Wat is de mens?

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Wat is een mens eigenlijk? Daar kun je veel kanten mee op, met die vraag, en het verschilt per situatie hoe de reactie uitvalt. Stel dat je net gelezen hebt over een spectaculaire ontdekking of een wetenschappelijke doorbraak. Je kunt er diep van onder de indruk zijn en je afvragen wat mensen allemaal nog meer zullen kunnen. En soms raakt het je ineens wat allemaal kan in onze tijd, veel ook wat boven je eigen begrip uitgaat.

Het kan ook wel eens bang maken als je denkt aan mogelijkheden die er zijn en krachten die in de schepping zitten: stel dat kwaadwillenden misbruik maken van wat technisch allemaal kan, dat het internet in handen komt van terroristen, dat vertrouwelijke gegevens bij criminelen terecht komen. Wat kan zelfs één mens, of een klein clubje mensen, veel macht uitoefenen en veel schade doen!

Maar ook: wat kan een mens veel in beweging zetten ten goede: door een ontdekking of een creatief idee, door een vernieuwend boek, door verzet tegen onrecht, door inzet voor een betere wereld.

Wat is een mens eigenlijk?

Dat kan ook worden gezegd met het oog op kwetsbaarheid, gebrokenheid, onmacht, beperkingen. Wat doe je nog als mens als een tornado losbreekt, bij overstromingen, een aardbeving, explosies..Ja en wanneer je te horen hebt gekregen dat je ernstig ziek bent en de kansen op beter worden naar de mens gesproken klein zijn, als je zo’n bericht hoort over prins Friso die na vele maanden in coma en ondanks de beste medische en verpleegkundige zorg nu overleden is, als een prille zwangerschap uitloopt  op een miskraam, als je ouder wordt en je merkt dat je steeds meer beperkingen ervaart….als huwelijken stranden en vriendschappen doodbloeden, als het maar niet lukt conflicten op te lossen, vrede te sluiten, de zorg betaalbaar te houden…zo vaak lopen we tegen onze grenzen op…

Wat is een mens eigenlijk? In de bijbel kom je ook dat dubbele tegen van bijna goddelijk zijn en tegelijk klein en zwak zijn. We willen daar wat scherper op inzoomen vanuit wat we lazen in Psalm 8 en in Hebreeën 2.

Wat is de mens?
1. Klein, maar toch groot in Gods wereld
2. Kwetsbaar, maar toch kostbaar in Gods ogen
3. Koningskind, door en met Gods Zoon

1.  Wat is de mens?   Klein, maar toch groot in Gods wereld    

 Wat is de mens? Dat is geen vraag hier waarop een hele beschouwing wordt verwacht. Zodat je er een complete wat dan heet ‘anthropologie’ op zou moeten loslaten.

Nee, dit is meer een uitroep dan een vraag, van een man die helemaal verbaasd is. Je moet het in zijn geheel horen:  hoe bestaat het dat God naar die mens die ik ben, omkijkt!

De psalm wekt de indruk dat die gedachte zich aan David opdrong toen het donker was geworden en hij buiten stond en diep onder de indruk kwam van de maan en al die sterren.

Misschien heb je het ook wel meegemaakt in de vakantie, ergens op een camping of aan een strand met weinig kunstlicht en dan al die sterren: hoe langer je kijkt des te meer je er ziet en als het dan ook nog volle maan is…geweldig indrukwekkend!;  en nog meer dan in de tijd van David weten we dat er nog veel meer is dan wij met het blote oog kunnen zien en dat de afstanden gigantisch zijn en wie zijn wij dan: kleine mensjes op dat ene kleine bolletje dat niet meer is dan een miniscuul stofje in ons eigen sterrenstelsel en het nog veel grotere heelal.

We kunnen ons soms best wel groot maken of groot wanen maar wie zijn wij eigenlijk en wat stel ik voor als maar eentje van die miljarden mensen in dat onmetelijke geheel….?

Kijk, en dan valt alles op zijn plek en weet je als mens je plek: klein in Gods grote wereld. Des te sterker wordt dan de verwondering dat God mij, kleine mens,  ziet staan en dat wij als mensen in Gods wereld blijkbaar zo belangrijk zijn en tot zoveel in staat zijn: klein en toch groot!

Wat in Heb 2 voor de ‘komende wereld’ beloofd wordt, is wat teruggaat op de schepping van God: dat de wereld die God heeft geschapen onder het gezag niet van engelen maar van de mens is gesteld, zoals verteld in Genesis 1 waar God tegen de mens die naar zijn evenbeeld geschapen is zegt: “bevolk de aarde en breng haar onder je gezag, heers over vissen, vogels, en alle dieren”,en zoals over de mens gezongen wordt in Psalm 8: “U hebt hem bijna een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd”.

Dus dat is verre van grootspraak van een mens die denkt alles te kunnen en alles te beheersen.

Nee, je mag er zijn als mensen, en mensen kunnen heel erg veel, maar door en dankzij God de Schepper: klein als je kijkt naar jezelf – en zomaar loop je vast en blijf je nergens als het van jezelf moet komen –  maar – wat een wonder! – groot in de ogen van God je Schepper en je Vader – die alle eer toekomt.

“HEER” = Jahwe, de God van dat verbond met Adam maar ook met u en met jou- “HEER, onze Heer”– en door Jezus onze Vader -“hoe machtig is uw naam op heel de aarde!”.

Dan kijk je heel anders aan tegen het voor het zeggen hebben: in het gezin b.v., op school, op het werk, en ga je heel anders om met de mogelijkheden die deze tijd van techniek en communicatie te bieden heeft  – niet om er zelf mee te gloriëren of je eigen belangen ermee veilig te stellen maar om God erdoor te eren en je kinderen of je collega’s en de samenleving er verder mee te helpen -je kent je plaats en die is onder God en midden onder al die andere mensen – in Gods wereld.

Terwijl los van God en gericht alleen op jezelf macht zomaar leidt tot heerszucht en misbruik, geld recht maakt wat krom is, en allerlei onrecht en uitbuiting en schade aan het milieu optreden.

Vergeet niet die oeropdracht van de Schepper meteen in het begin van ‘bewerken’ én bewaren’.

Daarom is het zo belangrijk dat we nooit die verwondering van David kwijtraken: wat is de mens dat U aan hem denkt – en dat zegt een man die in Israël de belangrijkste man geworden was! – ik moest denken aan onze vroegere koningin Juliana die in haar toespraak bij haar inhuldiging de toon zette voor heel haar regeerperiode: “wie ben ik dat ik dit mag doen” – en koningin Beatrix verwoordde precies datzelfde aan het eind van haar regeerperiode:  Ik ben u diep dankbaar voor het vertrouwen dat u mij heeft gegeven in de vele mooie jaren waarin ik uw koningin mocht zijn.”

Als wij kleine mensen zo groot mogen en kunnen zijn, zijn we zoals we bedoeld zijn: beeld van God.

2. Kwetsbaar, maar toch kostbaar in Gods ogen

    Psalm 8 lijkt op het eerste horen en zingen wel erg hoog gegrepen en niet van deze wereld.

Er is ook wel gezegd dat deze psalm de schepping van God bezingt toen die nog goed was – of- een andere lijn: dat gezongen wordt van de wereld die komt, als het weer allemaal goed wordt.

Nou, dat komt er allemaal ook wel in mee, maar toch is deze psalm ontstaan en gezongen in de wereld zoals die is geworden na de zondeval, en zoals die ook nu mag zijn als wereld van onze  God. Een wereld waarin God nog altijd zijn eer mag krijgen en ook krijgt, een wereld waarin de mens bezig mag zijn met de opdrachten die hij van zijn Schepper krijgt, en die God nog altijd leefbaar wil houden.

De psalm zelf is er het bewijs van dit hier niet heimwee naar een verloren paradijs of dromen over een toekomstige nieuwe wereld doorklinkt maar dat het gaat over de wereld waar David met beide benen in stond en waar wij ook elke dag mee te maken hebben, en dat is een gebroken wereld, en een beschadigde wereld, waarin de zonde en de gevolgen van de zonde elke dag veel kapot maakt.

Denk alleen maar aan die vijanden met hun wraak en verzet tegen God en ook tegen David zelf – en terecht heeft de NBV in vers 5 vertaald: wat is de sterveling dat U aan hem denkt – in het hebreeuws wordt een woord gebruikt dat we ook kennen uit het begin van de bijbel: Enos – dat is de naam van de zoon van Set en kleinzoon van Adam – en zijn naam betekent: de zwakke, de sterfelijke mens.

Niet alleen is de mens klein in dat grote geheel van de schepping, maar ook kwetsbaar en zwak, vatbaar voor ziekte, voor veroudering, voor psychische beschadiging, en niet bestand tegen de dood.

De tekst in Heb heeft dat vast allemaal meegenomen in dat beperkende en voorlopige: “dat alles aan hem – die mens – onderworpen is, zien wij echter nog niet” – daar is nog veel op af te dingen, we zien nog heel veel tegenkrachten, de mens kan wel veel maar er hoeft maar iets te gebeuren, en het is over – daar hoef je niet een zwakke gezondheid voor te hebben of arm voor te zijn – dat overkomt ook prinsen, multimiljonairs, dictators, mensen die ijzersterk en kerngezond leken – en wat gaat er ondanks en vaak juist door allerlei nieuwe technieken en mogelijkheden nog zo heel veel mis.

Denk om een paar voorbeelden te noemen aan aardbevingen door gasboringen, ziekten als gevolg van de welvaart, de economische en financiële crisis omdat we dachten dat het niet op kon, gevaar van ziekten die resistent zijn voor antibiotica als gevolg van ziektebestrijding bij het vee, schade aan het milieu en opraken van grondstoffen door de al maar door gaande groei, het gevaar van steeds meer afhankelijk worden van internet en sociale media – en zo is er nog heel wat meer te noemen.

Wat is die in eigen ogen machtige mens eigenlijk kwetsbaar, en een prooi van zoveel dat tegen is… en als je als mens dat zomaar vergeet, is er genoeg om je op de grond te krijgen en klein te houden.

Let nog even op dat ‘bijna goddelijk’ in Psalm 8, waar een grens in zit: mens onder God, en met een hoge plaats en grootse taak, van God gekregen, en afhankelijk van en verantwoordelijk aan God.

We weten hoe erg dat is mis gegaan, toen de eerste mensen hun plek niet langer wisten en wilden en zich lieten verleiden om als God te willen zijn, en los van God en tegen God dachten te kunnen.

Waarop God  liet weten en ons elke keer laat voelen wat een mens is: stof ben, tot stof keer je terug.

Je komt er elke keer weer achter hoe waar het is: alles aan de mens onderworpen, toch niet meer en nog lang niet – bijna goddelijk maar niet als God – het laatste vers van Psalm 9 wrijft het er nog eens in als het daar over hoogmoed en machtswellust gaat waar onze wereld zo vol van is en zo vaak kapot aan gaat: “jaag ze angst aan, HEER, ze moeten weten dat ze – maar – mensen zijn” (Ps. 9:21).

Ja maar, als we dat beseffen en dat aan den lijve ondervinden, hoeft dat geen angst aan te jagen.

Boven dit onderdeel heb ik bewust gezet dat de mens kwetsbaar is, maar kostbaar in Gods ogen.

In Psalm 103 zingt David dat de Heer liefdevol is voor zijn kinderen, voor wie Hem respecteren en hun eigen plek kennen:  Hij weet waarvan wij gemaakt zijn, dat wij uit stof zijn gevormd – daar zijn we in Gods ogen niet minder om maar des te meer kostbaar, als op zijn goede zorgen aangewezen.

 3. Koningskind, door en met Gods Zoon

   Dat is allereerst een dik uitroepteken achter dat tweede: kostbaar in Gods , in Vaders ogen. Het is vooral een dikke streep onder de zekerheid dat God de HEER is, trouw aan zijn verbond, als de God die niet opgeeft waaraan Hij is begonnen, en die zijn schepping herstelt en voltooit.

Psalm 8 gaat op Gods tijd compleet in vervulling: Heer onze Heer, hoe machtig – op heel de aarde.

En dan wordt de uit zijn voegen getrokken schepping meer voorgoed in balans gebracht, en mag en kan ook de mens weer in eer hersteld en helemaal toegerust en uitgerust regeren met God.

Het is dat perspectief dat wenkt in Heb 2, in het licht van wat we al mogen geloven en zien: “dat alles aan hem onderworpen is, zien wij nog niet, wel zien we dat Jezus….nu al met die eer en luister – waarover het in Psalm 8 gaat – en die door de zonde verloren ging – gekroond is.

Jezus, die werd dat mensenkind van Psalm 8 – er staat letterlijk: zoon van Adam – Hij die de zoon van God was en is en diede glorie en macht die Hij had bij God aflegde en achterliet.

Jezus de Zoon die  naast de in zonde gevallen mens een plek kreeg onder de engelen, en zelfs – lazen we – door lijden en dood heenging: “opdat zijn dood door Gods genade iedereen- ons allemaal – ten goede zou komen”  – om allen die bij Hem horen als zijn broers en zussen, als ook Vaders kinderen, weer in de luister te laten delen – om prinsen en prinsessen die door hun opstand diep gevallen waren en niet meer hun taak in de schepping aan konden en aan wilden, op hun plek te zetten, meer zelfs dan de engelen: als koningskinderen, en bijna goddelijk……

Het geeft moed, het geeft hoop, het stimuleert ook om elke dag op eigen plek trouw bezig te blijven  en,  hoe kwetsbaar ook, en beschadigd vaak, en moedeloos meer dan eens, zoals je bent en met wat je kunt en met wat je te dragen en te verwerken krijgt, aan de slag te gaan en te blijven, ook de komende maanden weer, samen met anderen, en in de kracht van God.

Als kleine mensen die in Gods ogen groot zijn, kwetsbaar maar in Gods ogen zo kostbaar, zijn kinderen, dankzij Jezus Gods Zoon:   allemaal kroonprinsen en kroonprinsessen, in opleiding.

amen  

Liturgie morgendienst zondag 18 augustus 2013
votum en groet
zingen:         Gz. 133: 1,2,3
wet van de Heer
zingen:         Gz. 133: 4
gebed
Schriftlezing:   Psalm 8
zingen:       Ps. 8: 1,3,4
Schriftlezing:   Heb. 2: 5-10
zingen:       Ps. 103: 6,7
verkondiging:  Heb. 2: 8b-10
zingen:       Gz. 173 (1-4), mel.  Ps 119
gebed
collecte
slotzang:    Gz. 133: 5
zegen
zingen:       Lied 411 (Wilhelmus): 6

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *