  Johannes 19: 1-5

Zie, de mens! U weet, dat zei Pilatus toen Jezus voor hem stond, uitgedost in een soldatenmantel, met een stok in zijn hand en een kroon van dorens op zijn hoofd, bebloed door de afschuwelijke afranseling die romeinse soldaten hem toegediend hadden. Zie, de mens! Moet je kijken, wat een zielig hoopje mens. Volstrekt ongevaarlijk voor de keizer en zijn rijk. Zal ik dat mannetje maar vrijlaten?

Een verzwaring van het lijden van de Heiland: deze bijtende spot van een man die denkt dat hij Hem maken en breken kan. De Zoon van de Allerhoogste te kijk gezet als bijna-geen-mens-meer…

Maar gemeente, Pilatus zelf was hier het kleine mannetje dat geen stap kon zetten zonder dat God dat wilde.  Jezus zei dat ook tegen hem: u zou geen macht tegen Mij hebben als die niet van boven aan u gegeven was, door God. Hier staat Jezus niet maar voor de aardse rechter, maar voor de Rechter van hemel en aarde. En Hij staat daar in onze plaats. Inderdaad: zie, de mens! Hier staat Gods Zoon die mens werd, voor ons. Die zijn grootheid heeft opgegeven en de gestalte van een slaaf heeft aanvaard (Fil.2). Die zich liet slaan en liet bespotten, om ons en in onze plaats.

In Jezus die zo bespottelijk uitgedost is, ziet God de gevallen opstandige mens als karikatuur van de koning die hij eens was. Kijk, daar staat nou de mens. Daar sta ik, daar sta jij, te kijk in alle bespottelijkheid en af­zichtelijkheid van de zonde, gekneusd en gekwetst. Nou, dat is echt schrikken, zo naar Jezus kijken. Jezelf daar zien staan. Proberen met de ogen van God naar jezelf te kijken: wat een mens ben ik toch, wat moet God met mij, dat God mij nog de moeite van het aankijken waard vindt. Hoe bestaat dat toch..?

Nou, dat bestaat alleen vanwege die ene Mens die daar toen stond: de tweede Adam. Die het evangelie ons uittekent: Hij die geen zondaar was en geen zonde gedaan heeft, voor ons tot zonde gemaakt.Die we mogen ontmoeten als we avon­dmaal vieren: doe dit om Hem te gedenken die te kijk stond met het spo­tkleed van ons mislukte koningschap over zijn stukgeslagen rug en met de doornen van de vloek die over de sche­pping kwam op zijn hoofd. Die buiten de poort geleden heeft, als het Lam, met onze vloek beladen…

Gemeente, zondag 3 noemt Jezus en zijn reddingswerk voor ons niet. In één keer wordt de sprong gemaakt van onze slechtheid en onmacht om ook maar iets goeds te doen, naar de enige weg tot herstel: dat we door de Geest van God opnieuw geboren wor­den. Het wordt de catechismus ook wel verweten: hier wordt de verlossing door het verzoenende werk van Christus pijnlijk gemist, en moeten we maar afwachten op wat de Geest met ons doet. Daar komt een heleboel onzekerheid en moedeloosheid van.

 

Toch is dat een levensgroot misverstand. Dan vergeten we zondag 1! Onze trouwe Heiland hééft betaald met zijn bloed! De schaduw van het kruis hangt over zondag 3, en daarom is het geen lot uit de loterij: tenzij we worden wedergeboren door de Heilige Geest. Dat geweldige werk van de Geest is al beloofd toen we werden gedoopt. Zodat God weer met plezier naar ons kan kijken: zie, de Mens – kijk eens, hoe goed, hoe mooi!

Om daar weer uit te komen met ons, is de Here Christus er zo diep onderdoor gegaan. Hij wilde aan ons gelijk worden, om ons weer op Hem en op zijn Vader te laten lijken. Zodat we weer gaan worden wie we zijn bedoeld: mensen van God, zijn beeld.

4. de mens bweer beeld van God              we lezen als laatste Kolossenzen3: 9-14

   Van huis is is elk mens dat: schepsel van God. Alleen maar: de zonde maakt dat een mens niet meer zo kan en wil functioneren. Zonde is dat je met je rug naar God toe staat. Mensen kunnen echt nog wel veel presteren, ook aan goede dingen voor andere mensen: hulpvaardigheid, je opofferen voor een ander, trouw je werk doen, eerlijk zijn, enz. enz. Je hoeft daarvoor niet in de kerk te zijn, maar je komt ook veel goeds en fijns tegen bij buren, collega’s, hulpverleners….Ze geven vaak zelfs ons al;s christenen beschamende voorbeelden.

Toch blijft het harde oordeel recht overeind staan: we zijn zo verdorven als mensen, dat we helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad. Luther heeft gezegd: ” God gaf zijn enige Zoon, omdat de macht van de zonde zo groot is dat we er zelf niet tegen op kunnen In het woord zonde zit het hele rijk van de satan en de eeuwi­ge toorn van God. Zo erg is de zonde!”

Ja, zo erg is de zonde dat Gods Zoon er de doodstraf voor kreeg. En zo taai en zo hardnekkig is de zonde dat je er niet af komt zonder de hulp van Gods Heilige Geest: alleen als die een nieuw mens van me maakt. Zodat die mens die met z’n rug naar God toe staat, 180 graden omgekeerd wordt, met zijn gezicht naar God toe. Met minder kan het niet toe, bedoeld zondag 3. Anders wordt het niks, als het van onszelf zou moeten komen. Zo diep zit het kwaad in ons ingebakken, dat God zelf ons er af moet helpen.

Gelukkig dat God dat ook wil doen. Zo trouw is Hij  aan zichzelf en aan het plan dat Hij met ons heeft. Het gaat weer daar naar toe: mensen die God hun Schepper – hun Vader – weer kennen zoals Hij is, en Hem van harte liefhebben en met Hem mogen leven in eeuwige heerlijkheid, en die nu al beginnen in hun woorden en vooral in hoe ze leven, Hem te loven en te prijzen. Dat is nog wel een hele strijd, met veel vallen en elke keer weer overeind geholpen moeten worden. Zoals iemand die jaren niet heeft kunnen lopen, en die het weer helemaal leren moet. Dat moet u ook horen achter die paar verzen in Paulus’ brief aan de Kolossenzen over het vernieuwd worden naar het beeld van de Schepper, waar de Heilige Geest mee bezig is in onze leven, zodat de zonde aangepakt wordt en we weer leren God en elkaar lief te hebben – ook mensen met elkaar verbonden worden en er een nieuwe mensheid tot stand komt: een grote menigte uit allerlei rassen en volken en talen.

Ja en moet je eens kijken hoe die nieuwe mens eruit ziet, helemaal in het nieuw gestoken – zoals uitgetekend door Paulus:  gekleed “in innig medeleven, in goedheid, bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft; zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven. 14En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt” .   Alsof je Jezus voor je ziet! Jezus die als geen ander Gods beeld vertoont, die zei: als je Mij ziet, dan zie je mijn Vader!

Wat een wonder als je weet hoe diep je bent gevallen en hoe ver van huis geraakt: toch weer mens van God die steeds meer op Hem gaat lijken, steeds meer wordt als Jezus. Dan straalt Gods liefde uit in onze daden. Liefde als weerglans van Gods vriendelijk gezicht.  Dat is pas echt tof.  Gaaf!

amen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

liturgie middagdienst (CGK-GKV )

 

welkom                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                     

zingen:                   Ps. 139: 1,7,9  Liedboek

stil gebed

votum en groet

zingen:                 Psalm 8   (bundel ‘Levensliederen’)

gebed

lezen:   zondag 3 Heid. Cat.

zingen:      Ps. 144: 2,6

verkondiging : zondag 3:  ‘Wat is de mens?

 zingen:   Gezang 435: 1,2 en 5  (LB)

gebed

collecte

apostolische geloofsbelijdenis

zingen:      NLB 150a: 1-4   (melodie GK Gz. 70)

zegen

amen:      Gz. 456: 3

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *