Galaten 6: 7-9: Je oogst wat je zaait

votum en groet

zingen:       Ps. 126 (1,2,3)

gebed

Schriflezing:   Galaten 5: 13 – 6: 10

zingen:       Lied 252: 1,2

verkondiging Galaten 6: 7-9

zingen:       Gz. 105: 1,3,7,8,9

geloofsbelijdenis Nicea

zingen:       Gz. 118: 3

gebed

collecte

zingen:       Ps. 92: 7,8

zegen

amen:        Lied 456: 3

———————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Pinksteren is het oogstfeest van de Geest.

Vanmorgen ging het daarover, en we zagen dat de oogst die God wil gaan binnenhalen uit

mensen bestaat, mensen die de weg van Jezus willen gaan, en vervuld zijn van de Geest.

 

Vanmiddag willen we daarover nog wat verder doordenken,

vanuit wat we hebben gelezen in die brief van de apostel Paulus aan de kerken in Galatië.

Dat is een brief met als rode draad dat christen-zijn niet een leven is vanuit wetten en regeltjes

maar een leven waarin steeds meer zichtbaar wordt wie Christus is en hoe Hij geleefd heeft.

Dat bedoelt de apostel in 5: 18: “wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen

aan de wet” – nee, want dan gaat niet meer om van alles moeten enheel veel niet mogen.

Alsof je zo God moet zien te pleasen en je zelf je plekje in de hemelmoet zien te verdienen.

Dat kan  zomaar een geloven en een God dienen uit angst worden: je moet goed je  best doen, anders loopt het verkeerd af, anders kom je in de hel, en pas op wat je doet want God ziet alles.

Die angst houdt je in de greep want er mislukt zoveel en je blijft onzeker en het is nooit genoeg.

Ja en wat als God je straks ter verantwoording roept, en als dan alles wat mis ging langs komt?

Paulus hamert er door heel deze brief op dat als je in Jezus gelooft die angst weg gaat en je

dat allemaal kunt loslaten: “Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid kunnen leven(5:1).

En: “als u probeert door God als rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven,

bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld” (5:4). Geloven maakt vrij!

 

Geloven maakt vrij: maar niet alleen mijzelf maar ook de ander; vrijheid beleef je samen.

Vandaar het vervolg dat niet is bedoeld om weer hekken om ons leven te zetten maar juist

om dat leven van onszelf en elkaar te beschermen tegen toch weer angst en beschadiging.

Lees 5:13: “misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen” –  en is dat van

alles dat in een mens kan huizen en uit een mens kan opkomen dat mezelf en anderen op de

korte termijn of op de lange duur schade kan doen – slechte vruchten aan een zieke boom,

of onkruid tussen die goede tarwe of in die mooie bloementuin – scheefgroei, misoogst.

 

Een kernzin is 5: 6: “Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent, die het geloof zijn kracht

verleent” – dus dat je niet alleen maar gefocust bent op jezelf en altijd alles en iedereen bekijkt

vanuit jezelf en vanuit wat jij denkt in je eigen belang te zijn – maar dat je gericht bent op de Heer

en open staat naar de ander, en je leven zo wilt inrichten dat ook anderen er de vruchten van kunnen plukken – zoals Paulus in 5: 13 verder gaat : “misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: “‘Heb uw naaste lief als uzelf” – echte vrijheid is niet wetteloosheid of losbandigheid maar dienstbaar zijn – en dat niet uit dwang of angst of regelzucht maar als de Geest je vult en stuurt, wil je zelf steeds meer leven naar het voorbeeld van Jezus en doen wat goed is in zijn ogen, en daarom goed is voor jezelf en ook goed is voor de mensen om je heen – niet als prestatie die je moet leveren om iets te verdienen of je falen af te kopen, maar als vrucht van het werk van Jezus voor jou, en als vrucht van de werking van de Heilige Geest in jouw leven, en tenslotte als een uitbundige oogst: een wereld vol van nieuw leven!

 

Jezus zelf heeft gezegd dat een goede boom herkenbaar is aan goede vruchten – en we hebben

net van Paulus die bekende uitspraak gelezen over de vrucht van de Geest die liefde is – concreet te merken en te proeven in al die varianten als blijdschap, vredelievendheid, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing en nog meer – waarvan we zongen als vruchten die ‘groeien aan de Geest’ – en in onze belijdenis – de catechismus – wordt gezegd dat als we door geloof zijn ingeplant in Christus – er vruchten van dankbaarheid komen, dat kan zelfs niet anders.

 

Ja maar pas dan wel op voor misverstanden, want als de catechismus zegt dat “het niet anders kan” dan dat gelovigen vruchten van dankbaarheid opleveren, is niet bedoeld dat het wel vanzelf gaat,

dat het je overkomt, en je dus maar lijdelijk moet wachten tot de Heilige Geest in je leven ingrijpt.

Nee, want er staat wel heel nadrukkelijk bij: “ieder die door waar geloof in Christus is ingeplant“,

en dat is ‘waar geloof’ maar niet dat je recht in de leer bent en gelooft dat de bijbel waar is, maar

echt geloof is  geloof dat door de liefde werkt, geloof dat er komt als de Heilige Geest je leidt.

 

Ook dat is een rode draad in de verzen die we hebben gelezen: “laat u leiden door de Geest” (5:16).

Dat is dus een opdracht, dat is een keus die ik moet maken, daarbij worden we zelf ingeschakeld.

Ook dat komen we in de catechismus tegen: dat we de Heer door zijn Geest in ons laten werken.

Op die eerste Pinksterdag was het niet anders: na de hemelvaart waren 120 volgelingen van Jezus

bij elkaar gekomen om te wachten op de uitstorting van de Heilige Geest en “vurig en eensgezind

wijdden ze zich aan het gebed” – ze stelden zich open voor de leiding van God door zijn Geest.

En toen het zover was en de Geest hen vervulde, riepen ze hun volksgenoten op de keus te maken

voor Jezus en te breken met hun leven tot dan toe en zich te laten dopen: dan krijgt ook u de Geest.

Dat overkomt een mens maar niet, dat is een keus, en dat kost ook wat: loslaten van wat jouzelf

drijft, breken met wat in je eigen houding en denken en leven verkeerd is, scheefgroei, schadelijk –

en overgaan op het goede spoor dat de Geest je wijst en waar de Geest je voor wil motiveren –

en dan zul je merken dat je daar anders van wordt – niet leuker altijd, niet makkelijker, wel beter.

 

Pinksteren is het oogstfeest van de Geest – maar een oogst komt niet uit de lucht vallen, daar

gaat een heel proces aan vooraf van zaaien en verzorgen, en onkruid wieden, en water geven,

en dat vraagt veel geduld en dat levert teleurstellingen op, tot eindelijk de opbrengst er is.

Dat is ook zo met het binnenhalen van de opbrengst van het werk van de Heer Jezus – eerst

eeuwenlang de zorg van God voor zijn volk Israël, door veel diepe dalen van zonde en schuld,

straf en boete, en steeds weer Gods nieuwe start – totdat uiteindelijk Jezus is gekomen – Jezus

die stad en land afreisde met Gods evangelie, en die op veel weerstand stuitte – denk aan dat

verhaal van die zaaier  en van zaad dat meteen werd weggepikt of door van alles en nog wat

werd verstikt, maar ook zaad dat in goede aarde viel – b.v. bij die aanstaande apostelen – ja

maar pas als Jezus zelf als het Goede Zaad er diep onderdoor gaat en dan tot nieuw leven

komt, pas dan begint het oogsten pas goed als duizenden zich bekeren en zich laten dopen.

Vanaf die start toen gaat het nog altijd door: zaaien, planten, verzorgen, terugval, doorstart;

worden kinderen gedoopt, komen mensen tot geloof, haken mensen af – jongeren, ouderen –

worden we ingeschakeld in opvoeding, bijbelstudie, gesprek, catechese, gemeentestichting…

Jezus had het over een grote oogst maar ook over gebrek aan arbeiders – de Geest doet het

maar mensen worden ingeschakeld, we hebben een taak naar elkaar toe en naar de wereld toe.

Nog een woord van Jezus: de velden zijn wit om te oogsten – en dat is dus: werk aan de winkel.

Ja,  maar het begint dichtbij huis, daar gaat het vanmiddag vooral over: de akker is de wereld, maar

vergeet niet je eigen akkertje:  je eigen hart, je houding, want wat je zult oogsten wat je zaait.

Een paar verzen eerder ging het over zorg voor elkaar en elkaar op de goede weg houden maar

dat neemt niet mijn eigen verantwoordelijkheid weg: “Wie denkt dat hij iets is, terwijl hij niets is,

bedriegt zichzelf. Laat iedereen zijn eigen daden toetsen, zonder zich er bij anderen op te laten

voorstaan. Want ieder mens moet zijn eigen last dragen”.  Dat is niet: zoek het zelf maar uit,

maar wel: schuif je verantwoordelijkheid niet af en wil je de wereld verbeteren, begin bij jezelf.

Ik las:  “Ik leer uit de Bijbel dat het niet gaat om het uitvoeren van wetten en regels. God vraagt

van mij liefde en geduld. Direct zegt hij erachteraan dat dit de vrucht van de Geest is. De vrucht is het resultaat van het leven met God. God laat ze door zijn Geest groeien”. Dat geeft vertrouwen!

Weer: en daar worden we zelf bij ingeschakeld, juist dat is hoe de Geest van de Heer wil werken.

 

Dat is ook precies wat Paulus bedoelt met dat:  “wat een mens zaait, zal hij ook oogsten”. 

Dat  begrijpt iedereen: als je b.v. tomatenzaad in de grond stopt, komen er geen komkommers uit te voorschijn, en als je narcissenbollen hebt geplant in het najaar kun je niet verwachten dat er in het voorjaar op die plek ineens tulpen gaan bloeien en uit brandnetelzaad zal geen koren groeien.

 

Zo is het ook als het gaat om je houding en je gedrag: zoals je bent en doet, kun je daar gevolgen van verwachten, en dus moet je aan jezelf willen werken.

Eerder al zette de apostel tegenover elkaar:  een leven ‘naar het vlees’ = je laten leiden door wat uit jezelf opkomt, én een leven ‘naar de Geest’, naar het voorbeeld van Jezus en gericht op de ander.

Hier wordt dat toegespitst met dat beeld van zaaien en oogsten: “wie op de akker van zijn vlees, van

zijn zondige natuur zaait, oogst de dood, maar wie op de akker van de Geest zaait, oogst het eeuwige

leven” – en dan is dat zaaien een beeld voor de keuzes die we elke dag maken, en waar we voor gaan.

Iemand schrijft: “Met zaaien bedoelt de apostel kennelijk ons hele doen en laten, ons denken, onze

levensstijl, de richting die we kiezen, de dingen die we ons opleggen dan wel onthouden”, daar horen

onze manier van werken bij, onze vriendschappen, het besteden van onze tijd en ons geld, hoe we

binnen de gemeente ons opstellen, de dingen waardoor we onze gedachten laten beheersen…..

Nou en dat bepaalt wat er uitkomt, of ons geloof en onze liefde sterker worden of juist niet, of we dichter bij God komen of niet, en of die vruchten van vers 22 rijpen-liefde en vrede, geduld, mildheid, zachtmoedigheid – of juist niet – ik las: “jij bent een akker, verdeeld in twee stukken: de akker vlees en de akker geest, je oude en je nieuwe mens. Het is de vraag waar jij in investeert”. En ook: “we moeten geen ongeduldige tuinders zijn…Het heiligingsproces duurt lang. De Geest werkt op zijn tijd”.   Vandaar de aansporing: “laten we het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is” – ga er maar vanuit dat het hard werken is

enblijft, ons leven lang, en wees maar blij dat Gods Geest doorgaat en zoveel geduld met je heeft!

 

Vruchten die groeien aan de Geest – herken je die in je eigen leven, herkennen we die bij elkaar,

zijn we als christenen, als gereformeerde kerk hier in Broek, herkenbaar als mensen die elkaar en

hun naasten liefhebben, die erop uit zijn met alle verschillen in liefde en vrede met elkaar om te

gaan, als mensen die geduldig zijn, die zich dienstbaar opstellen, die leerbaar zijn en open staan

voor wat de ander in te brengen en bij te dragen heeft, zachtmoedig, ervoor in en erop uit zich

in te zetten voor wat goed is en de ander goed doet, onze geloofsgenoten en dan alle mensen?

Als we zo op de akker van de Geest zaaien, inzetten op een leven naar het model van Christus,

mogen we groei verwachten, ervaren we dat we vorderingen maken, en groeien we samen.

Dan moeten we ook heel wat blijven wieden, want o dat onkruid, en o die bittere wortels die

het goede zaad willen verstikken – pas op zegt Paulus dat u niet elkaar een kwaad hart toedraagt

of de voet dwarszet, elkaar in de haren zit of naar de keel vliegt – zo zaaien levert verderf op, is

dodelijk – dan verstikt het onkruid het goede dat gezaaid is en doe je jezelf en elkaar schade.

 

Pinksteren is het oogstfeest van de Geest – die Geest wil ook in jouw en mijn leven werken

aan groei en aan de oogst – Hij wil van ons mensen maken zoals God ze heeft bedoeld en

die lijken op Jezus zijn Zoon – aan ons de vraag of wij daarnaar verlangen en daaraan willen werken.

Als we zaaien wat we krijgen van onze Heer, zal Hij zorgen dat de oogst een feest wordt!

amen

Handelingen 2: 1,4,41: Pinksteren – het oogstfeest van de Geest!

 

liturgie

votum en groet

zingen:       Ps. 67: 1,2,3

wet TienWoordenOpnieuw

zingen:       Gz. 64: 2,3

gebed

Schriflezing:   Deut. 16: 1-12

zingen:       Lied 39: 1,2,3

Schriftlezing:  Hand. 2: 1-21 en 37-41

zingen:       Lied 39: 4,5,6,9

verkondiging Hand 2: 1,4,41

zingen:       Gz. 167 (1,2,3)

gebed

collecte

zingen:       Gz. 161: 1,4

zegen

———————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Wat is Pinksteren eigenlijk?

Dat is vragen naar de bekende weg natuurlijk, in de kerk vanmorgen.

Want ik weet zeker dat u en jij dat wel weet: met Pinksteren werd de Heilige Geest uitgestort.

Nou, dat is waar natuurlijk, dat hebben we net nog weer gelezen. over die storm en dat vuur; over die volgelingen van Jezus die ineens zonder angst over hun levende Heer gingen vertellen; en over

al die mensen die tot geloof kwamen zodat de kerk van Jeruzalem ineens heel erg groot werd.

 

Maar als we goed lezen, komen erachter dat Pinksteren niet pas toen is ontstaan, toen de Heilige Geest zo uitbundig die volgelingen van Jezus aanstak en bezielde, maar dat de Heilige Geest juist

is gekomen toen heel veel mensen bij elkaar waren om feest te vieren: een al veel ouder feest.

Dat is niet toevallig maar heel goed gekozen, daar had God een heel speciale bedoeling mee.

Net zoals eerder al toen de Here Jezus uitgerekend op pesach – het joodse Paasfeest – gevangen

genomen werd en gedood aan het kruis, en daarna opstond uit de dood – dat was Gods plan.

Een plan dat God doorzette, dwars tegen de Joodse leiders in die Jezus uit de weg wilden ruimen

maar tegen elkaar hadden gezegd: maar niet op het feest, want dan komt het volk in opstand.

Pasen was het bevrijdingsfeest van Gods volk waarop het de bevrijding uit Egypte vierde, en

God bepaalde: juist op dat feest moet  Jezus worden geslacht als het grote paaslam, dat de zonden van de wereld wegneemt, en zo de echte bevrijding bewerkt uit de slavernij van zonde en dood.

Tegelijk markeert pasen ook het begin van het oogstseizoen: de eerste schoven gerst die van

het land waren gehaald moesten worden aangeboden aan God als teken van dankbaarheid.

Ook dat komt terug in het werk van de Here Jezus, zoals ik ergens las: ” “Christus is uit de dood opgewekt, als de eerste(ling) van de gestorvenen” (1 Kor. 15:20, zie ook vs. 23). Zoals de gerstekorrel eerst in de aarde moet sterven om vrucht te dragen, is Christus gestorven en door de Vader opgewekt om Zijn volk tot de Vader te brengen”.

 

Nou, en het tweede feest van Israël werd gevierd zeven weken na pesach – we lazen: “zeven weken nadat de eerste sikkel in het koren werd gezet” – en dat was wanneer de tarwe werd geoogst – daarop

slaat het begin van Hand. 2 – letterlijk: “toen de vijftigste dag  (=pentèkostè )aangebroken was“.

Zoals gezegd: niet toevallig dat juist op dit oogstfeest de Heilige Geest uitbundig werd uitgegoten.

Daarmee wordt dit feest vanaf het begin neergezet en gevierd als oogstfeest, en dat zie je ook al

meteen als duizenden toetreden tot de kring van wie Jezus volgen: het begin van een grote oogst!

Wat toen begon gaat nog altijd door: zaaien van Gods evangelie en vruchten in levens van mensen.

Pinksteren – het oogstfeest van de Geest

1.  vrucht van Jezus’ offer

2.  voorschot op wat komt

3.  vruchtbaar voor de wereld

 

1.  vrucht van Jezus’ offer

Als iets duidelijk wordt op Pinksteren, is het dat wat toen gebeurde alles met Jezus te maken heeft.

Dat kan ook niet anders want wat toen gebeurde was allemaal door Jezus van te voren gezegd, al

voor zijn sterven: lees maar de uitgebreide gesprekken in Johannes 14 t/m 16 over de Heilige Geest

als de andere Trooster, de Helper die zou komen om de volgelingen van de Heer toe te rusten, en

hoor wat de Heer zei vlak voor Hij naar de hemel ging: “wanneer de Heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van Mij getuigen” , en dat is precies wat ging gebeuren: “allen werden vervuld van de Heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen” –

en het ging over de grote daden die God gedaan had in en door Jezus, gekruisigd en opgestaan.

Daar ging de toespraak van Petrus over: “Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij

allen”, met als spits en appèl: “Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die

u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld”….en toen ze vertwijfeld riepen wat

ze dan moesten doen en of ze het nog goed konden maken: “keer u af van uw huidige leven en laat

u dopen, onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen van uw zonden” – wat een

wonder van genade: “dan zal ieder de naam van de Heer (=de Heer Jezus) aanroept, worden gered!”.

Kijk, en dan gebeurt het wonder van Pinksteren, zeker als je terugkijkt naar nog maar een paar

weken geleden, toen de massa Jezus wegschreeuwde naar het kruis en bespotte aan het kruis:

“degenen die zijn woorden aanvaardden lieten zich dopen” – en het waren er ruim drieduizend!

Als dat niet is, nog veel meer dan schuren vol graan en brood op de plank, wat Israël jaar in jaar

uit gewend was te vieren op het Pinksterfeest, het grote oogstfeest van Gods welbehagen.

 

Ja, en dat is enkel en alleen en helemaal de vrucht van het offer van Jezus: zijn eigen leven.

Ik las: “Jezus’ dood en opstanding betekent dat miljoenen mensen behouden worden. Jezus’ dood betekent leven voor miljarden mensen”. Begonnen met 120 en even later 3000 in Jeruzalem.

Wat Jezus had gezegd kort voor zijn veroordeling en kruisdood en wat toen niemand begreep, ook zijn eigen leerlingen niet, wat hen bizar en ongerijmd in de oren zal hebben geklonken, begon op

dat Pinksterfeest werkelijkheid te worden en zijn eerste vruchten af te werpen -lees Joh. 12: 24:

“Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht”. En dat was toen enkele Grieken Jezus

te spreken hadden gevraagd, wat Jezus aangreep om aan te geven hoe zijn weg naar de troon en

naar wereldwijde glorie zou lopen: als een weg van vernedering, gedood worden, als het offer.

Zo werd wat een doodlopende weg leek – als een gevloekte gekruisigde en daarna begraven –

juist de weg omhoog en het begin van een wereldwijde grote oogst door de redding van velen.

 

Petrus wijst die opening aan voor iedereen die kiest voor die weg van Jezus en achter Hem aan: “dan zal de Heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte en voor uw kinderen, en voor allen die ver weg zijn en die Heer, onze God, ertoe roepen zal” – voor u ook dus,en jou, en mij.

Die breedte van Gods werk is ook in de lijn van dat oude Pinksterfeest waarin alle bevolkingsgroepen

mochten delen: laat ze allemaal meevieren: ook jullie zonen en dochters, uw slaven en slavinnen, de

vreemdelingen die onder u wonen, en de weduwen en wezen – die lijn trekt Petrus door als het over

de gaven van de Heilige Geest gaat, met beroep op wat Joël profeteerde: jullie zonen en dochters zullen profeteren, jongeren krijgen een vergezicht en ouderen mogen dromen van Gods beloften,

en ook wie maatschappelijk niet in tel zijn tellen mee bij God, want bij Hem is geen onderscheid.

 

Prachtig dat feest en waar het voor staat en wat erop volgt: hemelgaven uitbundig uitgestort,

de Heilige Geest die ontsluit een volheid van gena, de vrucht van het kruis van Golgotha!

Dat vieren we vandaag: de Heilige Geest wil ons allemaal laten delen in wat Jezus voor ons deed.

2.  voorschot op wat komt

Op de oogstfeesten van Israël moest een deel van wat van het land was gehaald aan de HEER worden aangeboden; in Ex. 23 wordt Pinksteren ‘het Oogstfeest’  genoemd, en “het feest van de eerste opbrengst van wat je op de akker gezaaid hebt”; en in Lev. 23 wordt bepaald dat de Israëlieten

dan een graanoffer moesten aanbieden in de vorm van broden die van het meel van de geoogste tarwe gebakken waren; “als gave voor de HEER  uit de eerste opbrengst van de nieuwe oogst”.

Waarmee de HEER bedankt werd voor wat Hij had laten groeien – dat eerste kleine deel van de

opbrengst vertegenwoordigde de totale oogst – die aan de HEER te danken was en waarvoor je

als kleine mensen alle reden hebt om Hem te danken want wie anders dan Hij zorgt voor ons?

 

Als je daarover doordenkt geldt dat zeker en nog meer voor de Geestelijke gaven van de HEER.

Op dat Pinksterfeest in Jeruzalem geeft de opgestane en verhoogde Heer zijn Geest uitbundig,

en meteen gaat het oogsten beginnen: aan de 120 volgelingen worden duizenden toegevoegd.

Zeg maar: de eerstelingen van de oogst van het werk van Jezus die binnengehaald gaat worden.

En net als bij die oogst die van het land werd gehaald, is de eerste opbrengst nog maar het

begin – de bijbel noemt daarom meer dan eens gelovigen die als eersten erbij gekomen zijn

‘eerstelingen’ – want daar blijft het niet bij, de Heer zal niet rusten tot de allerlaatste schoven

in zijn schuur zijn binnengebracht, tot alle mensen die Hij uitgekozen heeft, bij Vader thuis zijn.

 

Wij mogen al veel meer zien van het werk van de Heilige Geest dan op dat eerste Pinksterfeest

in Jeruzalem te zien was – en nog altijd is het werk niet af, wordt er gezaaid en ook al geoogst.

Toen al werd er iets van duidelijk dat de akker niet langer vooral Israël was maar de wereld.

Wonderlijk hoe ze die leerlingen van Jezus over Gods grote daden in en door Jezus hoorden

vertellen in hun eigen moedertaal – en dat terwijl die lui uit Galilea alleen maar Aramees

konden praten en sommigen hoogstens ook nog Grieks – wat heeft dit toch te betekenen?

Nou, in elk geval dit dat wat ze te vertellen hebben bestemd is ook voor dat thuisfront – de

mensen die van heinde en ver naar Jeruzalem  waren gekomen voor het feest of die daar

waren komen wonen om hun oude dag te slijten in hun thuisland, waren allemaal Joden of

mensen van andere volken die in de God van Israël waren gaan geloven – maar wat ze over

Jezus hoorden was ook bestemd voor hun vroegere heidense buren en voor de vrienden die

ze in Rome of op Kreta of in Egypte en waar dan ook gemaakt hadden – echt wereldnieuws!

De opdracht lag er al, gegeven door de Heer zelf: “trek heel de wereld rond en maak aan ieder

schepsel het goede nieuws bekend” (Marc. 16: 15); “ga op weg en maak alle volken tot mijn

leerlingen” (Matt. 28: 19)- “jullie zullen van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria,

tot aan de uiteinden van de aarde” (Hand. 1:8) ; Petrus had het goed begrepen: de belofte is

voor jullie, maar ook voor allen die ver weg zijn en die de Heer er nog bij zal gaan roepen.

Want het werk van God is niet te keren . en de Geest doorbreekt alle grenzen – wereldwijd.

 

3.  vruchtbaar voor de wereld

Daarmee komen we tot slot bij onszelf terecht: deel van de oogst maar ook weer zaad….

zoals dat is met groeit op het land en weer zaad oplevert dat de grond ingaat en weer tot

een nieuwe opbrengst leidt: zaaizaad, pootaardappels – zaadjes van de paardenbloem…..

zo worden ook wij als gelovigen ingezet en ingeschakeld om vruchtbaar te zijn voor God

en in de wereld van God – waar ze wonen en werken bedoeld om zaad te zijn van Gods rijk.

Jezus zei al dat de velden wit zijn om te oogsten en ook: de oogst is groot maar er zijn zo

weinig arbeiders – daar zit een appèl om wat de Geest aan je geeft weer door te geven en

met anderen te delen: je kinderen, je broers en zussen in de kerk, andere mensen om ons

heen – ik las: “De Geest rust mensen toe om te helpen bij het uitdelen” – en die mensen

zijn niet alleen dominees, zendelingen, ouderlingen, maar die mensen zijn wij allemaal.

En dan geldt van ons allemaal wat met Jezus gebeurde: dat de graankorrel eerst moet

sterven – dat ik minder moet willen worden, nederig zijn, bereid om niet mezelf maar

mijn Heer en anderen te dienen – met vruchten van de Geest, tot zegen van velen.

amen

Johannes 14: 18: ‘Wezenzondag’ (overdenking H.Avondmaal)

Overdenking avondmaal zondag 12 mei 2013

 

Joh. 14: 18:  Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug.

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

‘Wezenzondag’.

Dat is vandaag, en dat is best raar op een zondag dat het moederdag is.

Want een wees is iemand die geen vader en geen moeder (meer) heeft.

Je wordt er des te meer aan herinnerd op moederdag en op vaderdag.

En ik hoop dat als je nog wel een moeder en/of een vader hebt, dat je blij

met ze bent, en dat je dat ook laat merken, b.v. vandaag, met moederdag.

Want het kan ook anders en het is in veel gezinnen anders: doordat je al

vroeg vader of moeder – of allebei moest verliezen – of doordat ouders zijn

gescheiden, of doordat kinderen uit een ander land hier geadopteerd zijn

en nooit hun biologische ouders hebben ontmoet of zullen ontmoeten –

en als je echt wees bent, dan mis je veel – hoeveel er ook nog goed kan komen.

 

‘Wezenzondag’

Dat gaat niet over kinderen die geen ouders meer hebben, maar over leerlingen

die afscheid moesten nemen van hun leermeester, en nu zonder hem verder moeten.

Wezenzondag is de naam die de kerk is gaan geven aan de zondag tussen de hemelvaart van de Heer Jezus en het komen van de Heilige Geest als de andere Trooster.

Eigenlijk een vreemde naam – die haaks staat op wat de Heer juist van te voren had

beloofd, in dat vers dat we net lazen: “Ik laat jullie niet als wezen achter…..”

Jezus zegt dat kort voordat Hij zal worden gevangengenomen en zal sterven aan

het kruis, maar als Hij over weggaan praat, kijkt Hij al verder vooruit, want Hij

heeft het over teruggaan naar de Vader, en over de tijd dat Hij niet meer hier is.

Dat gaf zijn leerlingen vast wel het gevoel van verweesd-zijn – eerst al toen ze hun

Meester hadden begraven, en een aantal weken later weer toen ze Hem naar de

hemel hadden zien gaan – er staat dat ze maar naar de hemel bleven staren. ze

konden het nog niet geloven dat Hij echt weg was, en ze misten Hem gigantisch.

 

Ik denk dat dat gevoel ook ons niet vreemd is: dat God ver weg is en Jezus ook.

Dat je wel bidt maar komt het wel aan, en waarom verandert er dan niets, en je

kunt je zo verloren voelen met dat probleem, dat gemis, dat conflict, die ziekte.

Wat ook zomaar kan gebeuren is dat we Jezus zelf op afstand laten en ons storten

in van alles en nog wat aan activiteiten, en dat kunnen ook christelijke activiteiten

en kerkelijke dingen zijn – heel mooi maar zomaar gaat het een eigen leven leiden

of we zijn druk om wat ze zelf belangrijk vinden en hebben opgebouwd overeind

te houden – en het komt in de plaats van Jezus en het wordt zelfs een splijtzwam

binnen de kerk omdat wat de een geweldig vindt voor de ander zo nodig niet

hoeft of omdat waar de een aan wil vasthouden voor de ander achterhaald is –

en we groeien uit elkaar in plaats van naar elkaar toe en samen naar de Heer toe.

 

Jezus laat de belofte achter, voor de tijd dat Hij vertrekt naar zijn Vader in de hemel

dat Hij zijn leerlingen – ook ons vandaag – niet als wezen zal achterlaten – denk aan zijn afscheidswoord: “Ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voleinding van deze wereld”.

Meteen erachter komt die andere belofte: “Ik kom bij jullie terug”.

De uitleggers verschillen van mening over wat Hij bedoelde en wanneer dat zal zijn:

* drie dagen later, met Pasen, als Jezus opstaat en levend zijn volgelingen ontmoet;

* met Pinksteren als de Heilige Geest komt en Jezus zo naar ons toe komt;

* bij de wederkomst als Hij voorgoed terugkomt om nooit meer weg te gaan.

Misschien hoeven we wel niet te kiezen, daar wordt het wel zo bemoedigend van:

nu al mogen we de nabijheid van onze Heer ervaren door zijn Geest en met zijn

woorden en tastbaar zelfs in brood en wijn – en we kijken uit naar zijn terugkomst.

 

Dan is er nog wel afstand en moeten we nog wel wachten en is er best een missen –

zoals wanneer je ouders op reis zijn en je de dagen aftelt – maar ze wel bereikbaar

zijn en je weet dat ze elke dag aan je denken – want je hoort bij elkaar en je houdt

van elkaar – en daar komt geen mens tussen en dat kan niks van je afpakken.

 

Wezenzondag heeft iets van dat voorlopige en pijnlijke: Jezus, kom maar gauw.

 

Avondmaal vieren overbrugt de afstand en heeft al iets van wat komt: “en wel zo,

dat wij, hoewel Christus in de hemel is en wij op aarde zijn, toch vlees van zijn vlees

en been van zijn gebeente zijn”“en de Geest, die hem bezielt, woont ook in ons

en verbindt ons aan Hem” “door diezelfde Geest verbindt Hij ons ook met elkaar”.

 

Dan kan ik me soms eenzaam voelen,maar ik ben nooit alleen – nooit wees.

 

amen

 

 

Efeziërs 4: 7-10: Hemelvaartsdag – dé Koningsdag!

liturgie hemelvaartsdag 9 mei 2013

votum en groet

zingen:     Ps. 68: 7,8

gebed

Schriflezing:     Hand. 1: 4-14

zingen:     Lied 228

(1a, 2m, 3v, 4m, 5v, 6a)

Schriftlezing:   Ef. 4: 1-16

verkondiging:  Ef. 4: 7-10

zingen:    Gz. 100: 2,4

gebed

collecte

zingen:    Gz. 109: 1,2,4

zegen

————————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Het is wel mooi: hemelvaartsdag ruim een week na de inhuldiging van onze nieuwe koning.

Want met alle verschil zou je de hemelvaartsdag van Jezus Zijn inhuldiging kunnen noemen.

En nadenkend over wat een koning of koningin betekent voor Nederland zijn er lijnen te

trekken naar wat het betekent dat Jezus koning is, alle macht heeft, in de hemel en op aarde.

Eerder in deze brief aan Efeze schrijft Paulus dat God alles aan de voeten van Jezus gelegd

heeft en Hem als hoofd over alles heeft aangesteld, voor de kerk die zijn lichaam is – Jezus

is Koning van de kerk maar dat niet alleen: Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde.

 

Een groot verschil natuurlijk met koning  Willem-Alexander die wel invloed kan uitoefenen

op wat in ons land gebeurt maar die als het erop aan komt  geen politieke macht heeft en

al helemaal niet alle macht, niet in Nederland en zeker niet in Europa of in de wereld – en

nog een groot verschil is dat aardse koningen en andere leiders vroeger of later moeten

aftreden of ziek worden, overlijden, kunnen worden getroffen door een moordaanslag –

maar van de Heer Jezus weten we en vertrouwen we dat zijn regering geen einde krijgt.

 

Toch, met alle verschil, belangrijke overeenkomsten, vandaar als thema vanmorgen:

 

Hemelvaartsdag – Koningsdag!

1. de kroon op het werk

2. velen delen in de winst

3. en nu samen aan de slag

 

1. de kroon op het werk

 

  Dat kun je wel zeggen van zo’n inhuldiging, zoals die van koning Willem-Alexander.

Je mag dan als prins geboren zijn, en als kind al kroonprins heten, koning wordt je niet zomaar.

Daar zijn heel veel jaren aan voorafgegaan, van intensieve voorbereiding en ook een vechten

tegen wat er aan weerstanden zat, en een overwinning op zoveel dat tegenzat en je tegenkwam.

 

Nou, dat is nog veel sterker het geval als we denken aan wat aan Jezus’ hemelvaart voorafging.

Jezus die van huis uit de zoon van God was en is, en dus een eeuwig Koning – met alle macht.

Ja maar, aan die majesteitelijke dag van zijn inhuldiging, zijn troonsbestijging, is heel wat voorafgegaan aan voorbereiding, en zelfs aan een felle strijd die Hem alles heeft gekost.

Paulus herinnert daaraan in de tekst: ” ‘Hij steeg op’ – wat betekent dat anders dan dat Hij ook is

afgedaald naar wat later ligt, naar de aarde. Hij die is afgedaald is dezelfde als Hij die opsteeg”.  In een andere brief klinkt het als een lied – het is misschien wel als lied gezongen in de oude kerk –

“Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens  verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis.”   (Filippenzen 2)

 

Ja, want die aarde waarover Hij Koning zou worden, was bezet gebied geworden doordat wij mensen

ons hadden verkocht aan Gods tegenstander satan, in de waan geen God als koning nodig te hebben-

mondige mensen nietwaar, die wel op eigen benen kunnen staan en zelf wel kunnen beslissen wat ze van hun leven willen maken en hoe ze de aarde als leefgebied zullen inrichten – wat steeds weer een illusie blijkt en op een mislukking uitloopt, zoals die andere apostel kernachtig onder woorden

brengt: Ze beloven vrijheid, maar zijn zelf slaven van het verderf, want waar men door beheerst wordt, daarvan is men slaaf.” (2 Pet. 2) – de ervaring ook van onze eigen tijd laat zien hoe waar dat is.

 

Gelukkig maar dat de Koning dat niet liet voor wat het was maar dat Hij genadig wilde ingrijpen, en

dat zijn Zoon alles wat Hij had aan macht en rijkdom achter wilde laten om zich te verlagen tot in die diepte van onze schuld – niet alleen een mens geworden maar ook nog slaaf, en zelfs slacht-offer – en dat Hij zo het gevecht aanging met die aartsvijanden van God en zijn rijk: satan, de zonde, de dood, om juist door zich op te offeren en de dood door te gaan en de hel, voorgoed heeft overwonnen:

het is volbracht – Vader, in uw handen leg ik mijn leven neer – en dan en daarom: Hij overwon, die

sterke Held – zoals dat vervolg in die hymne van Filippenzen 2: Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat,  opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer,’ tot eer van God, de Vader.”   Wat Paulus in onze tekst aanwijst als waar als iets van was te zien toen lang geleden Gods ark feestelijk werd gedragen naar de plek waar God wilde wonen onder zijn volk toen, in Jeruzalem – psalm 68: “Van Sinai is God de Heer, als overwinnaar groot in eer, naar Sion opgevaren. U steeg omhoog naar het heiligdom, bracht krijgsgevangenen van alom, in uw

triomftocht mede”.  Toen gaf God zijn volk en zijn koning de overwinning over hun vijanden, nu is de overwinning veel groter en veel meer definitief: Jezus die sterker blijkt dat zonde, duivel en dood – en die iedereen die zich bij Hem aansluit laat meeprofiteren van zijn overwinning – elke dag Koningsdag!

 

2. velen delen in de winst

 

   Als vroeger een koning of een generaal een belangrijke overwinning behaalde en daarbij van alles

aan eten en dure spullen buitmaakte, deelde hij daarvan vaak uit aan de soldaten en aan het volk.

We lezen dat ook meer dan eens in de bijbel, in het OT – in die psalm 68 wordt erover gezongen:

“”koningen vluchten, hun legers vluchten, thuis verdelen de vrouwen de buit” – zo ging dat toen.

Ook bij andere gelegenheden tracteerden koningen de bevolking – zo David op die dag dat de ark feestelijk was binnengehaald in Jeruzalem – je zou dat de inhuldiging van God in zijn hoofdstad kunnen noemen – “aan heel het volk, aan alle aanwezige Israëlieten, zowel de mannen als de vrouwen, liet hij brood, gedroogde dadels en rozijnen uitdelen” (2 Sam. 6: 19). Een volksfeest!

Nou, zo gaat dat in Nederland niet meer op koninginnedag of bij een inhuldiging – maar het is

nog altijd zo dat je als volk er baat bij hebt als een koning en een regering dienstbaar willen zijn

aan het algemeen belang, en ook als er oog is voor de talenten en mogelijkheden van elke individuele burger, als er ruimte is voor goede initiatieven, én oog voor wie hulp en ondersteuning nodig heeft,

als niet de burger een nummer wordt en ondergschikt gemaakt aan regelzucht en in hokjes plaatsen,

en als zowel de beschikbare middelen als de noodzakelijke lasten rechtvaardig worden verdeeld.

 

Nou, als dat ergens zo is, dan wel waar koning Christus regeert, te beginnen in zijn eigen gemeente.

Paulus heeft het in het gedeelte dat we gelezen hebben over gaven, geschenken, die Christus als de

Heer uitdeelt aan wie bij Hem horen, en dat zoals Hij goed vindt en naar ieders draagkracht – in 1 Kor. 12, 11 schrijft de apostel er ook over en dan betrekt Hij er de Heilige Geest bij die daarvoor zorgt:

“Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil” – en dan mag je erop vertrouwen dat het goed gebeurt, eerlijk, wijs – want

wie kent ons nou beter dat de Heer en dan zijn Geest – wie weet nou beter wat ik aan kan en waar

ik goed in ben, en ook wat mij boven de macht gaat en waaraan ik me dus niet hoef te vertillen…?

En dan somt Paulus in dat verband van alles op: wijsheid, kennis kunnen overdragen, een groot

geloof, de gave van genezing, onderscheidingsvermogen, en nog heel wat meer – het is niet een

volledige lijst en elke tijd vraagt weer andere gaven en ook die wil God geven als ze nodig zijn.

Denk ook aan wat eerder in dit hoofdstuk langs komt aan wat nodig is om samen dat volk van

de koning te zijn: bescheidenheid= niet jezelf overschatten maar de ander waarderen om wie hij of zij is, zachtmoedigheid = veel van elkaar kunnen hebben en niet meteen terugmeppen of het de

ander  betaald zetten, niet een dikke huid maar een ruim hart hebben; geduldig zijn =een lange

adem in plaats van een kort lontje, en zoals ik iemand hoorde zeggen: dat we niet het probleem

van de gebrokenheid te lijf gaan met onze ongebroken oplossingen – Paulus zegt het nog mooier:

verdraag elkaar in liefde” – en dan is elkaar verdragen niet iets afgedwongens waarbij we die ander nog niet niet wegmeppen, nee, er staat: de ander erbij willen hebben en erbij willen houden, vanuit de liefde die God voor ons heeft en die God van ons vraagt en die de Geest ons willen geven en leren.

Met als geweldige ondersteunende extra cadeaus – ze staan er ook bij – als dat ene geloof en die ene doop en die ene hoop die we hebben mogen, en zoveel meer dat ons samenbrengt en samenbindt.

Wat een winst die de Heer voor ons behaald heeft door zijn overwinning, en die Hij met ons deelt.

Met dat grote doel waar God aan werkt: dat steeds meer alles vol wordt van zijn aanwezigheid.

van zijn liefde, van zijn eer en grootheid, en van het samen steeds meer een nieuwe schepping zijn.

Daar loopt het op uit – vers 10 – “om alles met zijn aanwezigheid te vullen” – de kerk eerst, ons gemeente-zijn, uw en jouw en mijn leven, maar ook het land waar we wonen,  en heel Gods wereld.

 

  3. en nu samen aan de slag

 

  De koning is ingehuldigd! – het werd binnen en buiten de Nieuwe Kerk officieel uitgebazuind.

En daarmee werd een nieuwe periode ingeluid – van aan het werk, als koning, en als bevolking.

Waarbij als het goed is ook de nieuwe koning, samen met zijn echtgenote, en met zijn familie,

ook in die nieuwe periode, samenbindend kan werken, in een land met heel veel verdeeldheid.

Die verdeeldheid, al die verschillen van achtergrond, cultuur, taal zelfs, levensovertuigingen,

meningen en ambities, hoeven geen probleem te zijn, maken zelfs een samenleving veelkleurig.

Gelukkig maar dat niet alle mensen hetzelfde zijn: wat ik niet kan, kun jij wel, en veel beter – en

iedereen is nodig en niemand is overbodig – juist een koning boven al die partijen kan dat uitstralen en zo verbinden – koningin Beatrix hield ons dat vaak voor en zij gaf zelf het goede voorbeeld.

 

Kijk, en weer, daarin zal als het goed is de gemeente van Christus stageplek en proeftuin zijn.

Ook dat gaat niet vanzelf, dat leert de ervaring, en daarom gaat het er in de bijbel zo vaak over.

De brief aan Efeze gaat er eigenlijk helemaal over: “span u in om door de samenbindende kracht

van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft” – laat zien dat je bij elkaar hoort omdat je samen bij die ene God en Vader hoort, en die ene Koning hebt, en geleid wordt door die ene Geest.

Nou, en dan zijn verschillen geen ramp maar een uitdaging, groeien we niet uit elkaar maar naar

elkaar toe, en dat niet door alle verschillen weg te praten of te onderdrukken, niet door eigen

gelijk te bevechten en de ander weg te zetten, niet door aan te vallen maar aan te vullen – Paulus

zegt het mooi en laat het allebei overeind: “dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden(niet: mijn waarheid maar Christus die de Weg en de Waarheid is, door Hem te volgen) én  elkaar lief te hebben, samen volledig toe te groeien naar Hem die het hoofd is: Christus”…..en daar heeft ieder

een taak in en krijgt ieder gaven voor:“ieder deel draagt naar vermogen bij tot de groei van het

lichaam, dat zo zichzelf opbouwt door de liefde”Vanuit het hoofd, onder leiding van de Koning.

Tot de grote dag dat het zover is: alles vol van Gods aanwezigheid, en heel de aarde Zijn koninkrijk!

De Koning is ingehuldigd, Hij is er klaar voor, en Hij maakt u en jou en mij er klaar voor!

amen

Deuteronomium 17: 18-20: Koning ‘bij de gratie Gods’

liturgie morgendienst zondag 5 mei 2013

votum en groet

zingen:      Ps. 47: 1,3,4

wet van de HEER Deut.5/6

zingen:      Ps. 119: 17,18

gebed

Schriftlezing:    Deut. 17: 14-20

zingen:      Ps. 72: 1,2

verkondiging:  Deut. 17: 18-20

zingen:      TT 214 (1-4)

voorbereiding HA:  Openb. 19: 7-9

zingen:       Gz. 101: 5

gebed

collecte

zingen:      Ps. 61: 5,6

zegen

zingen:      Lied 411: 1,6 (Wilhelmus)

—————————————————————————————————————–

Gemeente  van onze Heer en Koning  Jezus Christus,

 

‘Koning bij de gratie Gods’.

Dat klinkt erg officieel en misschien ook wel erg ouderwets.

Toch staat het nog altijd boven elke wet die in Nederland van kracht wordt.

Vanaf 30 april is het: Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods koning der Nederlanden.

Als niet door een of andere actie vanuit de Tweede Kamer ook dat veranderd zal worden,

wat al eens is geprobeerd op voorstel van D’66, maar toen gelukkig niet is gelukt.

 

Maar waarom staat dat boven elke wet, wat betekent dat: ‘bij de gratie Gods’?

Het is al een heel oude uitdrukking, voor het eerst gebruikt in 751 na Christus, door een koning van de Franken, Pepijn de Korte, die daarmee duidelijk wilde maken dat hij zijn macht niet ontleende

aan mensen maar aan God – en zich zo ook wilde afzetten tegen de invloed van de kerk en de paus.

Later werd dat ‘bij de gratie Gods’ al te vaak misbruikt om absolute macht te claimen voor de vorst.

Dan kun je ook wel begrijpen dat mensen die niet geloven in een overheid als in dienst van God,

van zulke formuleringen af willen want democratie is toch dat het volk beslist, via verkiezingen?

In Nederland beslist niet de koning of koningin maar het kabinet en de Tweede en Eerste Kamer.

 

Toch is het ook dan bijbels te verdedigen en juist een waarborg voor een goed koningschap

dat een koning of koningin – maar ook ministers en het parlement – in dienst staan van God.

De apostel Paulus schrijft erover in Rom. 13: “er is geen gezag dat niet van God komt; ook het

huidige gezag (dat van de heidense keizer) is door God ingesteld…ze staat in dienst van God”.

Ja en dat geeft juist de grenzen aan waarbinnen gezagsdragers moeten blijven, en stelt ze

verantwoordelijk tegenover het hoogste gezag – de Koning in de hemel – voor hoe ze met hun

gezag omgaan en hoe ze hun macht gebruiken – want regeren is dienen, rechtvaardig, wijs.

 

Waarmee we heel dicht komen bij de bedoeling van wat wel de ‘koningswet‘  heet, in Deut. 17.

Vooraf: natuurlijk kun je niet de koning van Israël toen gelijkstellen met onze koning of koningin.

En de grondwet waaraan koning Willem-Alexander trouw gezworen heeft is niet dat wetboek

die een koning in Israël volgens de tekst onder handbereik moest hebben – maar toch zitten er

genoeg elementen in die koningswet van lang geleden die voor elke koning/regeerder belangrijk

zijn – denk maar weer aan Paulus: elk gezag komt van God – en regeren is altijd en overal: dienen.

 

Koning bij de gratie Gods

1. met ontzag voor de Heer

2. trouw aan de grondwet

3. dienstbaar aan het volk

4. lang leve de koning!

 

1.  Koning bij de gratie Gods:  met ontzag voor de Heer

 

De koning moet zijn leven lang uit Gods wet lezen, om ontzag voor de HEER, zijn God te hebben.

Dat is vanzelfsprekend voor een koning in die tijd in Israël, want Israël was het speciale volk van God.

We komen door heel het OT tegen dat de HEER zelf de eigenlijke koning van het volk Israël was – er

zijn heel wat psalmen die koningsliederen zijn, een ervan is Psalm 47 waarmee we de dienst zijn

begonnen:  “volken, geeft de HEER, onze Koning eer, looft zijn majesteit, weest in Hem verblijd”.

Als later het inderdaad zo ver is dat de Israëlieten net als de volken om hen heen, een koning willen hebben, vindt Samuël dat geen goed idee, en de HEER gaf hem gelijk: ze verwerpen hierdoor Mij als

hun koning; maar toch moest Samuël toegeven aan hun wensen – ze zouden er wel achter komen dat

het hebben van een koning ook lastenverzwaring zou betekenen want een hofhouding kost geld en

vraagt mensen om te werken voor de koning, en zomaar wordt een koning van leider tot dictator.

Dat zit niet in het koningschap op zichzelf maar is een valkuil die het hebben van macht meebrengt.

 

Vandaar ook al van te voren deze koningswet die je een soort grondwet van het koninkrijk kan noemen – en die de koning tijdens zijn hele regeerperiode onder handbereik en tussen de oren zal

moeten hebben, met grondregels  die zijn bedoeld om de grenzen aan te geven van zijn macht en

hem bij de les te houden: je mag dan wel koning zijn, maar alleen bij de gratie Gods, onder God

die de hoogste en de eigenlijke koning is – Jezus zegt later: die macht is je gegeven, van Boven-af.

Nou en dat legt elke koning beperkingen op, zoals die hier worden genoemd: geen paardenhandel

met Egypte (stel dat er een hang zou komen naar dat land waar ze juist vandaan zijn gehaald, en te

veel paarden leidt er ook zomaar toe dat de koning niet op God vertrouwt maar op een sterk leger),

niet een harem vormen met heidense prinsessen, en ook niet uit zijn op heel veel goud en zilver.

Israëls koning mocht niet een soort Farao worden, en Gods volk mocht niet weer tot slaven worden.

Vandaar als centrale regel dat de koning zijn plaats moet weten: dienstbaar: aan God en aan zijn volk.

 

Ik zei: wat hier staat – de koning moet ontzag hebben en houden voor de HEER, zijn God, als de

Koning boven alle koningen – dat verwacht je ook van de koning over Gods volk, over Israël – maar

wat kun je nou met die koningswet in Nederland in 2013 – nu wij net een nieuwe koning hebben?

Is Nederland niet een ‘seculier’  land – een land waar menselijke wetten gelden, waar uiteindelijk

het volk beslist, en waar de koning of koningin niet verplicht wordt gelovig te zijn, laat staan in de

bijbel te lezen en  naar de kerk te gaan – en veel mensen, ook in de politiek, alles wat doet denken aan religieuze teksten of symbolen ver weg willen houden uit het publieke domein en het bestuur.

 

Toch, door heel de bijbel heel, ook in die psalmen die we vandaag zingen, wordt God geëerd als

niet maar de Koning van dat ene kleine volkje – of van ons als christenen – maar van alle volken:

“volken, geeft de Heer, onze koning eer – en ook: vorsten komen samen, vrezen ’s Heren naam”.

Je bent als volk ook goed af als je een koningin of een koning hebt die zich van God afhankelijk en tegenover God verantwoordelijk weet;  koningin Beatrix heeft dat meer dan eens laten blijken en

ook onze nieuwe koning en koningin hebben bij meerdere gelegenheden daar iets van later merken.

Zoals in een interview waarin de kroonprins vertelde over zijn openbare geloofsbelijdenis en toen zei dat het geloof iets is dat je leidt in je leven en je tolerantie, normen en waarden leert.

Het zit ook in de eed die koning Willem-Alexander aflegde:  “zo waarlijk helpe mij God almachtig”.

God wordt daarmee erkend als machtiger dan welke regering of koning ook, en als Degene van

wie elk mens elke dag afhankelijk is – voor leven en gezondheid, voor inzicht, voor leiding in het

even – en aan wie iedereen verantwoordelijk is:  gelukkig het land met een koning onder God!

2.  Koning bij de gratie Gods:  trouw aan de grondwet

 

Het is het eerste onderdeel van de eed die een koning of koningin bij de inhuldiging aflegt :

“Ik zweer aan de volkeren van het Koninkrijk dat Ik het Statuut voor het Koninkrijk en de Grondwet steeds zal onderhouden en handhaven“.   Het onderstreept dat Nederland niet een ‘absoluut koningschap’  heeft – waarbij een koning alle macht in handen heeft en zijn wil wet is – maar wat

heet een ‘constitutioneel koningschap’ – waarbij de koning niet boven maar onder de wet staat.

Het is precies datzelfde waar het ook in die koningswet van Mozes over gaat: de koning moet de

wet onder handbereik hebben en daar heel zijn leven lang in lezen of zich daaruit laten voorlezen

(zo ging dat toen vaak): “dan zal hij zich niet inbeelden dat hij meer is dan anderen en in enig

opzicht boven de wet staat” – bijzonder: ook de machtigste man van het land is gebonden aan

de wetten: aan de wet van God, en aan de wetten van het land die gelden voor alle burgers.

Weer een streep onder het uitgangspunt dat een koning niet moet heersen maar moet dienen.

En de wetten zijn ervoor om te regelen waar iedereen zich aan te houden  heeft – lees ook maar

de wetten eerder in dit hoofdstuk over rechters, processen, straffen, en later over priesters en

profeten, over oorlogvoering, over problemen in families, erfenissen, en nog heel veel meer.

Allemaal uitwerking van wat we de grondwet kunnen noemen: God liefhebben, en de naaste.

 

Die grondwet werkt uitgewerkt in allerlei wetten en rechtsregels voor het leven en werken in

het land dat God aan zijn volk wilde geven, en waar Hij dat volk wilde beschermen en het goede

leven gunde – waar ook zorg moest zijn voor kwetsbare mensen als armen, weduwen, wezen,

vreemdelingen – en daarin hadden leiders als stamhoofden en richters en later de koningen,een belangrijke taak ; zoals b.v. dat koningslied Psalm 72 zingt over de koning en over zijn zoon die hem zou gaan opvolgen :  “Geef,  o God, uw wetten aan de koning, uw gerechtigheid aan de koningszoon. Moge Hij uw volk rechtvaardig besturen, uw arme volk naar recht en wet…Moge hij recht bieden aan de zwakken, redding bieden aan de armen, maar  de onderdrukker neerslaan…. Hij zal bevrijden wie arm is en om hulp roept,wie zwak is en geen helper heeft.Hij ontfermt zich over weerlozen en armen,wie arm is, redt hij het leven”. Als dat uitgangspunt is voor hoe een land wordt

geregeerd, zal niet iedereen schatrijk worden maar is er wel voor iedereen een goed leven, want de grondwet van de grote Koning is dat alle mensen als naar Gods evenbeeld geschapen gelijkwaardig zijn en dat we inderdaad zullen waken over het leven van elkaar, verantwoordelijk aan de Schepper.

 

De Nederlandse grondwet begint daarom terecht met die gelijkwaardigheid voorop te stellen – hoe

dat ook wordt uitgewerkt, die gelijkwaardigheid spoort helemaal met wat we leren uit de bijbel  en met hoe de Tien Geboden beschermend zijn voor leven, bezit, relaties en ieders goede naam.

We kijken met veel dankbaarheid terug op de jaren waarin koningin Beatrix daaraan in haar regeren en ook in meer dan een toespraak inhoud aan heeft gegeven, en we hopen en bidden dat koning

Willem-Alexander dat op zijn manier ook zal gaan doen – en laten wij ook zelf,  ieder op eigen plek,

die goede voorbeelden volgen, en de grondwet van onze God ons eigen maken en daar in ons doen en laten handen en voeten aan geven – zodat we als burgers van het rijk van de hemel des te betere burgers kunnen zijn van het Koninkrijk der Nederlanden: waar niet recht van de sterkste beslist en wie betaalt alles bepaalt maar waar we de minste durven zijn en bereid zijn te dienen.

En iets van die psalm al zichtbaar wordt:  dat onrecht verdwijnt en de vrede volop zal bloeien!

 

ia  8   3. Koning bij de gratie Gods:   dienstbaar aan het volk

 

Zo kennen we onze koningin en haar gezin en familie: tussen de mensen, betrokken met wat gebeurt en vooral ook met mensen die in de knel zitten of door een ramp zijn getroffen, mensen

die het alleen niet redden, en met inzet voor activiteiten die gericht zijn op verbetering van mensen

en situaties dichtbij en ver weg, zoals microkredieten, schoon water, milieu, armoede in de wereld.

Niet uit op eigen belangen of voordeel maar altijd vooraan om er te zijn voor wie hen nodig hebben.

 

Je zou dat een uitwerking kunnen noemen van het tweede onderdeel van de eed bij de inhuldiging:

“Ik zweer dat Ik de vrijheid en de rechten van alle Nederlanders en alle ingezetenen zal beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de welvaart alle middelen zal aanwenden welke de wetten Mij ter beschikking stellen”. Daar zit die dienstbaarheid helemaal in: niet je macht

en invloed misbruiken voor jezelf, voor eigen gewin of een gemakkelijk leventje, maar die inzetten

om waar het kan en mag goede dingen te bereiken voor mensen persoonlijk en het land als geheel.

 

Dat klinkt ook in die koningswet van Deut. 17 door: als de koning in God zijn meerdere erkent en zich door de goede wetten van de HEER laat leiden, zal dat concreet tot gevolg hebben dat die koning zich niet zal gaan verbeelden dat hij meer is dan anderen – zeg maar ‘gewone mensen’ – en dat hij in enig

opzicht boven de wet staat – zo van: mijn wil is wet, de wetten van het land gelden wel voor die gewone mensen maar ik hoef me er niet aan te houden – nee: de koning staat net zo goed onder de

wet, en hij moet zelfs het goede voorbeeld geven van je aan de wet houden, en het recht zijn loop

laten hebben – en als een regeerder de fout in gaat, heeft dat extra gevolgen want aan wie veel is

gegeven (macht, vertrouwen, verantwoordelijkheid, geld), voor hem of haar ligt de meetlat des te

hoger  – ook daarom is het erg goed en nodig voor wie hoog zijn geplaatst te bidden -lees Paulus:

“bid voor alle koningen en gezagsdragers, opdat we rustig en ongestoord kunnen leven, in alle vroomheid en waardigheid” (1 Tim. 2: 2) – en dan zijn die ‘we‘ niet alleen wij christenen – alsof we

vooral bidden om behoud van voorrechten als ruimte voor kerkdiensten en zondagsrust en zo meer.

Nee, in vers 1 roept de apostel ons op te bidden voor alle mensen – en in vers 3 staat dat God blij is als we zo bidden, omdat Hij  “wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen” .

Je bidt dus niet of de overheid je als kerk of gelovige met rust wil laten en je positie zal beschermen,

maar of er recht wordt gedaan en de bevolking wordt beschermd, en dan ook of er ruimte mag blijven om alle mensen bekend te maken met het evangelie, en met Jezus als de hoogste Heer.

Ja, en de beste evangelisatie is zelf als christen te leven vanuit respect voor God en voor je naaste, vandaar die verbinding tussen een vroom en waardig leven én: dat alle mensen de waarheid leren kennen en zo worden gered<  laten we dus ook maar bidden voor onszelf:  Heer, geef dat niet onze mooie woorden en vooral ook niet uw woorden, zullen breken op de daden van ons als uw kerk.

Bidden om dienstbaarheid voor wie ons regeren zal  stimuleren om zelf dienend bezig te zijn – anders wordt dat gebed ongeloofwaardig – maar goede voorbeelden  doen goed volgen, tot zegen!

 

4. Koning bij de gratie Gods: leve de koning!

 

Het is geroepen door de aanwezigen bij de inhuldiging, het wordt geroepen op Prinsjesdag,  als

instemming namens de bevolking en als goede wens voor de koning: we wensen u alle goeds toe!

Dat menen we allemaal vast en zeker, we bidden regelmatig voor ons koningshuis, ook in de kerk,

en we gaan straks ervan zingen:     “Blijf o God, de koning sparen, tal van jaren”.

In de tekst Deut. 17 is het niet een wens of een gebed, maar een belofte: als de koning ontzag voor God heeft en de wetten van de HEER naleeft, “zal zijn koningschap over Israël bestendigd worden

en op zijn zonen overgaan” – later wordt het herhaald als David koning wordt, en eeuwenlang heeft

een nakomeling van David op de troon, totdat er koningen kwamen die zich niet aan die voorwaarde

hielden van ontzag voor God en een regeerbeleid dat zich hield aan de goede wetten van de HEER.

Na de ballingschap was er geen koning meer uit Davids huis – totdat de grote Koning kwam:  Jezus,

Jezus van wie we later deze week gaan vieren dat Hij in de hemel troont, en voor altijd regeert.

 

Die belofte mag ook meegaan met onze nieuwe koning Willem-Alexander, en dan niet als een

garantie dat als hij goed zijn best doet, hij lang gezond zal blijven en heel oud zal worden, maar wel

als een belofte van God van zegen en kracht voor de zware taken die hij als koning op zich neemt.

En dat als hij in de lijn van zijn moeder verder gaat om ons land te dienen en naast mensen te staan, hij zal merken dat er veel steun is voor het koningschap, nu en in de toekomst – onder Gods zegen.

Om die zegen willen we bidden – in onze voorbeden en  in ons lied – vandaag, en in de tijd die komt.

amen