Zondag 45 Heid. Cat.: Vertrouwelijk omgaan met God

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

  “Lees je bijbel, bid elke dag, dat je groeien mag”.    Een liedje dat zelfs de kleinsten in de kerk al kennen.  Misschien wel erg simpel zo’n liedje, maar hoe wáár is dat!

Dat is vertrouwelijk met God als je Vader om­gaan: elke dag in je bijbel lezen en elke dag bidden. Eerst de Heer aan het woord laten, in de bijbel en in je hart. Als we Hem beter willen leren kennen en steeds meer van Hem gaan houden, begint het met luisteren.

En hoe beter we luisteren, des te beter we ook kunnen bid­den. We gaan om zo te zeggen terug praten. We geven ant­woord. We gaan ook weer vragen stellen. Met God bespreken wat ons bezig houdt, wat ons dwars zit, waar we niet uit komen.  Geloof maar dat Vader dan luistert en rea­geert. Dat we contact heb­ben. De Heer helpt ons de ant­woorden op te vangen die Hij geeft in de bijbel en ook in wat gebeurt in ons leven.  Dan ervaren we het ook:  dat we groei­en, dat we verder komen in ons geloven en in ons chris­ten-zijn, ja en ook dat we anders en beter omgaan met elkaar en andere mensen om ons heen.

Het klinkt allemaal heel mooi, maar is het ook de werkelijk­heid van ons eigen leven?Onderzoeken wijzen uit dat veel christelijke jongeren het moeilijk vinden zelf bijbel te lezen en dat elke dag bidden ook lastig is. En dat geldt niet alleen jongeren maar ook veel volwassenen. We moeten allemaal ons steeds afvragen: hoe doen wij dat, wat komt er bij mij van terecht?

Met m’n vader praat ik niet meer, zegt een jongere. Dat kan zo zijn voor een poos: als je helemaal niet kunt opschieten met je vader of je moeder, dat je niet meer echt praat, elkaar ne­geert, of alleen maar ruzie maakt. Maar dan groei je zomaar uit el­kaar, en verslapt de band. Zo is dat ook als je niet met Vader in de hemel praat. Vind je het dan gek als het je niks zegt als het over Vader gaat, in de kerk, of op catechisatie? Dat God steeds verder van je af komt te staan? ­Dat je je afvraagt of Hij wel bestaat?

Maar is het ook niet iets vreemds: praten tegen Iemand die je nog nooit hebt gezien en die ook nooit wat terug zegt? Wie kan me bewijzen dat God bestaat? En krijgen we niet op veel van onze vragen nooit antwoord? Is bidden eigen­lijk niet praten in jezelf, en tegen beter weten in aannemen dat aan de andere kant ie­mand luistert? Is bidden niet hoog­stens nog zoiets als een stilte­-centrum, iets van bezinning, in een jachtige wereld? Ja, en als God alles al weet, waarom moet Ik toch nog bidden?

  Midden in een wereld vol spanning en aanvechting is eeuwen geleden psalm 25 ontstaan. Een psalm over ver­trouwe­lijk met God  omgaan. Een gebedsles. Meer nog: een les in echt leven!

Vertrouwelijk omgaan met God.

1. open-hartigheid;

2. luister-bereidheid;

3. geloofs-zekerheid.

1. open-hartigheid.

Dat is het eerste dat opvalt in deze psalm: open-hartigheid. U kunt zien dat ik midden in dat woord een verbindingsstreepje heb gezet: open-hartigheid. Ik heb dat gedaan om te laten zien dat er een dubbele bodem zit in dat woord.

Openhartig is de dichter van deze psalm zeker. Hij laat bij tijden het achter­ste van zijn tong zien. Hij stort zijn hart uit voor zijn God. Zoals we zongen: “‘k Hef mijn ziel in vast vertrouwen tot U op”.

Dan komt er heel wat los. Bijvoorbeeld over misstappen van vroeger die hem nog altijd dwars zitten. Ze worden eer­lijk opgebiecht. David maakt er ook geen geheim van hoe hij zich voelt.

Kort gezegd: hij is er belabberd aan toe. Niet zozeer lichamelijk, al knaagt het ook aan je gezondheid als je je geestelijk niet fit voelt en je er nachten niet van kan sla­pen. Maar David komt er open­lijk voor uit hoe eenzaam hij zich voelt. Hij schreeuwt het uit: “ik ben alleen en ellendig, mijn hart is vol angst”. Hij smeekt de HEER  hem te helpen:  Hem zijn zonden te vergeven. Hem de weg te wijzen. Hem niet ­te verge­ten.

Daarin geeft David ons een voorbeeld hoe je met de HEER mag omgaan.  Het is eigen aan kinderen dat ze hun Vader in vertrouwen nemen en alles met Hem bespreken. Van Hem alles te vragen wat we voor lichaam en ziel nodig hebben, zo brengt zondag 45 het onder woorden. Dan durf je je kwetsbaar op te stellen. Je durft erkennen dat je zondaar bent. Dat je schul­dig staat tegenover de HEER. Dat je vergeving nodig hebt.  Dat je geen dag zonder je Vader kunt.

De catechismus bepaalt ons daar nog eens indringend bij, voor we nadenken over wat bidden is en voordat we gaan bidden: “we zullen onze nood en ellende grondig kennen, om ons voor het aangezicht van zijn majesteit te verootmoedigen”. Als dat besef van onze kleinheid en onze schuld gaat ontbreken, dan verschralen ook onze gebeden. Waarom zou je nog vragen om vergeving, als je je niet echt schuldig voelt? Waarom zou je bidden om alles wat je elke nodig hebt, als je wel voor jezelf kunt zorgen? Waarom zou je God bedanken, als je niet erkent dat je alles van Hem gekregen hebt? Waarom zou je de HEER loven, als Hij in je dagelijkse leven geen rol van betekenis meer speelt? Waarom zou je con­tact zoeken met iemand van wie je niet weet of Hij er wel is? Met wie je geen band voelt?

Kijk, en daarom maakte ik die opmerking over die open-har­tigheid met dat streepje ertussen. Ik bedoel daarmee dat zo vertrouwelijk met de Here omgaan en openhartig tegen Hem zijn, voortkomt uit een hart dat voor de Here open staat. Tegenover elkaar zijn we pas echt open, als we elkaar door en door vertrouwen. Dan pas geven we ons bloot. Durven we te vertellen wat echt in ons omgaat. Dan kan er heel wat los komen, ook aan moeilijks en verdrietigs, aan twijfels, aan nare dingen van vroeger. Er zijn heel wat drem­pels te nemen, voordat we zover komen. Zo vaak sluiten we ons af,uit angst of schaamte. Wil­len we een schijn ophouden. Zijn we bang de ander te verlie­zen. Of denken we: als ik dat aan haar vertel, weet morgen heel de gemeente het. Je voelt je niet veilig bij die ander.

Kortom: o­penhartigheid vraagt om open-hartigheid. Om echt vertrouwen. Ervaren we dan, bij elkaar?

Nou, zo is dat ook in onze omgang met God. Die bloeit pas echt op als we Hem volkomen vertrouwen. Zoals David daar­over vertelt: mijn God, op u vertrouw ik. Op u vestig ik mijn hoop, elke dag. Van U verwacht ik het. Zoals echte vrien­den op elkaar aan kun­nen. En als het goed is in de kerk er openheid en vertrouwen is, als broers en zussen onder elkaar. Je kunt alles aan elkaar kwijt, zonder dat je bang hoeft te zijn onderuit gehaald te worden of over de tong te gaan.  Je durft je kwetsbaar op te stellen, omdat je erop aan kunt niet gekwetst en bezeerd te worden. Je geeft elkaar ruimte om echt jezelf te zijn.

Bij Vader in de hemel mogen we komen zoals we zijn.  Hij stelt niet teleur. Hij pakt ons niet terug als we Hem iets hebben toevertrouwd. Hij komt niet terug op wat vergeven is. Hij blijft niet kwaad. Het hart van de Heer staat wijd voor ons open. David heeft het er al over, dat de Here met wie Hem zoeken en dienen, vertrou­welijk wil omgaan. Dan vertelt Hij ons wie Hij voor ons wil zijn. Dan mogen we zijn goedheid en zijn liefde proeven, tot op het diepst en het hoogst als Hij zijn eigen Zoon overgeeft voor onze zonden. Dan gaan we ervaren dat God er er wel dege­lijk is, voor ons!

In de inleiding stipten we wat vragen en problemen aan die leven rond geloofsbeleving en dus ook ten aanzien van bidden. Zoals die kwellende vraag of er eigenlijk wel een God is, en of je wel wat van Hem merkt. Of bidden niet is een kreet in een lege ruimte, of het rondzoemen van onze eigen stem. En waarom komt er geen antwoord van de andere kant? Waarom gaat het toch vaak anders dan we hebben gevraagd?

Ja maar, horen we dan dat hart van uw God niet meer kloppen? Zijn we het zicht kwijt ge­raakt op Jezus? Leven we met onze rug naar dat kruis toe, waaraan Hij heeft gehan­gen voor ons? Waar het stikdonker is geworden vanwege die werkelijke Gods­ver­duis­tering? Waar Hij door God is verlaten, opdat wij nooit meer door God verlaten zouden wor­den?

Ja,maar dan wordt het ook stil aan de andere kant, want Gods vertrou­welijke omgang is met wie Hem vrezen.  Dat wil zeggen:  voor wie zich o­penstel­len voor de genade van de Here.  Klein willen zijn voor de Here.  Als zon­daars komen met lege handen.Dan blijven  we niet staan met lege handen. Dan vult Vader ze. Met gulle hand.

2. luister-bereidheid.

Liefde kan niet van één kant komen, zegt het spreekwoord.

Het geldt van elk contact tussen mensen. Wil het echt wat voorstellen, dan zal het geven en ontvangen zijn. Als u pro­beert een contact of een vriendschap op gang te houden, maar het moet altijd van u komen, en er komt nooit eens iets spon­taans terug van de andere kant, dan houdt niemand dat vol. En er ontstaat ook nooit een echt contact tussen mensen, als de een alleen maar praat en praat, meestal over z’n eigen inte­resses en belevenissen en stokpaardjes, zonder dat ge­luisterd wordt naar wat jou bezighoudt en wat jij vertellen wilt.

Nou, daar moeten we ook maar aan denken als je gaat over ons omgaan  met de Here, en ook over ons spreken met Hem in ons gebed.

Er wordt veel geklaagd over een gebrek aan Godservaring en geloofsbeleving. Over dat God zich verbergt. Over dat we wel kunnen bidden, maar dat er toch niks verandert. Over dat we zo weinig merken van God in ons leven en in deze wereld. Over dat we de God over wie we op zondag horen en over wie we in de kerk zingen, niet meer tegenkomen op maandag en op zaterdag.

Daar zitten veel, ook veel moeilijke kanten aan. Er zou veel over te zeggen zijn. Zeker over de invloed van de tijd waarin we leven. Over de manier waarop de wereld er uit is gaan zien.

Maar vanmiddag wil ik een andere invalshoek kiezen. En dat is die waarbij we bij onszelf beginnen en onszelf in de spie­gel bekijken.Waarbij we ons afvragen of we de Here wel kén­nen. Of we niet te veel praten, en te weinig luisteren. Of ons bidden niet vaak is dat we een lijstje wensen en klach­ten bij de Here neerleggen, maar zonder dat we eerst goed ­hebben ge­luisterd. Ook zonder oog voor de liefde die om te beginnen wel van die ene kant is gekomen, van Gods kant. En dat voor mensen die Hem niet zochten en die Hem zelfs in de steek hadden gelaten. Of niet ons hart dicht zit voor die liefde.

Maar David zingt midden in zijn angst en zijn eenzaam­heid toch geen klaagzang. Hij houdt geen zwaarwichtige be­schouwingen over de afwezigheid van God of zelfs het al of niet bestaan van God. Hij balt helemaal niet zijn vuist naar de hemel. Hij beklaagt niet zichzelf, en klaagt God niet aan. Wat David doet is zijn oor te luisteren leggen bij Gods beloften. En ook: Hij wil de weg gaan die God hem aanwijst.

Ook dat hoort bij openheid naar God toe. Dan leg je je oor te luisteren bij Gods beloften. Dan ga je almeer de Here kennen als je God en Vader. Deze psalm is er vol van. Van de zeker­heid dat de Here ons zijn wegen bekend maakt. Juist door een intensieve omgang met de bijbel gaan we zien waar de Here met ons naar toe wil. Niet dat we op een briefje krijgen wat we van stap tot stap moeten doen. Welke keuzes we moeten maken. Hoe onze beslissingen uitpakken. Maar hoe meer we de weg leren ontdekken die de Here met zijn kinderen wil gaan, des te meer ontdekken we ook waar we op moeten letten bij onze afwe­gingen en onze beslissingen, en welke kant de Here uit wijst. We gaan aanvoelen wat goed en wat verkeerd is. Hoe we de Here God het beste kunnen dienen, en ook wat ons geloof in gevaar brengt.

We gaan ook ontdekken waar onze sterke kanten zitten en waar onze zwakke punten liggen. Wat Gods bedoeling met ons is. Juist daarvoor is ook het gebed nodig. David leert ons dat ook. Hij vraagt wel een paar keer:  “HEER, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden; leid mij in uw waarheid en leer mij“. Ja, en dan komt er antwoord. Want de HEER onderwijst zondaars aangaande de weg (vs.8). Weer die nederigheid. We zijn zondaars. Letter­lijk: mensen die hun doel missen. Die de plank elke keer mis ­slaan en zomaar van de weg afraken. Maar dat hoeft niet, als je naar de Here leert luistert. Dan wijst de Here je de weg. Dan verdwaal ik niet, maar kom ik waar God me hebben wil.

Nou, en om zo de Here te leren kennen en zijn weg te leren gaan, is de bijbel ons meegegeven, als een reisgids voor onderweg. Zoals de catechismus ons hier naar de bijbel verwijst: “we zullen de enige ware God, die zich in zijn Woord aan ons geopenbaard heeft, van harte aanroepen om alles wat Hij ons geboden heeft te bidden” . Als we bid­den, vragen we voor alles om de hulp en de leiding van Gods Geest, die ons de weg wijst en helpen wil die weg ook te bewandelen.

Dus is een eerste vereiste voor vertrouwelijk met de Here omgaan, dat we eerbiedig en aandachtig luisteren. Dat is meer dan zo af en toe of elke dag een stukje lezen. Ook is veel feitenkennis, hoe belangrijk ook, nog niet de garantie dat we ook echt God leren kennen en ons in vertrouwen aan Hem overge­ven. Het zal erom gaan dat we zo met de bijbel omgaan dat we Vader erin ontmoeten. Dat we erachter komen wat Hij ons, in onze tijd en onze omstandigheden, te zeggen heeft. Dat we horen hoe HIj  van hart tot ons spreekt, en dat wij almeer ons hart en ons leven aan onze God en Vader geven. Dat we ook openstaan voor wat God ons duidelijk wil maken via mensen, vanuit de natuur, door ervaringen die we opdoen.  Daarvoor is het gebed: HEER, leert U mij die weg van U. En heb je elkaar.

U merkt hoe het samen op gaat: lees je bijbel, bid elke dag. Ik raad u aan dat te blijven doen. Ik hoop dat jij echt pro­beert eraan te beginnen, of je best doet het weer op te pakken als het is gaan versloffen. ­Het is zo vreselijk belangrijk, of je nu thuis bent of al de deur uit bent, op kamers. Juist als je jong bent, ben je kwetsbaar. Vatbaar voor gedachten en een levensstijl die je van God aftrekt. Je neemt het zo maar over: wat helpt bidden nou, en God luistert toch niet, ja: is er eigenlijk wel een God, en wat oet ik nog met die bij­bel?  Het blijft echt nodig: lees je bijbel, bid elke dag, zodat je blijft groeien…

3. geloofs-zekerheid.

Ik leg eerst de nadruk op dat eerste: gelóófs-zekerheid.

Een christen is nooit zeker van zichzelf. Alsof je de stoere onverzettelijke held zou zijn die nooit twijfelt en alles aan kan. We weten wel beter. En anders komen we er nog wel achter.  Altijd weer komt het aan op geloven. Ook als het over ons bidden gaat.Het is waar dat we God nooit gezien hebben, en dat we niet een telefoonlijn naar boven hebben, waar aan de andere kant de hoorn wordt opgenomen en we antwoord krijgen. In Hebr. 11 staat dat “wie tot God komt, moet geloven dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem ernstig zoeken”. Maar als je dan als David steeds maar weer de HEER opzoekt en bij Hem schuilt, kom je er achter hoe werkelijk God be­staat en hoe zeker het is: Hij laat geen bidder staan. Ook dat ga je erva­ren door de omgang met Gods als je Vader en met zijn Woord.

Dat is de geloofs-zékerheid die je mag hebben omdat God die belooft en aan ons wil geven. Niet als een stuk leer uit een boekje. Niet omdat dat nou eenmaal in de catechismus staat dat we er zeker van zijn dat God ons gebed verhoren wil. Trouwens, de catechismus weet ook wel dat wij niet zo stevig in onze schoe­nen staan. Vandaar dat er bij staat dat we alleen zekerheid ontlenen aan de persoon en het werk van Jezus Christus. Dat geeft vertrouwen dat de Here in de hemel naar ons omkijkt en naar ons luistert. ­Niet dat het dan altijd gaat volgens het draaiboek dat ik in mijn hoofd heb. Niet dat mijn verlang­lijstjes worden inge­wil­ligd en al mijn vragen worden beant­woord en al mijn zorgen worden wegge­nomen. Wel dat ik mag rekenen op Gods hulp en op zijn Geest. Zoals Hij dat eens tegen zijn knecht Paulus zei, toen zijn gebed – zeggen wij dan – niet werd verhoord: mijn, mijn genade heb je, en daar heb je genoeg aan.

Als we ootmoedig en vol vertrouwen Vader op zijn woord geloven en Vader ook aan zijn woord houden, dan zullen we ervaren dat Vader altijd woord houdt. Dan gaat de hemel voor ons open.

Jezus zegt: wie zoekt vindt, en wie klopt, voor hem gaat de deur open. Maar dan moet ik wel kloppen!

                                                 amen

 

 

 

 

 

 

 

liturgie middagdienst

 

votum en groet

zingen:       Ps. 123 (1,2)

gebed

Schriftlezing:    Psalm 25

zingen:      Ps. 25: 1,4,7

verkondiging:  zondag 45

zingen:      Gz. 174 (1,2,3)

geloofsbelijdenis (Nicea)

zingen:      Ps. 117

gebed       

collecte

slotzang:   Lied 95: 1,2,3

zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *