Samen Gods gemeente = VVV

1 Korintiërs 13: 13
Broeders en zusters, u en jij, gasten, samen Gods gemeente…
Samen Gods gemeente.
Laat ik daar maar mee beginnen, en houd dat vast voor het vervolg. Niet alleen voor het vervolg van de preek en van de dienst, maar ook daarna.

“Wat zijn we als gemeente, wat voor gemeente willen we zijn, en hoe doen we dat dan?”. Vragen waar we eerst als kerkenraad en later samen als gemeente ons op willen bezinnen. Waarbij de bijbel open moet, maar we ook oog moeten hebben voor de tijd waarin we leven en voor de wereld om ons heen: de samenleving van 2013 en daarna, en de kerkelijke realiteit van samenwerken en samen kerk zijn met de CGK, onze betrokkenheid bij ‘Hart voor Heerhugowaard’  maar ook de realiteit van mobiliteit, met ook kerkelijk shopgedrag, en het minder vanzelfsprekend zijn van twee keer naar de kerk elke zondag. Ja, en dan ook de realiteit – wat je er ook van vindt en hoe ver of niet we erin meegaan- van meer ruimte en variatie in liturgische vormgeving, liedkeuze, en muzikale invulling…. Ik heb nog niet alles genoemd, je kunt er ook pastoraat bij noemen, de plek van de ambten, gaven en taken van man en vrouw in de kerk, de viering en beleving van het avondmaal, enz…. Het zal allemaal wel langs komen de komende maanden:  in preken, bezoeken, vergaderingen.

Samen Gods gemeente,  daar staat of valt het allemaal mee. Als dat staat als een huis,stevig op dat ene en eens gelegde fundament – Jezus  Christus en zijn reddend evangelie -dan kan er heel wat in beweging en in discussie zijn, en ook heel wat veranderen, maar dan kan het ook veel lijden.

Denk aan dat beeld van Jezus van een huis dat op de rots is gebouwd. Die rots is Hij zelf en zijn evangelie. Dat huis is bestand is tegen zelfs de zwaarste stormen: het stort niet in want het staat rots-vast. Ja en op Hem bouwen, dat  is – lazen we in 1 Kor 13 – vol zijn van en gedreven worden door de liefde. Die liefde die van God komt en gericht is op het goede voor de ander – als die zou ontbreken bouw je niet op maar breek je alleen maar af en blijf je nergens  – en is alle praten en doen zonder waarde. Terwijl een heleboel best belangrijke en mooie mogelijkheden en activiteiten uiteindelijk niet overleven, maar het centrale overeind blijft:   geloof, hoop, en  boven alles: de liefde.

Vanmorgen verder niet uitgebreid over al die gesprekspunten en misschien verschilpunten maar eerst maar eens terug naar de bron, terug naar de basis – dat fundament, die rots:

Samen Gods gemeente= VVV

1. vertrouwen
2. verwachting
3. verbondenheid

1. vertrouwen
Als je al iets zou kunnen zeggen over die kerk van Korinte, in elk geval niet dat het er saai is en dat er nooit eens wat gebeurt en nooit eens wat verandert – eerder het tegendeel! Als je de twee brieven leest van Paulus aan die kerk die voor ons in de bijbel bewaard zijn, blijkt uit alles dat het er bruiste van leven, dat veel mensen heel  betrokken en actief waren. Hoofdstuk 12 gaat helemaal over de gevarieerde gaven die de Geest gaf in de gemeente. Een bont geheel komt dan langs, tot gaven van genezen, wonderen doen, en tongentaal toe, maar ook veel kennis bij de een, en een sterk geloof bij de ander, en nog heel veel meer. In de samenkomsten ging het er ook levendig toe met inbreng van velen, zo zelfs dat Paulus de oproep doet alles ordelijk te laten verlopen:  “God is niet een God van wanorde maar van vrede”.

Ja en flink gediscussieerd werd er ook want nieuwe omstandigheden roepen ook nieuwe vragen op:  zoals of je nou of niet vlees mocht eten dat afkomstig was uit afgodstempels, en hoe het nou zat met gelovige gemeenteleden die waren gestorven en wat je plek was als vrouw binnen de gemeente, en dan was er ook nog gedoe over samen avondmaal vieren. Op zich geen probleem maar in Korinte dreigden verschillen tot verdeeldheid te leiden en tot groepsvorming, en daar kwam ook nog bij dat bepaalde gaven – zoals het spreken in andere talen of klanken – meer gewaardeerd werden dan andere – gevolg: hoogmoed én jaloersheid.

Kijk, en dan probeert Paulus met al die verschillende mensen met ieder eigen karakter en gaven, en met ook best heel uiteenlopende meningen en gedragingen, terug te gaan naar de basis, naar wat ze met al die verschillen gemeenschappelijk hebben en ze maakt tot samen Gods gemeente. Je zou kunnen zeggen dat dat laatste vers van 1 Kor. 13 die basis zijn: geloof, hoop en liefde. Of – zoals in dat thema van vanmorgen: Vertrouwen, Verwachting, en Verbondenheid.

Eerst dus: vertrouwen.
Want geloof is in de kern niet een rijtje dingen waar je het met elkaar over eens bent en waar je je aan moet houden of elkaar aan probeert te houden, en ook een bepaalde manier van leven -dat zal er wel uit voortkomen – in de kern is geloof: je toevertrouwen aan die ene Heer die zichzelf aan het kruis en tot in de dood opgeofferd heeft om mensen te redden en eeuwig leven te geven. Geloven is niet een dichtgetimmerd systeem erop na houden maar is relatie: liefhebben en dienen.

Als de apostel het eerder in deze brief heeft over het geloof van de gemeenteleden dat niet steunt op menselijke wijsheid maar op Gods kracht, dan is dat geloven in Jezus als voor ons gekruisigd. Het bijbelse woord voor geloven is dan ook niet voor niets: je toevertrouwen aan, je geborgen weten bij, en dat is de diepste basis die je met elkaar verbindt als christenen – met alles waarin je als mens en ook als kerkmens kunt verschillen van elkaar en van anderen dichtbij en verder weg. Als je steeds weer daar begint,  en daar met elkaar naar teruggaat, dan geeft dat houvast en rust. Dan worden verschillen niet een splijtzwam, dan ga je elkaar niet aanvallen maar aanvullen,  dan durf je ook elkaar aanspreken op wat niet goed gaat of beter kan, want dan voel je veilig bij elkaar.

Daarom zou ik dat centrale en blijvende kenmerk van christen-zijn en kerk-zijn als vertrouwen
ook willen doortrekken naar hoe we tegen elkaar aankijken en met elkaar omgaan, vanuit wat in vers 7 staat over onderlinge liefde:  “alles gelooft ze” ; dat is niet naief zijn en alles maar voor zoete koek aannemen wat je wordt verteld en iedereen zijn of haar eigen waarheid gunnen, dat is wel elkaar het vertrouwen geven en je veilig weten bij elkaar,  dat is ookdat je jezelf mag zijn in het gezin van Vader waar je toch  broers en zussen van elkaar bent:  zonder aangevallen te worden op je geloof, op je twijfels,op je angsten, op een afwijkende mening of de manier waarop jij  in het leven staat, op de keuzes die jij maakt; als het goed is is het allemaal bespreekbaar maar met respect voor elkaar en van hart tot hart – met niet hete hoofden maar warm kloppende harten voor elkaar.

Samen Gods gemeente – dat is samen rond het kruis en samen kinderen van die ene Vader.
“Laat mij bij u zo thuis zijn Heer” – en geef dat we ons ook bij U thuisvoelen, en bij elkaar.

2. verwachting
Paulus noemt vaker als kern van het evangelie en van christen-zijn die drie: geloof-hoop-liefde.
Als je door hebt wat geloven is, namelijk onder alles en tegen veel in vertrouwen op God en op  Jezus, dan is hopen eigenlijk dat je blijft vertrouwen wat er ook gebeurt, en dat je erop kan rekenen dat God voor je blijft zorgen en dat je redding door Jezus garant staat voor een geweldige toekomst. Vgl.  wat de apostel in zijn brief aan de kerk van Rome schrijft: “wij  zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring (=het voorgoed aan het licht komen) dat wij kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan. In deze hoop zijn we gered”. Dat staat in Rom. 8: 23 en 24. Er staat bij dat heel de schepping zucht onder de gevolgen van onze zonden – denk maar aan al die ellende als oorlog, natuurrampen, milieuschade, vervuiling – maar dat dankzij de redding die Jezus bewerkt heeft diezelfde sc hepping hoop heeft gekregen omdat ook zij voorgoed bevrijd zal worden.

Hoop, dat is dat je vooruit mag kijken en heen mag leven naar een betere toekomst – en dat niet als een wensdroom of een hopen-tegen-beter-weten-in maar als zekerheid:  omdat God het beloofd heeft en Jezus zijn leven ervoor heeft opgeofferd – in Heb 6 : “onze toevlucht is vast te houden aan de hoop op wat voor ons in het verschiet ligt. Die hoop is als een betrouwbaar en zeker anker  (vandaar dat de hoop vaak wordt uitgebeeld door een anker) voor onze ziel, en gaat ons voor tot voorbij het voorhangsel, waar Jezus als voorloper al is binnengegaan, ten behoeve van ons” (6: 18-20) Zeg maar: dat je veel van God mag verwachten, is verankerd in Jezus de levende Heer in de hemel, in wat Hij voor ons heeft gedaan en verdiend, en ten diepste in Gods liefde voor u en jou en mij.

Nou, en dat is maar niet een of ander vaag hemelverlangen of een zoethoudertje voor wat we nu
allemaal meemaken aan ellende en teleurstellingen, zo van: het is niks hier, stil maar, wacht  maar. Nee, dat je veel voor de toekomst mag verwachten, houdt ons hier en nu op de been en ook in beweging, en het maakt dat je heel anders in het leven staat dan als het allemaal hier gebeuren moet en hier en nu al perfect moet zijn – zeg maar: je leeft veel meer ontspannen, zelf en ook met elkaar. In die verwachting van een nieuwe aarde en ongestoord geluk dat God ons belooft, heeft ons leven en werken hier en nu zin en een doel, zoals de apostel later in deze brief schrijft met het oog op de opstanding van wie gestorven zijn, en op grond van de zekerheid dat Christus al is opgewekt: “Kortom, geliefde broeders en zusters, wees standvast en onwankelbaar en zet u altijd volledig in voor het werk van de Heer, in het besef dat door de Heer uw inspanningen nooit tevergeefs zijn” (15:58)

Tegelijkertijd betekent iets verwachten, ergens hoop op hebben, dat we er nog niet zijn, dat er nog iets – of beter: Iemand – ontbreekt, en dat het hier nog niet ideaal is, en nog niet is wat het zal zijn. Ook dat geeft de bijbel eerlijk aan: “Als we nu al zouden zien waarop we hopen, zou het geen hoop meer zijn. Maar als wij blijven hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden” (Rom. 8: 24-25)   – verwachten betekent ook wachten, en dat is lastig en brengt lijden mee.

Ja, en ook leren we relativeren: hier is het nog niet perfect, en moeten we leren leven met wat tegen is en tegenvalt: in ons werk, in ons leren en studeren, in mensen, en vooral: in onszelf.
Je gaat ook afleren groot te denken van jezelf, zoals dat je wel weet hoe het zit en dat het wel  goed gaat als het gaat zoals jij in je hoofd hebt, dat hoe ik denk en voel en doe de maat voor iedereen is. Wat dat betreft is leerzaam wat vlak voor dat laatste tekstvers staat waar Paulus zijn eigen kennen nog beperkt noemt, vertroebeld door van alles en nog wat, vooral door veel tussen God en hem in. Lees ook vers 9: ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt – dat slaat op wat we weten over God en hoe we Hem kunnen kennen, en op wat we opvangen en  doorgeven aan elkaar – of dat nou is in een preek, of samen op de bijbelstudieclub of de cat., of in onderlinge gesprekken….er is nog heel wat te leren, van de Heer en van elkaar – en er is ook nog veel dat we niet weten en niet snappen en waar naar we samen verder mogen zoeken – dat houdt het verrassend en spannend. Ja, want God wil ons graag verrassen straks – stel je voor dat we alles al wisten en in ons systeem hadden zitten, dan is er straks niks meer aan – en we  zouden dan eigenlijk meer zijn en wijzer zijn dan God  – dan liever Paulus: straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben -dat zal wat zijn!

3.  verbondenheid
Heeh dit hoofdstuk heeft als rode draad de liefde, en dan vooral de liefde van mens tot mens.
Dat Paulus daar een heel hoofdstuk aan wijdt, juist in deze brief, aan deze kerk, is veelzeggend.
Een kerk, zagen we, die van Korinte, die hoogbegaafd was en hyperactief, en toch vol  problemen. Je kan ook zeggen, en het is Paulus die dat zegt, met als hoofdprobleem dat het schortte aan die onderlinge liefde, dat heel veel mensen heel erg druk waren, maar vooral met en voor zichzelf.

Nee, niet dat ze zich dat bewust waren, dat was het nu juist: ze bedoelden het juist erg goed. Om één aansprekend voorbeeld te noemen: de gemeenteleden die God konden loven in wat hier klanktaal heet, in andere vertalingen tongentaal (misschien was dat een vreemde taal, of misschien een niet-menselijke taal) , waar ze blij mee waren, en waar anderen jaloers op waren.
Paulus zegt van die manier van God loven niks kwaads, integendeel: ik zou willen dat u allemaal
dat zou kunnen – maar, en dat is het probleem: je wil God zo loven, prachtig, maar als niemand
het kan verstaan, heeft de gemeente als geheel er niets aan – en daarom moet er wel uitleg bij zijn, anders kun je het beter voor je zelf houden – vandaar die sterke woorden van Paulus dat als hij de talen van alle mensen en zelfs die van de engelen zou spreken maar niet vanuit liefde tot de ander, hij niet meer zou zijn dan een dreunende gong of een schelle cymbaal – want liefde is dat je bij alles wat je doet de ander voor ogen hebt, dat je de minste wilt zijn en wilt dienen. Om het naar onze eigen tijd toe te halen: je kunt een prachtig lied zingen b.v. in het Engels, maar  zonder vertaling gaat het langs mensen die het Engels niet machtig zijn heen en komt de  boodschap van dat mooie lied niet bij hen over – of ik houd een theologisch goed doordachte, rechtzinnige preek maar zo moeilijk dat het over bijna alle hoofden heengaat – wat schiet u en jij er mee op?

Die liefde waarover Paulus het heeft – en waar de bijbel vol van is – en Jezus het voorbeeld van is – dat is liefde die – lees vss 4-7 – geduldig is, vol goedheid, niet jaloers en niet alleen op mezelf gericht, niet kortaangebonden maar met een lange adem, verdraagzaam, bereid tot inschikken. Ik kwam ergens een mooi voorbeeld tegen vanuit het verkeer, aanhakend aan dat laatste vers van 1 Kor. 12 waar Paulus zijn lezers aanspoort zich te richten op de hoogste gaven maar dan aankondigt dat hij eerst een weg wil wijzen die nog voortreffelijker is, en dat is de liefde: “Die weg is geen voorrangsweg, maar een weg waarop je voorrang aan de ander geeft”.

Liefde is dus niet dat je vooral wilt ontvangen – b.v. in de kerk, of in gesprekken met anderen – maar wil geven; dat je niet je eigen gelijk of je eigen zin wilt krijgen maar dat je wilt luisteren en probeert te begrijpen om dan samen verder te komen, dat niet de eerste vraag is: wat heb ik hieraan, maar: dient dit de gemeente als geheel en hoe kan ik aan dat geheel mijn steentje  bijdragen – dat is steeds de benadering die Paulus zijn lezers wil aanleren: hoe ben je  dienstbaar, wat heeft die ander en wat heeft de gemeente aan mij – niet: wat kan ik halen, maar: wat wil en kan ik geven?

Dat kan nooit en dat lukt nooit als het moet komen van onze goede wil en goede voornemens.
Het kan alleen als de liefde van God voor ons door zijn Geest ons leven en samenleven  verandert. Als we steeds meer willen lijken op Jezus onze Heer die kwam om te dienen en die zelfs zijn leven gaf voor mensen die goddelozen en vijanden van God waren maar die Hij toe vrienden maakt, en zelfs tot kinderen van Vader in de hemel en zo tot elkaars broers en zussen -verbonden aan elkaar voor dit leven niet alleen maar voor het eeuwige leven – en als we dat vooruitzicht hebben van voor eeuwig aan elkaar verbonden zijn – zullen we dan niet alvast die liefde tot elkaar gaan oefenen?

Kijk, en met dat zicht op die toekomst die God in het vooruitzicht stelt, komt ook dat laatste
puzzelstukje op zijn plek te vallen: waarom zegt Paulus dat de liefde meer is dan geloof en  hoop?

Nou, dat is omdat zonder die liefde – gericht op de ander en op de anderen samen als gemeente-
ook geloof en hoop niet echt dienstbaar zijn – maar vooral omdat als we straks mogen zien in  Wie we geloven en mogen krijgen wat we hopen, ook geloof  en hoop hun doel bereikt hebben, niet meer nodig zijn –  maar liefde blijft eeuwig, want God is liefde en die liefde gaat nooit over en zal ook ons voorgoed vullen – ik las: “nu ben ik een gloeilamp die slechts af en toe knippert met liefde,  maar dan zal ik volledig gloeien”.  Geest van hierboven, leer ons  geloven, hopen, én liefhebben!

amen

liturgie morgendienst zondag 1 september 2013
votum en groet
zingen:       Ps. 84: 1,2
wet van de HEER
zingen:       Ps. 84: 5,6
gebed
Schriftlezing:  1 Kor. 12: 27 – 14: 5
zingen:       Gz. 45 (1,2)
verkondiging:  1 Kor. 13: 13
zingen:       Lied 477 (1,2)
gebed
collecte
zingen:       Ps. 16: 3,4,5
zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *