Lucas 19: 41-44: Tranen over Jeruzalem

liturgie morgendienst zondag 24 maart 2013

schoollied:  Gz. 95: 1

votum en groet

zingen:         Ps. 24: 1,4,5

wet van de HEER Deut 5

zingen:         Ps. 24: 2,3

gebed

Schriftlezing:  Lucas 19: 29-48

zingen:        Ps. 118: 9

verkondiging:  Luc. 19: 41-44  Tranen over Jeruzalem

zingen:        Ps.   122 (1,3)

gebed

collecte

zingen:        Lied 297 (1,2)

zegen

—————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

   “Jezus begon te huilen”.

Dat staat niet zo vaak in de bijbel dat Jezus zijn tranen liet zien.

Eigenlijk wordt dat maar twee keer over Hem verteld: hier, en bij het graf van Lazarus.

In  Joh. 11 wordt verteld dat bij dat graf Jezus diep bewogen was en ook volschoot.

Het zijn zeker niet de enige keren dat we getuige zijn van een geëmotioneerde Heiland.

De Heer kon boos worden: toen Hij het tempelplein schoonveegde, toen zijn discipelen kinderen bij Hem wilden weghouden, toen wetgeleerden Hem wilden aanklagen om een genezing op sabbat….

De Heer voelde verdriet, als Hij onrecht tegenkwam, of ongeloof, of als de dood had toegeslagen.

De Heer was ook blij als mensen feest vieren, en vooral als mensen in geloof naar Hem toe kwamen.

En wat een emotie in Getsemané: “Hij werd overvallen door doodsangst…zijn zweet viel in grote

druppels als bloed op de grond” (Luc. 22: 44) en dat zei Hij ook: “Ik voel me dodelijk bedroefd”.

Onze Heer was een mens als wij, en misschien nog wel veel meer gevoelig en fijnbesnaard, met een scherp afgestelde antenne voor wat niet klopt, voor kwaad, voor verdriet en pijn, voor ellende…..

 

Toch is de bijbel terughoudend, geen tranentrekker of reality-show; denk aan de soberheid waarmee

het lijdensverhaal verteld wordt:  niet bedoeld om ons aan het huilen te krijgen en ons medelijden op te wekken maar om ons te troosten en ook om ons wakker te schudden en tot bekering en tot geloof te brengen;  zoals de Heer vrouwen aansprak die langs de route naar het kruis Hem beklaagden:

“Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.”         (Luc 23:27vv)

 

Des te meer valt op dat in het zicht van Jeruzalem Jezus tot tranen toe bewogen is, dat de bijbel

dat vertelt, en dat op een dag waarop het feest lijkt in Jeruzalem: “Gezegend die komt als koning, in de naam van de Heer. Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste”- waarom dan ineens tranen?

Wat heeft het onze Heer gedaan de stad te zien liggen en te weten hoe het met die stad zou gaan?

En ook: heeft het ons wat te zeggen voor onze houding tegenover de wereld om ons heen in onze

eigen tijd, en: hoe zou de Heer naar ons kijken, gaat er ook een appèl uit op ons en onze wereld?

 

Tranen over Jeruzalem

1. Jezus’ verdriet over zijn stad

2. Jezus’ bewogenheid met zijn volk

3. Jezus’ appèl op kerk en wereld

1. Jezus’ verdriet over zijn stad

 

Nog een paar weken en het is zover: 30 april, de inhuldiging, we krijgen een koning!

Veel mensen zijn druk bezig met de voorbereiding, want het moet een mooie dag worden.

Een dag waarop we midden in die crisis waar iedereen het over heeft en die tot heel veel gesomber en gemopper en politieke onrust leidt, weer even iets van verbondenheid ervaren en reden hebben om ook weer eens feest te vieren, in heel het land maar natuurlijk vooral in Amsterdam, waar de nieuwe koning wordt ingehuldigd en enthousiast ingehaald, en waar koning Willem-Alexander en koningin Maxima een boottocht zullen maken, en vast heel veel mensen hen zullen toejuichen.

Iedereen hoopt dat het een mooie dag wordt, zonder wanklanken en zeker zonder al dat geweld

en die rookbommen die in 1980 de inhuldiging van koningin Beatrix probeerden te verknallen….

 

Ik moest daaraan denken toen ik me probeerde in te leven in die intocht van Jezus in Jeruzalem.

Waar het ook dubbel was: aan de ene kant blijdschap en enthousiasme bij de mensen die in Jezus de grote koning zagen die al zo lang was beloofd en die nu toch wel gauw op de troon zou komen- lees het verslag van Lucas:   “toen Hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen, begon de hele groep leerlingen vol vreugde en met luide stem God te prijzen om alle wonderdaden die ze hadden gezien.”

Ja en ook veel inwoners van Jeruzalem en pelgrims die naar de stad waren gekomen, deden mee.

Ze legden zelfs hun jassen op de grond als een soort rode loper waarover de nieuwe koning op zijn

ezel rijden kon: “welkom,welkom, koning Jezus, wij leggen mantels neer, als een loper voor de Heer!”

Dit gaat een prachtige dag worden: we krijgen weer een koning, uit het huis van David, na zoveel eeuwen wachten dan toch eindelijk: “Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer!” .

Ja en wat voor een koning: een machtige koning die voor brood kan zorgen en die iedereen die bij Hem komt kan genezen van zijn ziekte, haar handicap, hun problemen, zelfs de dood te sterk is.

Je voelt de zenuwachtige spanning uit het verhaal naar boven komen: vandaag is de grote dag!

 

De andere kant was er ook:  het enthousiasme was niet algemeen – en naar later blijken zal, zat het bij velen niet zo diep- heden hosanna en morgen kruisigt hem – zo vaak blijkt volksgunst veranderlijk.

Meteen al komen de tegengeluiden, aangezwengeld door aanhangers van de partij van de Farizeeën die in Jezus niks zagen, alleen maar een dwaallicht en onruststoker en een gevaar voor het volk en

vooral voor hun leidinggevende positie;  vandaar hun venijnige reactie als hadden ze het tegen een  leraar die met een schoolklas op stap is: meneer, u moet uw leerlingen eens op hun kop geven dat

ze zulke rare dingen roepen, en tegen hen zeggen dat ze onmiddellijk hun mond moeten houden.

Je hoort er al doorheen wat ze een paar dagen later hardop zullen zeggen en de massa zullen laten

schreeuwen: wij willen niet dat die man onze koning wordt, dan toch maar liever de keizer…..

 

Kijk, en de Heer weet dat allemaal, niemand hoefde Hem te vertellen hoe mensen in elkaar zitten.

Bovendien wist Hij dat het bij zijn lijdensweg hoorde: “Hij kwam naar wat van Hem was (zijn eigen volk, zijn eigen stad) maar wie van Hem waren hebben Hem niet ontvangen” (Joh. 1: 11). Dat moest ook zo gaan. “Wij zijn nu op weg naar Jeruzalem en alles wat door de profeten is geschreven, zal men de Mensenzoon laten ondergaan. Want Hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen, en worden bespot en mishandeld en bespuwd, en nadat Hij is gegeseld zal Hij worden gedood” (Luc. 18: 31-33).

 

Dat had de Meester kort geleden nog tegen zijn leerlingen gezegd, maar – staat er dan bij – “de leerlingen begrepen er niets van. De betekenis van Jezus’ woorden bleef voor hen verborgen en ze konden maar niet bevatten wat Hij had gezegd”.  Ze wilden er niet aan, ze konden er niks mee….

 

Vandaar dat contrast tussen juichende en zingende leerlingen, boze Farizeeërs, en… Jezus’ tranen.

Tranen om die prachtige stad die je zo kon zien liggen en waar ze steeds dichterbij kwamen, tranen omdat Jezus wist dat ze Hem niet als koning zouden gaan inhuldigen maar als godslasteraar en onruststoker zouden oppakken en veroordelen en laten kruisigen, tranen om zijn stad Jeruzalem die uiteindelijk door het Romeinse leger zou worden omsingeld, uitgemoord en verwoest.

 

Daar hadden al die mensen geen weet van, daar wilden de leerlingen niet aan, daar huilde Jezus om.

Ja maar nog dieper: we zien onze Heer huilen over de zonde en het ongeloof van Gods eigen volk.

Wat denkt u: hoe zou God zich voelen onder onze zonden, ons tekort schieten, onze onwil ook vaak?

 

2. Jezus’ bewogenheid met zijn volk

 

Het mag ons wel opvallen dat de Here Jezus niet boos reageert op de afwijzing en het ongeloof

die Hij heeft ervaren onder zijn volk en in zijn stad: dat ze Hem afwezen en zelfs wilden doden.

Dat zou heel menselijk zijn geweest: als je alleen maar het goede doet en toch geen dankbaarheid

ervaart maar alleen maar verzet en ergernis;  en als je weet dat ook de mensen die achter je aan

lopen – tot je eigen leerlingen toe – als het erop aan komt je in de steek laten of je zelfs verraden.

 

Maar onze Heiland reageerde niet boos of teleurgesteld, laat staan met wrok of wraakgevoelens.

Petrus kijkt in zijn brief erop terug en legt er de vinger bij: “Hij werd gehoond en hoonde zelf niet,

Hij leed en dreigde niet”. Het ging nog verder, hoor maar hoe Jezus aan het kruis bidt voor wie

Hem hebben gekruisigd:  “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen”  (Luc. 23: 34).

Wat Hij zijn leerlingen en ons dus ook heeft voorgehouden, heeft Hij zelf in praktijk gebracht en ons voorgedaan: “Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk

kinderen van je Vader in de hemel” – dus: wil je kind van je hemelse Vader zijn, kijk dan naar Jezus en naar hoe Hij leefde en naar hoe Hij leed;  Petrus weer in datzelfde verband: “Christus heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem.” (1 P.2. 1)

En  Paulus net zo: “Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had”. Dat staat in Filipp.2.

 

Geen spoor van boosheid dus in het zicht van die stad die Hem over enkele dagen diezelfde poort

waar volgelingen Hem enthousiast binnenhaalden, als een gevloekte en ter dood veroordeelde zouden uitjagen: “Buiten de poort heeft Jezus geleden, buiten de poort de kruisweg betreden…want boze mannen schreeuwen luid: zo’n koning is ons niet veel waarde, wat is een koning zonder zwaard,

kruis hem,stuur hem de poort maar uit”   –  geen boze woorden, wel tranen, vol bewogenheid.

Bewogenheid die we vaker merken als we Jezus volgen op zijn reizen tot en met de laatste reis:  zoals

toen die moeder uit Nain haar enige zoon naar zijn graf bracht – Jezus werd met ontferming, door

medelijden bewogen (Luc. 7: 13); zoals bij dat graf van Lazarus oog in oog met zoveel verdriet (Joh.11),

zoals wanneer mensen Hem achternaliepen met al hun sores en hun ziekten, hun zorgen en stress:

“toen Hij de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze er hulpeloos en uitgeput uitzagen, als schapen zonder herder” (Matt.9: 36), zoals toen blinden vroegen om licht in hun ogen.

Het is Jezus ten voeten uit: bewogen met de nood van mensen, geraakt door wat de zonde aanricht.

En dan blijft het niet bij medelijden met die mensen, met ons, maar Hij wilde lijden voor hen en ons.

 

Nou, vandaar die tranen in de ogen van onze Heiland, misschien zelfs: die huilbui, toen Hij midden tussen zijn juichende en zingende volgelingen die stad waar zijn laatste uur zou slaan, dichterbij zag

komen – en dat niet om wat ze met Hem zouden doen,  maar om wat met met hen zou gebeuren….

Ja en vooral omdat ze geen oog en geen oor en geen hart hadden voor Hem en voor zijn missie:

had ook jij maar geweten – beseft, herkend – wat vrede kan brengen“.  Dat Jezus zelf de vrede is.

Precies dat zongen ze om Jezus heen: vrede in de hemel, eer aan God, door Jezus de grote koning.

 

Maar die vrede was niet waar de leiders en de grote massa in Jeruzalem op zat te wachten, een vrede waarvan Jezus vlak voor zijn gevangenneming van zal zeggen tegen zijn leerlingen: “Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan” (Joh. 14: 27). Paulus schrijft later over “de vrede van God die alle verstand te boven gaat” (Filipp.4:7): vrede met God door de

verzoening van alle schuld, en vrede met anderen als je leeft zoals je Heer je voorgeleefd heeft,

en dan inderdaad en als resultaat ook echt vrede op aarde, omdat God om ons, zijn mensen, geeft.

 

Wat een pijn heeft het onze Heiland gedaan dat die vrede die Hij is en kwam brengen, niet in goede aarde viel, in die stad die zelfs stad van de vrede heet (Jerusalem), de stad waar God wilde wonen.

Dat Gods eigen volk (vs. 44) Jezus niet herkende en erkende als in eigen persoon Gods liefde: “jullie

in Jeruzalem en in Israël hebben de tijd van Gods ontferming niet herkend” – letterlijk staat er: ‘de tijd

dat God naar u omkeek’, dat God bij jullie op bezoek kwam in eigen persoon, in Jezus zijn Zoon.

Wat erg als God komt doen wat Hij al eeuwen had beloofd en je herkent Hem niet en je wijst Hem af.

Dat sneed die Zoon door zijn ziel, dat bezorgt je God tranen in zijn ogen, als je Hem zou negeren en

afwijzen:  mijn zoon, mijn dochter, Ik heb alles voor je over, wat erg dat je Mij niet ziet staan……..

Had ook jij maar geweten wat vrede kan brengen“- ook jij, Jeruzalem, net als die leerlingen en die andere volgelingen die over vrede zingen, zoals mensen die geloven dat Jezus de echte vrede geeft.

 

Ja want als Jezus op die dag richting Jeruzalem gaat, niet op een paard of met een strijdwagen, niet met een tot de tanden bewapend leger achter zich aan maar “vredelievend op een ezel“, dan is dat de

vervulling van weer een oude profetie, – Zacharia 9: 9 vv. :   “Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege.Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin. Ik zal de strijdwagens uit Efraïm verjagen en de paarden uit Jeruzalem; de bogen worden gebroken. Hij zal vrede stichten tussen de volken. Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee,van de Rivier tot de einden der aarde”.

 

Inderdaad, een koning zonder zwaard, een koning die niet zich laat dienen, maar ons wil dienen.

En  juist zo – en dat staat haaks op hoe de wereld in elkaar zit en hoe het lijkt te gaan in onze wereld, maar die omgekeerde wereld is nou juist Gods nieuwe en echte wereld – en juist zo, in de weg van

dienstbaarheid en zich opofferen en de minste willen zijn, gaan strijdwagens en bogen en ook al die hypermoderne wapens van onze tijd er uiteindelijk aan, en zal het echt vrede worden en blijven.

 

Alle reden tot dat gebed, voor ons en voor al die mensen om ons heen, van hoog tot laag, dat het werkelijkheid wordt, dat verlangen: Welkom, koning Jezus, laat uw vrede ons genezen. Bij de intocht van uw woord is ons hart – uw hart, mijn hart, de harten van al die andere mensen die nu nog op slot zitten of niet bereikt zijn, een open poort. Zodat dé vrede erin wonen gaat. Zodat Jezus in mij woont.

 

3. Jezus’ appèl op kerk en wereld

 

Je proeft er niet alleen verdriet in, bewogenheid, maar ook een diep verlangen van onze Heer:

als je eens zou weten, Jeruzalem, volk van God, wat tot je vrede dient, dat ik je Redder wil zijn.

Eerder was er ook al zo’n hartstochtelijk verlangen:  “Jeruzalem, Jeruzalem…hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels hoedt, maar

jullie hebben het niet gewild” – je proeft ook hier het verdriet, de bewogenheid: waarom nou niet,

waarom willen jullie me niet, waarom laten jullie het momentum, de genadetijd, voorbijgaan?

 

Zoals altijd zit daar bij Jezus, net als bij God zijn Vader, een dringend appèl in: kom toch, laat je

toch met God verzoenen, laat de tijd die je krijgt om je leven op orde te brengen, niet voorbijgaan!

Ja want we hebben een God die – schrijft Petrus later – nog altijd geduld met ons heeft, omdat Hij niet wil dat mensen verloren gaan, maar dat ze tot inkeer komen, en tot Jezus komen, en gered worden.

Paulus schrijft later met een beroep op een oud profetenwoord, hoe God onvermoeibaar een appèl doet op mensen: “heel de dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar mijn ongehoorzaam en opstandig volk” – denk ook maar aan dat verhaal van die vader die elke dag zijn weggelopen zoon staat op te

wachten, om als hij eindelijk opstaat en naar zijn vader teruggaat, hem in zijn armen te sluiten.

 

Nou, zo was God en is God als het gaat om zijn oudste zoon, zijn Israël, volk van zijn verbond – als Petrus met Pinksteren zijn volksgenoten confronteert met wat ze gedaan hebben toen ze Jezus hebben gekruisigd en ze roepen: maar wat moeten we nou doen, kan het ooit weer goed komen?

en ze te horen krijgen: breek met je huidige leven, laat je dopen als teken van de vergeving van je

zonden en laat je dopen, dan krijgen jullie de Heilige Geest, maar voor jullie is Gods belofte – wat een

genade, wat een zegen, wat een geduld van God, dan komt het toch: vrede, nieuw leven, toekomst!

Nog steeds heeft God geduld, ook met het joodse volk, en is er ruimte om het evangelie aan hen

door te geven, in de staat Israël en daarbuiten, met dat appèl: geloof in Jezus als Gods messias, wil toch herkennen en erkennen dat Hij de echte vrede is – en dat geloof in Hem zelfs in dat wespennest dat het Midden-Oosten is vrede kan brengen – zoals blijkt uit verbindingen tussen messiasbelijdende joden en christen-palestijnen – want Hij is onze vrede die vijanden kan maken tot echte broeders.

 

Ja maar dat appèl komt ook naar ons toe, elke keer weer, om ons gewonnen te geven aan Jezus onze Heer en van Hem vrede en toekomst te verwachten, om niet de tijd die we krijgen voorbij te laten gaan maar ons in te zetten om onze Heer na te volgen in liefde, dienstbaarheid, tot zegen

van anderen en van onszelf, en om steeds meer te groeien naar Jezus toe die ons voor is gegaan.

 

Nou en dan gaan we ook op Hem lijken in zijn bewogenheid te kijken met een wereld in crisis en mensen in nood – of is dat verdriet van Jezus je vreemd als je om je heen kijkt en als je TV kijkt: als

wij en zij  nou eens allemaal aangeraakt werden door die liefde waardoor Jezus zich liet leiden – wat zou het er anders uit gaan zien in onze wereld, in ons land, op ons werk,in ons eigen leven,in de kerk.

 

Maar dat hoeft geen verzuchting te blijven, geen vrome wens, dat mag ons gebed zijn en daar kan ieder op eigen plek aan werken, zolang God ons en zijn wereld er nog de tijd voor geeft:  tot de dag komt dat Jezus terugkomt naar zijn wereld en het nieuwe Jeruzalem is afgebouwd.God alle tranen zal drogen – Hosanna, gezegend hij die komt in de naam van de Heer! Vrede voor zijn Jeruzalem!

 

                                                                           amen

 

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *