Zondag 22 Heid. Cat. : En toch, er is hoop!

liturgie middagdienst  zondag 17 februari 2013

 

votum en groet

zingen:      Lied 15: 1,3,4

gebed

Schriftlezing:   Job 14

zingen:     Ps. 88: 1,2,3

Schriftlezing:   Job 17

zingen:    Ps. 88: 6,7,8

Schriftlezing:  Job 19: 23-27

verkondiging:  zondag 22

zingen:    Gz. 113: 1,2,3

geloofsbelijdenis

zingen:    Gz. 113: 4

gebed

collecte

zingen:     Gz. 114: 1,3,7

zegen

amen:       Gz. 37: 8

————————————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

Vragen rond leven en dood vragen regelmatig  indringend de aandacht.

Zoals rond al of niet euthanasie,  en ook hulp bij zelfdoding, onlangs weer in het nieuws toen iemand zijn moeder van 99 geholpen had, die niet ernstig ziek was maar toch niet langer  wilde leven.

Wat de laatste tijd veel aandacht vraagt en veel mensen schokt, zijn jongeren die een eind aan hun leven maken, en meer dan eens omdat ze jarenlang zijn gepest en het uiteindelijk niet meer aan kunnen – vreselijk als dat je overkomt – als het zover komt met een mens -hoe kun je het voorkomen?

Wat voor lessen kun je eruit trekken: als jongere, ouders, school, overheid, omgeving…?

 

Voorbeelden die ons in elk geval kunnen leren dat we  niet makkelijk over veel ellende en lijden heen moeten praten, of ons er met een paar simpele volzinnen of bijbelteksten vanaf maken.

Er moet echt heel wat aan de hand zijn, wil een mens verlangen naar de dood, zover gaan dat hij erover praat met zijn familie en met z’n dokter, of zover komen dat hij of zij zelf een eind aan maakt.

Artsen en andere hulpverleners krijgen te maken met schrijnende gevallen en komen soms voor verschrikkelijk moeilijke vragen en afwegingen te staan,om nog maar te zwijgen van het verdriet en de machteloosheid bij wie het naast staan…en vreselijk als iemand dichtbij voor de dood kiest…

 

Het is weinig zinvol, en het helpt niet om als buitenstaanders te oordelen laat staan te veroordelen.

Trouwens, we hebben meer dan genoeg aan onszelf en aan elkaar:

Hoe staan we zelf om met het leven en hoe kijken we aan tegen de dood?

Hebben we echt steun en houvast aan die troost die we belijden in zondag 22 –

of denken we diep in ons hart: eigenlijk is dat toch maar een schrale troost,

want je krijgt er je overleden geliefden toch niet mee terug en de pijn blijft….

en stel dat ik zelf ondraaglijk lijd, veel pijn heb, dat ik aftakel tot op het bot…?

Of dat ik dat moet meemaken en aanzien met iemand van wie ik vreselijk veel houd?

En ook: hoe kunnen we als gelovigen elkaar niet goedkope maar echte troost bieden?

 

               en toch: er is hoop!

1. ondanks de laatste vijand;

2. dankzij de laatste Adam;

3. tot aan de laatste snik.

 

1. en toch er is hoop!  ondanks de laatste vijand.

 

Niets dan ellende brengt mij jullie troost!” – “Jullie zijn armzalige troosters” (NBG-51)

Dat gooit Job eruit aan het adres van zijn drie vrienden (16:2)

Toch was het goed begonnen.

Ze bleven niet weg toen Job het zo moeilijk had maar zochten hem op.

In 2:11 staat: “samen gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten”.

Wat is daar vaak moed voor nodig, om te reageren naar iemand die iets ergs is overkomen:

een plotseling sterfgeval, een ernstige mededeling van de dokter, een erg ongeluk…..

Je wacht vaak liever af, omdat je er geen raad mee weet, stelt uit: wat moet ik zeggen?

 

Nou, je hoeft niet zoveel te zeggen. ‘Er zijn’ , dat is het allervoornaamste.

“Zeven dagen en  zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen,  want ze zagen hoe vreselijk hij leed” (2:13) . Ze waren Job tot steun. Echte vrienden.

Iemand merkt op:  “Troost mislukt, als je iemand voor de voeten loopt met jouw invulling

van zijn of haar emoties, jouw teksten, jouw verklaringen, jouw lichtpuntjes”.

Troosten is in de eerste plaats luisteren. Dat doen die drie mannen.

Het gezegde luidt: “in de nood leer je je vrienden kennen”. Job heeft zijn vrienden leren kennen”.

 

Totdat Job ineens losbarst. En dingen zegt waar die vrienden van schrikken.

Zoals wij ervan kunnen schrikken: hoe kan een gelovig mens dat zeggen?

Het is ook niet niks wat Job eruit gooit: was ik maar nooit geboren,

was ik maar voor m’n geboorte overleden, dan had ik nou tenminste rust.

 

Als we zo lezen wat we net van Job gelezen hebben, lijkt dat ver af te staan

van die troost waar zondag 22 ons uitzicht mee wil bieden tot over het graf heen.

Je krijgt zelfs de indruk dat Job dicht in de buurt komt van de dood als eindstation.

In 10:21-22 noemt hij sterven:   voorgoed vertrekken “naar het land van diepe donkerte,

van de diepzwarte chaos, van het nachtzwarte licht!”

In hoofdstuk 14 vergelijkt hij de mens die sterft met een omgehakte boom

en die vergelijking valt uit in het nadeel van de mens: een boomstronk kan weer uitlopen,

maar als een mens sterft, gaat hij liggen en staat niet meer op, hij wordt niet meer wakker.

“Als een mens sterft-  kan hij dan herleven?”   Nee toch?

“Zo doet U de hoop van de mens teniet” ,  slingert Job God in zijn gezicht.

 

We zijn geneigd te zeggen: maar weet Job dan niet van de opstanding van het lichaam?

Geloofde Job dan niet dat er leven is na de dood, omdat God je vasthoudt?

Het antwoord hebben we misschien vlot klaar: de gelovigen van het oude testament

wisten nog niet wat wij weten: dat Jezus de schuld betaald en de dood overwonnen heeft.

In het OT is nog veel schemerig waar in het NT helder licht over schijnt…

Nou, dat is ook waar, maar daar wou ik het nou even niet over hebben.

Ik wou u voorstellen gewoon eens naast Job te gaan zitten en te luisteren..

en hem niet als die vrienden in de rede te vallen en lastig te vallen

met hun goedbedoelde invullingen en verklaringen.

Zo van: maar je gelooft toch, je kent je bijbeltje toch, er is toch hoop als een mens sterft…?

Te vaak en te gauw staan we ermee klaar: God zal met wat is gebeurd wel een bedoeling hebben;

en:  hij/zij is nu toch in de hemel en daar is het toch veel fijner…natuurlijk, maar ik kan hem niet missen, zij is er niet meer….en dat doet zo vreselijk pijn! ik kom er maar niet mee klaar….

Wat Job allemaal zo rauw en keihard verwoordt, dat is toch gewoon

wat je om je heen zien en hoe je het zelf voelt, wat je elke keer maar weer meemaakt?

dat een mens maar kort leeft, als een bloem die even bloeit en dan verwelkt en afsterft?

dat de dood alles kapotscheurt wat een mens bindt aan dit leven en aan z’n geliefden?

dat als je begraven wordt, je dat ervaart als een definitief afscheid: nooit komt hij/zij terug!

ja, maar ook dat het bestaan hier zo zwaar kan zijn en het lijden zo ondraaglijk,

dat een mens zover kan komen dat hij zegt: alles, zelfs doodgaan, is beter dan dit!!

Wie dat probeert te verbloemen of rechtzinnig weg te verklaren, is een armzalig trooster.

De bijbel troost anders, doet dat echt, juist door lijden en dood helemaal serieus te nemen.

Daarom staat ook zo’n boek als Job en zo’n psalm als psalm 88 in de bijbel.

Het mag gezegd en het moet gehoord worden:

waarom doet God nou zo…waarom moet dit nou?

Juist als je gelooft – zoals Job deed – kan het zo vreselijk moeilijk zijn!

 

Job staat vaak model als de lijdende mens bij uitstek.

Maar dan moet iedereen ook dit van hem willen horen en leren:

er is er maar Eén die beschikt over het leven, en dat is God die het leven gegeven heeft.

Dat zei Job meteen al toen hem alles afgepakt was, en dat is hij blijven volhouden:

  de Here heeft gegeven, de Here heeft genomen.

Het komt terug in 14: 5: dat de dagen van de mens vaststaan, dat God het aantal maanden

dat de mens leeft bepaalt, en de grens stelt die je als mens niet kunt overschrijden.

En dat geldt naar twee kanten:  je kunt niet je leven verlengen, je mag het ook niet verkorten.

 

Job is er diep onderdoor gegaan…hij wist wat ondraaglijk lijden was…

en hij kende momenten dat hij zelfs openlijk verlangde naar de dood…..

maar dan legde hij dat altijd aan God voor die daar als enige over gaat:

Here, ik kan niet meer, eigenlijk wil ik maar liever er niet meer zijn…ik wil rust!

Tegelijk wist Job wel dat de dood niet de oplossing is.

Soms lijkt het wel zo, b.v. in 17: 13: “mijn huis staat in het dodenrijk, in de duisternis

spreid ik mijn bed. Tot het graf roep ik: ‘Jij bent mijn vader!, en tot de wormen:

‘moeder, zuster'” –– iemand maakt er de opmerking bij; dan is de dood wel in de familie

opgenomen!-nou, dan is er ook echt geen uitzicht meer – dat is het wel hopeloos en troosteloos…

Dat is de klacht van Job ook – en neem die maar serieus want die klacht is de wereld niet uit –

“waar is dan mijn hoop, mijn hoop, wie kan die nog bespeuren?”.

Maar daar is Job wel naar op zoek, hij krabt langs de muren van de ellende naar een uitweg.

 

Er is geen sprake van dat Job bedoelt dat de dood een oplossing zou zijn,

als toch niet meer dan een biologisch proces dat nou eenmaal bij het leven hoort.

Nee, de dood is de laatste grimmige vijand die elk mens aan het eind tegenkomt.

En daar windt de bijbel geen doekjes om, daar komt een Job onverbloemd voor uit…

maar hij legt zich er ook niet bij neer, hij worstelt om er bovenuit te komen.

Want hij kende God als zijn Schepper. God is toch de God van het leven…

en daarom kan het toch niet en mag het toch niet dat de dood het laatste woord heeft.

Zoals wij er tegen aan lopen, tegen de verwoestende kracht die die vijand nog heeft

maar als we weten van de levende God en een levende Heer, we grijpen naar troost

en het houvast: en toch, er is hoop, dankzij de laatste Adam die de dood te sterk is.

 

2. en toch is er hoop!   dankzij de laatste Adam.

 

Nee, de dood hoort van huis niet in thuis in Gods wereld.

Dat wist Job ook wel. Dat dood te maken heeft met zonde, en dat hij niet zonder zonde is-maar dat wat hij moet lijden, over hem komt als vergelding voor erge zonden, dat wil er niet in bij hem.

En dat terwijl zijn vrienden de oplossing klaar hadden: Job, biecht maar op wat je op je kerfstok hebt,

want de geloofsleer zegt toch dat God de goeden beloont en de kwaden straft – nou dan!

Job kan daar in zijn eigen geval niet mee uit de voeten – waar heb ik dit erge aan verdiend?

 

Kijk, en zie je wat opmerkelijks in het spreken van Job.

Dat hij namelijk zich beroept op God tegenover God.

Hij voelt zich staan voor Gods rechtbank, nota bene aangeklaagd door zijn eigen vrienden

en die schijnen gelijk te hebben ook dat God hem straft voor waar Job geen weet van heeft.

Nou, zo in het nauw zoek je de beste advocaat die je maar kunt krijgen….en dat is God zelf!

Kijk maar naar dat merkwaardige dat Job zegt in 17: 3: “God, stel uzelf borg voor mij, want wie staat er anders voor mij in?” – in de vorige vertaling nog meer bijzonder: “Stel uzelf als mijn borg bij U”.

Wilt U in dat proces dat U me aandoet, en waarin U de Rechter bent, ook mijn Advocaat zijn?

 

Ik weet niet hoe het u gaat, maar ik vind dat verrassend en bevrijdend.

Wat kun je juist als kind van God het soms moeilijk hebben met wat je overkomt.

Extra moeilijk als je eraan vast wilt houden dat niets buiten God om gaat…..dat was juist

het probleem voor Job, dat God hem dat lijden aano, als dat deed: waarom, waarom?

Maar dan kiest Job niet voor de vluchtweg van veel mensen vandaag:

God zal wel niks met dat lijden te maken hebben, God kan het ook niet helpen.

Nee, Job legt zijn zaak aan de Here voor, en smeekt God het voor hem op te nemen

…niet zozeer tegen zijn vrienden, ook dat, maar vooral: tegen God zelf.

Ziet u hoe nog zo diep in het OT de figuur van de grote Advocaat al komt opdoemen:

Jezus Christus, Gods eigen Zoon, die voor mensen als Job en u en ik pleit bij de Vader….

en die zelfs zijn leven ervoor gegeven heeft om Job en om ons het leven te redden?

 

Ja, en de gelovigen onder het oude verbond konden zich er ook niet bij neerleggen

dat de dood het einde zou zijn: God laat toch niet los wat Hij zelf maakt en uitkiest.

Later is de Here Jezus er helder over: God is geen God van doden maar van levenden-

voor Hem leven ze allen die al lang gestorven zijn.

Je vindt dat geloof toch ook al bij Job al doorschemeren en zelfs doorbreken.

Al worstelend en zoekend naar een uitweg hoor je verlangen doortrillen:

zou een dode weer tot leven kunnen komen? je zou zeggen: wat een vraag, nee natuurlijk

maar daar kun je als je in de God van het leven gelooft toch niet in berusten?

nee, dan verlang je naar meer, grijp je naar leven zelfs over het graf heen

hoor maar:                 als een mens sterft – kan hij dan herleven? 

o, als dat eens waar was…dan zou ik heel mijn tijd uitdienen,

                                      totdat ik werd afgelost,

                                     U zou me roepen en ik zou antwoorden,

                                     U zou terugverlangennaar het werk van uw handen.

Ja, en dan zouden de zonden vergeven en vergeten zijn:

                                     U zou al mijn stappen tellen maar geen acht slaan op mijn zonden.

U zou mijn wandaad in een buidel weggesloten hebben

                                     en mijn  fouten hebben toegedekt.

 

Gemeente, dankzij de Here Jezus – die Paulus later de laatste Adam noemt –

is dat heerlijk werkelijk geworden: volkomen verzoening van al onze zonden.

Die zonden worden weggedaan zover het oosten verwijderd is van het westen,

ze worden gedumpt in de diepe oceaan om nooit meer opgedoken te worden.

 

En dat maakt het sterven en het graf ook totaal anders.

We hebben dat beleden in zondag 16: sterven is niet meer straf voor de zonden

maar voorgoed van zonden en de gevolgen ervan verlost krijgen we eeuwig leven.

Zoals we het vanmorgen vierden: er is dankzij Jezus’ dood voor ons eeuwig leven.

Die troost mogen we meenemen door moeiten heen en tegen de dood in:

als ons leven met Christus is, komen we als we sterven nog dichter bij Hem..

en hebben we uitzicht op een compleet herstel als ook ons lichaam heerlijk wordt opgewekt.

 

God heeft dat licht ook al voor Job doen opgaan midden op de puinhoop van zijn leven

met een ziek en verminkt lichaam en eenzaam zelfs in zijn huwelijk en onze zijn vrienden:

maar ik weet: mijn redder,  leeft!  Eens zal Hij komen en dan wordt het goed.

Wat een evangelie al: hoezeer mijn huid is geschonden, en straks verteert in het graf,

zal ik met eigen ogen mijn God aanschouwen. In de hemel eerst. En straks hier op aarde.

Daar wordt lijden niet minder van. Daar wordt sterven niet minder afbraak door.

En toch: er is hoop. Leven zelfs als je moet sterven.

Ik weet: mijn redder leeft! en ik zal leven! Nee, mooier nog: ik mag nu al echt leven!

 

3. en toch is er hoop.  tot aan de laatste snik.

 

Ik bedoel dat anders dan de gewoonlijke betekenis.

Tot je laatste snik wil zeggen: tot het eind van je leven, tot je de laatste adem uitblaast.

Nou, zolang mag je op je Heer hopen, en je Vader aanroepen, zelfs in de allermoeilijkste momenten.

Die verwachting kan een mens helpen om vol te houden.

Als je zonder God alleen bestaat tussen wieg en graf…en het wordt echt uitzichtloos moeilijk

of het leven heeft je voor jouw besef niks meer te bieden, waarom stap je er niet uit?

Maar als je mag geloven dat de heerlijkheid straks veel groter is dan nu het lijden zwaar,

mag je uitkijken naar je God die op je wacht en die op zijn tijd zijn kinderen thuishaalt..

en met God ernaar hunkeren: in dit lichaam zal ik God aanschouwen. Hoop die leven doet.

 

Maar ik bedoel met dit ‘tot aan de laatste snik’ dat we nog verder vooruit mogen  kijken.

Want er komt een dag dat echt voor het allerlaatst gehuild en gerouwd en geleden is.

Als die volkomen heerlijkheid komt en de laatste traan door God zelf is gedroogd.

En alleen nog het lied overblijft: om God daarin eeuwig te prijzen!

Een mooi vooruitzicht, om elkaar mee te bemoedigen.

Geve God dat bij al die vragen rond leven en dood

van zovelen die niet weten waar ze het moeten zoeken

of die zo moeten lijden dat het niet meer te dragen is voor een mens…

zijn evangelie en zijn christenen een reddingsboei voor velen mogen zijn – tot leven!

                                                       amen                                                

 

 

 

 

 

Zondag 21 Heid.Cat. : de kerk

liturgie morgendienst zondag 10 februari 2013

schoollied:  Lied 300: 1

(gezongen) votum en groet

zingen:        Lied 301: 1,3,5

wet van de HEER (Ex 19: 3-6; 20: 1-17)

zingen:        Ps. 119: 30,40

gebed

Schriftlezing:  Jesaja 43: 15-21

zingen:        Ps. 117

Schriftlezing:  1 Petrus 2: 1-10

zingen:        Ps.  118: 8,10

verkondiging:  zondag 21

zingen:        Gz. 118 (1,2,3)

gebed

collecte

zingen:        Ps. 106: 21,22

zegen

————————————————————————————————————

Gemeente  van onze Heer Jezus Christus,

 

Het gaat vanmorgen dus over ons….want de kerk….dat zijn wij.. toch?

Nou, daar zit veel in, en daar komen we nog wel op terug zo meteen.

Vooraf wel even dit: het is maar hoe je het zegt en bedoelt: de kerk zijn wij.

Laat ik het zo zeggen: de volgorde van hoe je dat zegt maakt heel veel uit.

Stel dat je het zo zegt:  wij zijn de kerk – dan begin je bij jezelf, bij wie je bent en hoe je

het doet en geregeld hebt, en dat is dan de kerk – en zomaar sluit je anderen uit: zij niet.

Ware en waardevolle elementen van wat we belijden over de kerk, zoals de drie ‘kenmerken

van de ware kerk’ (zuivere prediking, juiste bediening van doop en avondmaal, en de tucht)

zijn nogal eens gehanteerd als vooral een meetlat om andere kerken aan af te meten

en te beoordelen, en vaak ook om hen vervolgens af te serveren als niet ‘ware kerk’.

Terwijl anderen van hun kant dan wel het nodige op ons hadden aan te merken.

 

Ik denk dat het andersom zeggen meer in de lijn komt: de kerk, dat zijn wij…..

Ik bedoel dat de kerk niet een of ander instituut is buiten ons of boven ons maar

uit mensen bestaat en dat wij daarbij mogen horen – dat ook wij samen kerk zijn.

Denk aan antw. 55 als typering van de kerk:  ‘de gemeenschap van de heiligen’, van

de gelovigen: ieder persoonlijk en allen samen gemeenschap met en door Christus.

En dan komen vervolgens die kenmerken in beeld, allereerst als een meetlat om onszelf

aan af te meten, en kritisch naar onszelf in die spiegel te kijken: hoe gaat het met ons,

en hoe staan we ervoor, en wat betekenen we voor God en voor elkaar en voor anderen….

Zijn wij echt samen wat kerk zou moeten zijn; functioneert die band aan Christus en

aan elkaar en hoe: allereerst binnen eigen gemeente, en daarna met ook anderen…

Ja, en waar zijn we kerk voor:  als doel in onszelf of gericht op onze God en op zijn eer,

en dan ook, namens die God en in opdracht van Hem en gebonden aan Hem, met een

boodschap en een taak naar buiten – herken je iets in die cartoon…of niet…

 

Toch,  toen ik net zei:  het gaat vanmorgen dus over ons, de kerk zijn wij,

begon ik natuurlijk wel aan de verkeerde kant, want als je het over de kerk hebt,

moet je bij God beginnen,  want de kerk is van God en is er alleen door God en

is er ook voor God – het woord kerk (kuriakè) is: van de Kurios, van de Heer.

Andersom ook: wie van die Heer zijn en bij die Heer willen horen en samen dieHeer willen

volgen, herkennen elkaar en hebben wat – hebben alles en vooral die Heer met elkaar –

en die zoeken als het goed is elkaar op en steunen elkaar en trekken samen op.

Vandaar (antw 55) over de ‘gemeenschap van de gelovigen’  die (antwoord 56)

ieder voor zich en ook samen van genade willen leven, en van Gods vergeving

Ja, en “ik geloof dat ook ik (u, jij) van déze gemeente een levend lid ben en

eeuwig zal blijven”de kerk, dat zijn wij ook – daar mag ik ook bij horen –

wees er maar verwonderd over, dankbaar, en zet je in om dan ook kerk te zijn.

 

                  De kerk

1.  Gods eigendom

2.  Gods spreekbuis

3.  Gods visitekaartje

 

1. De kerk als Gods eigendom

 

Als je het over de kerk hebt, als je iets wil begrijpen van wat de kerk is, dan moet

je hoog inzetten en ver teruggaan, tot op God zelf – de Zoon van God – en tot waar

God met mensen begon:  dat de Zoon van God – uit het hele menselijke geslacht –

vanaf het begin van de wereld al en tot vandaag en hierna – mensen uitkiest en tot

een volk maakt, en tot een gemeente maakt, en ze bij elkaar houdt, en ze beschermt…

Dat gaat dus veel hoger en dat strekt veel verder en dat gaat veel dieper  dan wat

mensen die ergens in een dorp elke zondag in een gebouw bij elkaar zitten en in de

week ook nog wat dingen samen doen;  dat hoort er bij en dat is belangrijk maar het

is maar een klein stukje van dat grote plan waar God mee bezig is en waar Hij ook ons

een plekje in geeft  – ieder met zijn of haar eigen mogelijkheden en beperkingen,

als hopelijk en naar het mogelijk is en God het geeft een ‘(mee)levend’ onderdeeltje.

 

Let er vooral ook op wat de vraag is: wat – nee,  niet wat zie je of wat ervaar je van en

in de kerk, maar: wat gelooft u en geloof jij van de heilige,algemene, christelijke kerk.

En als die vraag wordt gesteld: wat geloof je…..dan gaat dat uit boven wat we er al

van zien of niet van zien, wat er soms juist haaks op staat, en lang niet in de haak is.

De kerk wordt gevormd door mensen, wordt vaak beschadigd en uit elkaar getrokken

en lelijk gemaakt door mensen, maar de kerk hangt gelukkig niet af van mensen.

Zondag 21 weer: de Zoon van God vergadert en beschermt en onderhoudt zijn kerk.

Zeker van de kerk geldt dat God in zijn trouw nooit loslaat waaraan Hij ooit begon.

 

Nou, daar draait het ook om in de twee bijbelgedeelten die we hebben gelezen.

In het OT, in Jes. 43 zegt God over Israël : “dit is het volk dat Ik mij gevormd heb,

het zal mijn lof verkondigen”; wat in 1 Pet. 2 bijna letterlijk terugkomt en wordt

toegepast op de gemeente van het nieuwe verbond, de kerk uit alle volken en

in alle tijden: een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te

verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbare

licht” ; en zondag 21 begint ook eerder en hoger dan wat wij vandaag kerk noemen:

“dat de Zoon van God uit het hele menselijke geslacht zich een gemeente, die tot

het eeuwige leven uitverkoren is, van het begin van de wereld tot aan het einde

vergadert, beschermt en onderhoudt” – de kerk begint bij God en komt uit bij God.

Je komt onder de indruk als je op je in laat werken wat God ervoor over had en

ervoor over heeft om mensen naar zich toe te halen en bij zich te houden – en dat

was eeuwen en eeuwen met dat speciale volk Israël;  eerder in Jesaja 43 zegt God

van dat toch best dwarse en vaak ondankbare volkje dat Hij zoveel waarde aan hen

hecht en zoveel voor ze over heeft dat Hij daar alle andere volken voor wil inruilen-

Ze moesten allemaal aan de kant om God en zijn volk door te laten en ruimte te geven:

Egypte, de inwoners van Kanaän, Moab, de Filistijnen,  later de Babyloniërs en Perzen…

Maar het allergrootste bewijs van Gods liefde voor mensen waarvoor Hij gekozen had,

is wel het inzetten en opofferen van die eigen Zoon van God, die de mens Jezus werd

en die zijn leven gaf om mensen te redden – ook jou en mij – en zich een kerk te vormen.

Eerder sc hrijft Petrus dat in zijn brief (1: 18-19) :  “U weet immers dat u niet met zoiets

vergankelijks als zilver of goud bent vrijgekocht uit het zinloze leven dat u van uw voorouders

had geërfd, maar met kostbaar bloed, van een lam zonder smet of gebrek, van Christus”.

Dat is de prijs die God betaalde voor jou en u en mij – en voor al die anderen wereldwijd.

Zeker daarom is het oppassen om niet te gauw anderen af te schrijven als niet – echt – kerk.

En is er wel degelijk wat van aan dat we dat werk aan de kerk waar God mee bezig is niet

kunnen overzien en niet kunnen meten: “God kiest de zijnen uit en Hij roept die allen” – en

dat wordt zichtbaar en concreet waar mensen samen Jezus volgen en Gods gemeente zijn.

 

Weet u, het geeft ook rust als we tegen onszelf en elkaar blijven zeggen dat de kerk Gods

eigendom is en dus niet van ons of van wie ook maar – zondag 1 leert me dat mijn enige troost,

mijn enig houvast is dat ik onder alle omstandigheden “het eigendom ben niet van mijzelf maar

van mijn trouwe Heiland Jezus Christus die voor al mijn zonden heeft betaald en mij uit alle macht

van de duivel verlost” – nou, pas dat ook maar toe op ons samen als gelovigen, op de kerk.

Wat in zondag 21 ook staat trouwens: de Zoon van God beschermt en onderhoudt zijn kerk.

Wij kunnen dat niet en we hoeven dat niet en dus moeten we ook niet doen alsof we alles

in de grip moeten willen en kunnen houden – hoeven we ook niet overbezorgd te zijn:  als

het anders loopt dan wij denken en hopen, als de kerk in ons land kleiner lijkt te worden,

als veranderingen wel erg snel gaan en we ons misschien wel eens afvragen of er over twintig

of vijftig jaar wel een Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt) is….lees je eigen belijdenis dan maar

(art. 27 NGB): “deze kerk” – niet de vrijgemaakte  kerk in  Nederland maar de heilige algemene christelijke kerk – “is er geweest vanaf het begin van de wereld en zal  er zijn tot het einde toe,

want Christus is een eeuwig Koning, die niet zonder onderdanen kan zijn” ; daar ligt dat geweldige geheim van Gods keus achter: ‘uitverkoren tot het eeuwige leven’ – wat geweldig dat wij daar ook bij mogen horen – dat God ook koos voor mij – dat ik van die kerk lid mag zijn – vertrouw maar op je Heer die zelf zijn kerk bewaart – en wees maar trouw op je eigen plekje als wie je bent en met wat je kunt.

 

2.  De kerk als Gods spreekbuis

 

  “De Zoon van God vergadert zich een gemeente uit het hele menselijke geslacht” – brengt mensen bij elkaar om zijn volk te zijn,zijn kerk, en er staat ook bij dat Hij dat doet “door zijn Woord en Geest”.

Dus is de kerk niet een afgesloten geheel, met dikke muren erom, en de deur hermetisch op slot.

Nee, dat werk van God aan en door zijn kerk is altijd in beweging, erop gericht om mensen binnen te halen en mee te nemen, om zoals Jezus dat zegt een licht te zijn voor de wereld, zichtbaar voor de

mensen erom heen en met de opdracht om de boodschap van God door te geven en uit te stralen.

Dat was al zo in het oude verbond, ook al leek het alsof God zich tot dat ene volkje Israël beperkte,en Hij al die andere volken aan hun lot overliet – zelfs de hele wereld wilde inruilen voor dat ene Israël.

Toch was de keus voor Abraham en Israël erop gericht de Redder van de wereld in die wereld binnen te brengen en had God al tegen Abraham gezegd: door jou zullen alle volken delen in mijn zegen.

 

Nou, en als in Jesaja 43 de HEER aankondigt dat Hij dat volk dat Hij heeft gevormd tot zijn speciale volk weer zal gaan bevrijden en terugbrengen in het eigen land, staat er met nadruk bij dat dat volk

de taak heeft om in en vanuit dat eigen land en naar de andere volken toe ‘zijn lof te verkondigen’.

In psalmen klinkt dat ook door, zoals in Psalm 117: “Loof de HEER, alle volken, prijs Hem, alle naties; zijn liefde voor ons is overstelpend, eeuwig duurt de trouw van de HEER” – dat is al een boodschap

in zichzelf, Gods liefde en trouw, zijn bevrijding, zijn inzet, voor dat kleine kwetsbare volk Israël – een volk dat met en zonder woorden Gods spreekbuis mag en zal zijn in Gods veel grotere wereld……

 

Je ziet er tegelijk in hoe God is doorgegaan en hoe inderdaad er door Jezus een nieuw verbond is en hoe die oude boom is uitgegroeid met steeds weer nieuwe takken – een volk uit alle volken – hoor maar weer Petrus:  “eens was u geen volk (mensen uit allerlei volken met allerlei talen, die niks met

elkaar hadden en zeker niks hadden met de God van Israël) nu bent u Gods volk, eens viel Gods

ontferming u niet ten deel, nu wordt zijn ontferming u geschonken”  – dus weer: geen reden om ons ook maar ergens op te beroemen, om die eretitels te gaan claimen als pluimen op onze hoed

(een uitverkoren geslacht, een volk dat Gods eigendom is, ware kerk, of wat dan ook maar), het

zijn allemaal wegwijzers naar God – in lijn met Jesaja 43 – “het volk dat Gods lof zal verkondigen“,

en 1 Petrus 2: “een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis” – waar we allemaal van huis uit in terecht gekomen zijn door onze zonden –

“geroepen heeft tot zijn wonderbare licht” ; de kerk is er in de wereld om te verwijzen naar Hem die het licht voor de wereld is, naar Jezus die gekomen is opdat iedereen die in Hem gelooft, eeuwig leven zal hebben – naar God die zijn wereld liefheeft, zijn schepping, zijn mensen – en die niet wil

dat iemand verloren gaat maar dat ze allemaal tot bekering komen en voor en met Hem leven.

 

We zijn er als kerk, ook als Gereformeerde Kerk vrijgemaakt in Broek op Langedijk, dus maar niet om onszelf in leven te houden, en al helemaal niet om ons eigen bestaansrecht te bewijzen, of om

ervoor te zorgen dat we het vooral goed en veilig hebben met elkaar, achter gesloten deuren en dikke muren- ook wij  zijn bestemd om de grote daden van onze God, om de redding die er is door de

Here Jezus, en de vernieuwing die je mag ervaren als de Heilige Geest je leven leidt, door te geven.

 

Dan kun je denken aan die opdracht van de Heer om aan de mensen om ons heen te laten weten en te laten zien dat we een grote God hebben en dat Jezus zijn leven gaf om mensen leven te geven:

maak alle volken (mensen uit alle volken) tot mijn leerlingen“, en geef door wat Ik jullie geleerd heb.

Een opdracht die niet alleen aan dominees en zendelingen is gegeven, maar aan de kerk als geheel.

Wat op allerlei manieren en plekken invulling kan krijgen:  bij Hart voor Heerhugowaard,  in Benin, maar net zo goed in uw straat,op je werk,door een Alphacursus, via Facebook -noem maar op.

God vertrouwt zijn woorden aan de gemeente toe om die niet voor zichzelf te houden maar ze door

te geven;  de kerk Gods spreekbuis :  wat komt op de mensen over als ze ons horen, en bezig zien..?

 

3.  De kerk als Gods visitekaartje

 

Gods grote daden verkondigen, dat wordt hoorbaar maar misschien wel allereerst zichtbaar – het

gebed blijft daarom nodig: geef dat niet uw woorden stukbreken op de daden van uw kerk – op wat wij als christenen en als kerk waarmaken – of niet – van de woorden die we doorgeven aan anderen – geef Heer, dat we  door onze houding, onze praat, ons gedrag, uw visitekaartje in uw wereld zijn.

Eigenlijk is dat beeld van de kerk als Gods visitekaartje wat Paulus aan de kerk van Korinte schreef (2 Kor. 3 dat we vorige zondag lazen): “u bent een brief van Christus, voor iedereen te zien en te lezen“.

 

Helaas komt daar vaak nog veel te weinig van terecht, en is van de kerk en kerkmensen te zien is

anti-reclame voor God – de HEER heeft Israël vaak verweten dat zij aanleiding waren dat andere volken slechte dingen dachten en zeiden over de God van Israël – en de kerk heeft het er door de eeuwen heen vaak niet veel beter afgebracht:  hoeveel mensen zijn niet afgeknapt op kerkmensen?

Dus is alle reden ons af te vragen wat ervan te merken is dat we bij die God horen die liefde is, die

oog en oor en hart voor mensen heeft , en dat we een Heer hebben die kwam om mensen te dienen.

 

Lees  het vervolg van 1 Pet. 2 over een goed leven leiden midden onder anderen: ” opdat zij tot andere gedachten over u komen, en opdat ze door uw goede daden God eer gaan bewijzen.

Jezus zei:  “Laat jullie licht schijnen voor de mensen zodat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel”.    Wees Gods visitekaartje.   Wees echt KERK.    Samen!

 

amen

 

Zondag 20 Heid. Cat. : de Geest maakt feest

liturgie middagdienst zondag 3 februari 2013

 

votume en groet

zingen:    Ps. 104: 8,10

gebed

Schriftlezing: 2 Kor. 3

zingen:    Ps. 51: 5,7

verkondiging: zondag 20

zingen:    Lied 477 (1,2)

geloofsbelijdenis van Nicea

zingen:    Gz. 134: 6

gebed

collecte

zingen:    Lied 305 (1,2)

zegen

amen:     Lied 456: 3

———————————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, geliefd door de Vader, en bijeengehouden door de Geest,

 

Wat gelooft u van de Heilige Geest?

Nou….dat is nog zo simpel niet, om daar meteen een antwoord op te geven….

Juist in onze tijd is daar veel over te doen en wordt er veel over nagedacht en geschreven.

Als je de bijbel nazoekt op al die teksten die over de Heilige Geest gaan…gaat het je duizelen.

Maar als je naar zondag 20 kijkt, is de catechismus dan niet erg zuinig en sober over de Geest?

Je hoort niks over al die vaak besproken lastige thema’s als ‘vervuld zijn van de Geest’  en ‘met

de Geest gezalfd worden’, over gaven van de Geest, laat staan over wat vooral lijkt te horen

bij Pinksterkerken als tongentaal en gebedsgenezing, of over de zonde tegen de Heilige Geest.

 

Het antwoord is zo kort mogelijk gehouden lijkt het wel: de Heilige Geest is samen met de

Vader en de Zoon echt en eeuwig God…en die Geest is ook aan mij en aan u en jou gegeven – en

dat om me eigen te maken wat Christus voor mij heeft gedaan, en om er altijd voor me te zijn.

Dat is het wat de catechismus te zeggen heeft over de Heilige Geest, en blijkbaar is dat genoeg.

Waarbij we wel moeten bedenken dat door heel de catechismus heen de Heilige Geest ter sprake komt, bij heel wat onderwerpen, als verdere uitwerking en invulling van die korte zondag 20.

 

Nou, en als je er wat meer over nadenkt, is het toch wel heel knap om in een paar zinnen de kern

weer te geven, en laat het maar eens goed en vaak op je inwerken hoe geweldig dat eigenlijk is:

de Heilige Geest die samen met de Vader en de Zoon echt een eeuwig God is –is ook mij gegeven.

Dus eigenlijk is de Heilige Geest: God die zich aan mij geeft, zich aan mij verbindt, in mij wil wonen.

Of – met dat lied dat we aan het eind van de dienst gaan zingen-:  de Heilige Geest “schrijft in onze

harten het geheim van Vaders grote daden”, maakt ons eigen wat Christus ook voor mij gedaan

heeft, en wil zo aan me en in me werken dat ik steeds meer op Jezus mijn Heer ga lijken – want troosten is maar niet mijn tranen drogen en me moed inpraten maar het is veel meer: mijn steun en toeverlaat zijn, mijn kritische tegenstem, mijn gebedskracht, mijn leeslamp om de bijbel te lezen en  op me in te laten werken, mijn geweten dat we wakker schudt, mijn geloofsmoed, mijn soulmate…

Goed om dan wel weer dat eerste te bedenken: die Geest die Heer is, samen met Vader en Zoon

echt en eeuwig God -zo dicht wil God ons op de huid zitten en in onze huid kruipen – ons aan Jezus verbinden zodat het wordt ‘Hij in mij en ik in Hem’, en ons op weg houden en thuisbrengen bij Vader.

 

Vanmiddag willen we inzoomen op enkele kernmomenten daarvan, aan de hand van 2 Korinte 3

 

 

   De Geest maakt feest

1. de Geest maakt levend (2 Kor. 3. 6-7)

2. de Geest maakt vrij (2 Kor. 3: 17)

3. de Geest maakt mooi  (2 Kor. 3: 18)

 

1. De Geest maakt levend   (2 Kor. 3. 6-7)

 

‘Die Heer is en levend maakt’ – dat gaan we straks belijden over God de Heilige Geest.

De bijbel begint er meteen mee, in het tweede vers van de bijbel dat over de schepping gaat:

“In het begin schiep God de hemel en de aarde en duisternis lag over de oervloed,  maar Gods

Geest zweefde over het water” – en daarna wordt verteld over licht en leven, over planten en

dieren, vogels en vissen, en tenslotte over de mens die God maakte als zijn evenbeeld – en dan

komt weer de Geest in actie: “toen maakte God, de HEER, de mens. Hij vormde hem uit stof, uit aarde, en blies hem levensadem in de neus, en zo werd de mens een levend wezen” (Gen. 2:7).

Goed om te weten dat in de bijbel hetzelfde woord gebruikt wordt voor geest, adem, en wind.

Je zou de Geest die van de Vader en de Zoon uitgaat, ook de adem van God kunnen noemen,

God als de God die leven wekt en leven in stand houdt – niet alleen van de mensen maar van

heel de natuur, we zongen ervan: “de adem van de Geest brengt hen tot leven, het aardrijk

wordt een nieuwe bloei gegeven; je ziet het om je heen  als het lente wordt en alles gaat bloeien.

Later in de bijbel staat: “God de Geest  heeft mij gemaakt, de adem van de Ontzagwekkende

doet mij leven” (Job 33:4) en de keerzijde een hoofdstuk later: “Als Hij (God) zijn aandacht alleen op zichzelf zou richten en Hij zijn geest en zijn adem (!)  voor zichzelf zou bewaren, dan zou al wat

leeft onmiddellijke te gronde gaan en de mens zou terugkeren tot stof ” (Job 34:14) – in een andere

psalm zingen er daarom dat God onze Vader, “die ons zelf uit aarde heeft genomen, weet, dat wij,

 uit stof aan het licht gekomen, alleen maar  leven op de adem van zijn stem=door zijn Geest.

 

Kijk, en trek dan de lijn door naar ons leven als mensen die verworteld in God en levend op de adem van zijn stem, van die wortels zijn losgeraakt en niet meer beantwoorden aan hun bestemming…en dan kom je tot je verrassing en als bewijs van Gods genade weer de Geest tegen die levend maakt.

Precies op dat punt kunnen we inhaken op dat betoog van Paulus in dat hoofdstuk dat we net lazen.

Hij noemt daar de gemeenteleden van Korinte ‘een brief van Christus’, leesbaar voor alle mensen.

Niet een brief van papier, met letters van inkt die na verloop van tijd verbleken en onleesbaar worden – maar “met de Geest van de levende God”– weer die Geest! –   die schrijft in het hart van mensen – daarmee is bedoeld dat God door zijn Geest ook in Korinte mensen heeft veranderd en van binnenuit vernieuwd, zodat als je ze ontmoet, dat te merken is aan hun houding en hun gedrag.

 

Dat is het wonder van nieuw leven: waar dood was als gevolg van los van God zijn en losgeslagen van de wortels van je bestaan, daar is alweer die Geest die levend maakt als een ‘ nieuwe schepping’.

Het uitzicht in dat sombere cat. antwoord 8 op de vraag of we dan zo hopeloos eraan toe zijn dat we

helemaal onbekwaam zijn tot het goede en uit op het kwade: “ja….behalve wanneer wij door de Geest  van God opnieuw geboren worden” – anders gezegd: omdat Christus de schuld voor ons wilde

betalen en ons denken en voelen en doen en laten wil vernieuwen en veranderen door Gods Geest die  in ons en met ons aan het werk gaat,  en die ons al meer weer laat lijken op wie Jezus was en is.

 

Paulus heeft het in dat verband over Gods nieuwe verbond, beter en sterker dan het oude verbond.

Daarmee wordt niet dat oude verbond als afgedaan en mislukt aan de kant geschoven – ook in de tijd

van Mozes straalde Gods luister fel, zelfs zo dat de mensen het niet konden aanzien en Mozes die luister van God die van hem uitstraalde elke keer als Hij God gesproken had,  moest afschermen.

Ja, en de wetten van God waren en zijn goed, bedoeld om mensen het goede leven te leren en bij dat goede leven te houden;  maar toch was de straling van Gods majesteit en wet al te vaak dodelijk,  en

dat kwam vanwege het harde hart van ook Gods eigen volk ;  weer dat cat.antwoord: niet in staat God lief te hebben, niet in staat het goede te doen, maar uit op het kwade; en dan kan die goede wet een mens alleen maar veroordelen, zoals Paulus hier zegt: de letter van die wet is dodelijk.

Zoals een wetboek van strafrecht dat zonden blootlegt en de schuldige wel moet veroordelen……

 

Ik las: “Voor het oude verbond is kenmerkend dat er een wet is die geschreven is op stenen tafels, een wet die buiten ons is, waar we ons aan moeten houden, maar waar we ons niet aan kunnen houden” Daar is de geschiedenis van het volk Israël een schokkend voorbeeld van, als een eeuwenlang vervolgverhaal van vallen en opstaan en weer vallen,schuld en straf en boete en weer nieuwe schuld.

En  ook Paulus zelf is een voorbeeld van hoe mis het kan gaan als je denkt en probeert dat je het zelf wel een heel eind brengt als je regels buiten jezelf probeert na te leven zonder je hart te volgen.

Todat hij erachter komt dat hij er juist verder door van huis kwam en hem het Licht opging: Jezus!

Jezus, door God gestuurd, ‘vol van de Geest‘,  met het evangelie van vrijspraak voor schuldigen en bevrijding voor gebondenen en genezing van ziekten en kwalen, en vernieuwing van verstarde levens, en dat  door kruis en graf heen, en dan wordt in al zijn volheid de Geest uitgestort op wie van Christus zijn – dat is echt en voorgoed een nieuw verbond.

 

Daarom kan die schrijver die ik net aanhaalde verder gaan: “Voor het nieuwe verbond is kenmerkend

dat de wet van God niet langer buiten ons is, maar in ons binnenste wordt gelegd en in ons hart wordt geschreven door de heilige Geest” – Paulus zegt: de overweldigende luister van wat de Geest tot stand brengt doet de glans die vroeger van Mozes afstraalde verbleken – en ik hoef  er toch niet bang voor te zijn en me ervoor af te schermen, want het is niet een dodelijke straal maar zonlicht dat leven brengt en me tot groeien en bloeien brengt, dat me blij maakt, en me steeds meer laat worden zoals ik ben bedoeld -meer bij 3:  de Geest laat me steeds meer lijken op mijn  Heer en mijn Vader!

 

2. de Geest maakt vrij (2 Kor. 3: 17)

 

Daar is de bijbel ook heel helder over: als de Heilige Geest een mens gaat vullen, brengt dat een heel andere manier van leven met zich mee: je wordt bevrijd van angst, van krampachtig je aan

regeltjes en wetten vastklampen alsof die je redding zijn, en alsof God je blijft afrekenen op je schuld.

Ik denk aan de bemoediging en tegelijk waarschuwing  van de apostel in Rom. 8: 15: “Allen die door

de Geest van God geleid worden, zijn kinderen van God“. Nou, en een kind is nooit een knecht, en al helemaal niet een slaaf – als je Gods kind mag zijn, mag je vrijuit met God praten in je gebed, hoef je niet bang voor God te zijn ook niet als je iets verkeerd hebt gedaan en dat gaat vertellen aan Vader,

en Hem gaat vragen om vergeving maar de deur staat altijd open, Vader heeft altijd tijd en aandacht voor je – en vooral: je hoeft je niet beter voor te doen dan je bent en niet jezelf waar te maken en steeds maar weer de liefde van Vader in de hemel te verdienen – Paulus gaat daarom ook verder:

“U hebt  de Geest niet ontvangen om opnieuw als slaven in angst te leven, u hebt de Geest ontvangen om Gods kinderen te zijn, en om Hem te kunnen aanroepen als ‘Abba, Vader”. En als je daar wel eens

aan twijfelt:“de Geest zelf verzekert onze geest dat wij Gods kinderen zijn”.Dat geeft ruimte en moed!

 

Nou, en die zekerheid dat we echt kinderen van Vader in de hemel zijn en dat we vrij zijn van wat ons gebonden kan houden en bang kan maken, die geeft de Heilige Geest door ons elke keer weer

te verzekeren van Gods liefde door Jezus, en ons Jezus te laten ontmoeten als we de bijbel lezen, en ook door ons te helpen om te bidden – weer Paulus: als wij niet weten wat en hoe te bidden, bidt de Geest voor ons en met ons mee – en dat als de Geest van Christus die uitdeelt van Christus verdiende.

 

Vanmorgen ging het daarover, over Jezus die bevrijdt van zonde, van schuld en schuldgevoelens, van angst en van dreigingen, en vooral van de veroordeling door de wet en van een verdiende straf – ik denk aan een andere brief van Paulus waar hij schrijft dat Christus ons heeft bevrijd opdat wij in vrijheid zouden leven en dat we daarom ons niet weer een of ander juk moeten laten opleggen.

 

Wat zomaar kan als we ons en elkaar binden aan bepaalde gewoontes of tradities of een of ander

keurslijf waarin we ons misschien wel veilig voelen omdat we bang zijn om zelf keuzes te maken en

te beantwoorden aan de bedoeling die God met ieder van ons heeft, en tegelijk de ander de ruimte te gunnen om dat weer op zijn of haar manier te doen, en om elk zijn of haar eigen gaven en talenten te ontwikkelen, de beperkingen te respecteren van elkaar, en ook niet bang te zijn of fouten te maken en daar dan weer van te leren, en om open te staan voor wat nieuw is en nog niet ontdekt.

 

In 2 Kor. 3 zet Paulus de nieuwe manier van Gods omgaan met mensen – dat heet het nieuwe verbond – tegenover de oude beproefde manier van een wet met allerlei gedetailleerde bepalingen.

Dat oude verbond was goed van God uit gezien, en bedoeld om een volk onderweg als kinderen op te voeden en bij de les te houden, maar gaandeweg trad verstarring op en werd het naleven van die wet een doel op zichzelf, bleef het een wet op papier (of op steen) en op een afstand – denk maar aan de botsingen van de Heer Jezus met wetgeleerden en farizeeërs, b.v. over de sabbat en over allerlei reinigingswetten en voedselvoorschriften – en Paulus zelf was zo opgevoed – hij hoorde bij de strengste en meest wetsgetrouwe Joodse partij en hij dat dat hij God daar een dienst mee bewees.

Totdat Jezus zelf hem een halt toeriep en op zijn totaal andere spoor zette en Paulus de schellen van de ogen vielen en hij de meest enthousiaste boodschapper werd van het bevrijdende evangelie.

 

Ik denk dat Paulus het ook over zichzelf had toen hij schreef wat we gelezen hebben over die sluier,

die deken, die over de lezing en voorlezing van de OT geschriften blijft als je Jezus er niet in hebt

herkend, terwijl als je wel in Jezus bent gaan geloven, je zijn licht opgaat en je de bijbel van Genesis

tot en met Openbaring met andere en nieuwe ogen gaat lezen:  dan gaat echt Gods liefde stralen!

 

Mensen kunnen last hebben van allerlei bindingen, angsten, verslavingen, zonden en wonden.

Soms zit je er zo in verstrikt dat het wel lijkt of je er nooit uit komt en nooit meer van los komt.

Daar is dan misschien wel hulp bij nodig, veel gesprek, therapie – maar zeker ook Gods Geest –

die je dicht bij Jezus wil brengen en wil houden, en zijn bevrijdende liefde je eigen wil maken.

Ik kwam ergens tegen dat ook allerlei woorden en gedachten van anderen of vanuit jezelf een gevangene van een mens kunnen maken, letterlijk dooddoeners als: dat wordt nooit meer wat met jou,  of. je moet er maar mee leren leven, of. ik ben nou eenmaal zo, of: vertel dit aan niemand.

 

Dat is niet de Geest van God want die wil juist ruimte scheppen en mensen in vrijheid stellen, want het is de Geest die op Jezus was en die Jezus met mensen wil delen, zoals Hij zichzelf aanwees als door God gestuurd om de profetie te vervullen:  “De Geest van de HEER rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd. Hij heeft mij gezonden om aam armen het evangelie te verkondigen, om te genezen

die gebroken van hart zijn, om aan gevangenen vrijlating te prediken en aan blinden het gezicht,

om onderdrukten (gebondenen) hun vrijheid te geven, en een genadejaar van de Heer uit te roepen”.

Waar dat evangelie klinkt, en wordt geloofd, en waar mensen zo leren léven, daar is vrijheid!

 

3. de Geest maakt mooi  (2 Kor. 3: 18)

 

Dat is waar het op uitloopt in dit hoofdstuk, en waar de Geest aan werkt en naar toe werkt:

“wij allen die met onbedekt gezicht (d.i. zonder angst, frank en vrij, met open oor en hart)de luister van de Heer aanschouwen, zullen meer en meer door de Geest van de Heer (dat is de Geest van Jezus onze Heer die Hem bezielde en die Hij met ons deelt)naar de luister van dat beeld worden veranderd.

Letterlijk staat er dat als de Geest van de Heer in en aan ons werkt, we een metamorfose ondergaan.

Het duidt het ingrijpende aan van die nieuwe geboorte waarover het eerder ging, als een totale

verandering van denken en voelen, van in het leven staan en omgaan met God en met elkaar, zodat

een mens echt een nieuwe schepping wordt en weer gaat worden zoals ooit bedoeld: Gods beeld.

 

Ja de weg daarheen is dat we steeds meer gaan lijken op Jezus want als je aan iemand wil zien wie God is, dan moet je naar Jezus kijken – die zelf zegt dat als je Hem gezien hebt, je de Vader ziet – en die een paar verzen verder het beeld van God wordt genoemd (2 Kor. 4: 4) – dus die metamorfose

door de Geest is het steeds meer gaan kijken als Jezus – met ogen vol liefde – en willen dienen als Hij en niet te trots zijn om de minste te willen zijn, en omkijken naar elkaar en open staan voor anderen.

 

Dat proces van heling en verandering is een levenslang project, en gaat met vallen en opstaan.

Maar als we op de kracht van de Geest vertrouwen en Hem aan het werk laten in ons leven, wordt het doel bereikt, en zullen we na dit leven volmaakt zijn: stralend, zonder vlek of rimpel.

Zo mooi!

 

amen                      

Lucas 4: 14-30 : Jezus preekt voor eigen parochie …of toch niet?

liturgie morgendienst zondag 3 februari 2013

votum en groet

zingen:         Ps. 61: 3,4,5

wet van de HEER

zingen:         Ps. 61: 6

gebed

Schriftlezing:   Lucas 4: 14-30

zingen:         Lied 168: 1,4,5,6

verkondiging

zingen:         Gz. 169: 3,4,5

gebed

collecte

zingen:         Gz. 119: 1,3,5

zegen

—————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Wie preekt er vanmorgen?

Nou, best apart: een student uit Kampen die  sinds kort mag rondpreken in de kerken.

Ja en dat niet alleen: we kennen die student allemaal want hij is er eentje van ons.

Die jongen is hier opgegroeid, heeft hier op school gezeten en op de jeugdvereniging.

Misschien herinneren sommigen nog van vroeger dat zoiets al eens gebeurd is…hier…

en misschien gebeurt het nog wel eens….hier.

Iedereen zit dan net wat meer op het puntje van zijn stoel: spannend, hoe zal hij het doen?

Je luistert extra welwillend of juist extra kritisch, in elk geval met net wat meer aandacht.

Ik denk:  zo ongeveer zal het zijn geweest toen Jezus voorging in die synagoge van Nazareth.

 

Voor hem bijzonder want wat had hij daar vaak gezeten: als jongen met zijn ouders, en later

als de timmerman van het dorp, samen met zijn broers in het gedeelte voor de mannen-  en

moeder Maria en de zussen zaten dan in de vrouwenafdeling – zo ging dat in die tijd en zo gaat het nog altijd bij de orthodoxe Joden –   in dat dorp waar ze al bijna dertig jaar gewoond hadden.

Dat dorp waar iedereen iedereen kende, en waar ze al heel wat gehoord hadden over wat hun

Joshua in andere plaatsen al had gedaan: hij schijnt geweldig te kunnen preken en hij doet ook

nog dingen die heel bijzonder zijn: zieken beter maken, zoals blinden en doven en verlamden.

Geen wonder dat de synagoge stampvol zit die morgen en dat het muisstil is als Jezus een

boekrol aanpakt en een gedeelte uit de bijbel voorleest en daarna daarover gaat preken.

Ja,  en het lijkt allemaal heel goed te gaan en ze vinden het allemaal fantastisch: wat een

prachtige preek is dat en dat voor die zoon van Jozef, voor die jongen uit ons eigen dorp!!

Het is dat het een kerkdienst is anders zou je spontaan opstaan en hard voor hem klappen….

 

Totdat….:  wat zegt hij nou…..maar dat is……hoe durft hij…..wat verbeeldt die Jezus zich….

Er zit in dat verhaal een kantelpunt, een moment dat de stemming omslaat de andere kant op, en

het loopt zelfs zo uit de hand dat ze Jezus vastpakken en meesleuren en Hem dood willen gooien.

Misschien dat je zeggen kunt dat het voorlezen uit de bijbel met de uitleg erbij in goede aarde viel, maar dat de toepassing aanvoelde als keihard op hun tenen staan en tegen hun schenen schoppen.

 

Dat zou zomaar ook vandaag aan de dag kunnen voorkomen,  b.v. dat een mooie heilshistorische preek, die uitloopt op de Here Jezus,  goed landt,  maar dat toespitsingen  op de man en vrouw af en over concrete zaken in het leven van ieder persoonlijk of de gemeente als geheel, of wat er mis kan gaan in de samenleving, op weerstand stuit en ergernis oproept: wat is dit, hier kan ik niks mee…..

 

Ja en als je het zo leest was de Heer er zelfs op uit om te shockeren en die felle reacties uit te lokken.

Zoals vaker het geval was want Hij was niet uit op applaus maar op geloof; Hij wilde ook in Nazareth

worden aanvaard, als maar niet de gevierde spreker of de knappe wonderdokter en ook niet als die

beroemde plaatsgenoot maar als inderdaad die beloofde die is gekomen om Gods goede nieuws te brengen, en dat  aan niet een select groepje of wie dachten recht op Hem en zijn hulp te hebben maar aan wie zich arm wisten en hulpeloos voelden – dat staat ook in die profetie van Jesaja 61-

(in de meeste handschriften – helaas niet in NBG-51 en NBV, wel in de Statenvertaling)  dat de Messias – gezalfd met de Geest – is gezonden  “om te genezen wie gebroken zijn van hart”.

 

Laten we nog wat scherper gaan luisteren naar Jezus en daarna kijken naar hoe het thuisfront reageert:      Jezus preekt voor eigen parochie…of toch niet?       

 

Jezus was terug in Galilea, de regio waar Nazareth lag en waar hij dus was opgegroeid en waar ook de meeste leerlingen vandaan kwamen – terug uit Judea waar Hij door Johannes was gedoopt en de Heilige Geest op Hem was neergedaald – en waar Hij in de woestijn de proef had doorstaan in de kracht van diezelfde Geest en met het wapen van Vaders woorden waar satan niet van terug had.

Je zou kunnen zeggen dat Jezus voor zijn examen was geslaagd en nu in Galilea rond mag preken.

Gods Geest werkt zelfs zo krachtig dat Jezus de prediking over Gods rijk en zijn redding onderstreept door te demonstreren dat Hij inderdaad de beloofde Redder is, en dat waar Gods rijk doorbreekt de tegenkrachten van zonde en ziekte en dood het moeten afleggen;  in Matt. 4: 16 staat dat Hij elke ziekte en elke kwaal genas en dat als gevolg van dat allemaal grote groepen mensen Hem, naliepen.

Je kunt je voorstellen dat de mensen diep onder de indruk zijn van deze nieuwe rabbi;  letterlijk staat er dat zijn ‘faam’,zijn reputatie, als een lopend vuurtje door Galilea gaat, en ook Nazareth bereikt.

 

Dan komt Jezus daar zelf ook weer, terug van weggeweest, en het wordt sabbat, en Hij gaat ‘volgens zijn gewoonte’  (wat anders is dan ‘uit gewoonte’)  naar de wekelijkse samenkomst in de synagoge.

Als volwassen man kon je gevraagd worden in de synagoge voor te lezen en uitleg te geven, en wie konden ze vandaag beter uitnodigen dan die rabbi van hier over wie zoveel mensen uit andere dorpen praatten en die steeds bekender en beroemder werd: geweldig dat U vandaag bij ons bent.

En Jezus nam graag de uitnodiging aan: wat is mooier dan ook hier het goede nieuws bekend maken dat het na heel veel eeuwen zover is dat werkelijkheid wordt waar profeten van verteld hadden en zoveel psalmen over gingen: de tijd van Gods genade is gekomen, hier staat Hij, de lang beloofde!

 

Heel bewust rolde Jezus daarom de boekrol af met de profetieën van Jesaja, tot bijna het einde,

die verzen uit hoofdstuk 61, die we net de Heer hoorden voorlezen, terwijl ze ademloos luisterden, en gespannen afwachten tot Hij ging zitten: zou Hij nog meer zeggen, zoals vaak de gewoonte was?

Er kwam inderdaad echt meer: wat Jesaja aankondigde is hier en nu werkelijkheid aan het worden!

Hij over wie Jesaja het heeft staat voor U: de Geest van de Heer rust op mij, want Hij heeft mij gezalfd (niet zo lang geleden, bij die doop door Johannes), en Ik kom ook aan jullie het goede nieuws brengen en wie gevangen zijn in schuld en zonde vrijlating brengen, en blinden weer open ogen, en mensen die onderdrukt zijn vrijheid teruggeven – de tijd van Gods genade is nu echt ingegaan!  Zo

ongeveer is dat bedoeld, wat raadselachtig klinkt: hier en nu wordt Gods sjaloom werkelijkheid!

 

Een uitlegger past het toe op wat hun in Nazareth ter ore was gekomen over de prediking van Jezus en over zijn wonderen:  wat jullie horen over Mij is wat in Jesaja 61 al is aangekondigd: blinden gaan zien,doven horen, lammen kunnen weer lopen, gebondenen worden bevrijd, en God vergeeft.

Nou, en dat verhaal slaat aan en valt goed:  woorden van genade, prachtig, die Jezus is onze man.

Waarbij ze inderdaad in hun achterhoofd hadden wat ze van de grote daden van hun Jezus hadden

gehoord, zoals b.v in het dorp waar Jezus sinds kort woonde: Kafarnaüm, waar Jezus mensen had

bevrijd van demonen, waar de sc hoonmoeder van Petrus van hevige koorts was afgeholpen, en

heel veel andere zieken genezen waren – en er waren meer van die verhalen over Jezus in omloop.

Dat wekt  bewondering maar ze konden het ook nog niet goed vatten: hoe bestaat het dat die zoon

van Jozef, hun dorpsgenoot, zo kan preken – zonder theologische studie zelfs – en blijkbaar ook kan beschikken over bovenmenselijke krachten – zou het dan echt….hij de beloofde…vol van Gods Geest?

 

Er hangt als Jezus zo aan het preken is een gespannen verwachting in die synagoge: wat zou het mooi zijn als Jezus ook hier bij ons…..er zijn hier ook mensen die al lang ziek zijn: blind..doof…en wie weet: mijn broer met zijn rugklachten…mijn oude vader met zijn staar…onze gehandicapte dochter…

En  Jezus die weet wat in mensen omgaat, weet en voelt wat velen denken zonder dat ze het zeggen:

ongetwijfeld zullen jullie tegen mij zeggen dat Ik wat ik in andere plaatsen heb gedaan, ook hier maar eens moet laten zien, tenslotte is dit het dorp waar je opgegroeid bent, je bent een van ons, toch…?

Nou en, denk je misschien, logisch toch, is dat zo erg, mogen ze dan niet trots zijn op hun Jozua….en

waarom mogen zij dan niet profiteren van de bewijzen van genade en redding die God door middel van Jezus wilde demonstreren door heel het land heen – voortrekken hoeft niet maar achterstellen?

 

Maar de Heer komt niet tegemoet aan de wensen waarvan hij weet dat ze breed leven in Nazareth.

Hij typeert dat met een kreet die teruggaat op een bekend spreekwoord in die tijd: Dokter, maak jezelf beter – en dan gaat het niet over Jezus zelf die ziek zou zijn maar over zijn mensen, zijn dorp.

Er zit een verkapt verwijt in dat Jezus zich druk maakte om al die dorpen en steden verder weg terwijl er dichtbij huis genoeg te redden en te genezen viel: waarom moeten wij eersten de laatsten zijn?

Kijk, maar daarmee kwam aan het licht dat hun verwondering en bewondering lang geen geloof was, en bovendien voortkwam uit een verkeerd verwachtingspatroon en een scheve kijk op wie Jezus is.

Ik las: “ze zijn gekomen in hun typische dorpshoogmoed, omdat een zoon uit hun midden het zo ver gebracht had“…en nu willen ze het ook wel zien, moeten die mooie woorden over redding van wie ziek zijn en gehandicapt, blind, doof, ook maar eens omgezet worden in daden: doe ook hier wat U in Kafarnaüm en in al die andere plaatsen hebt gedaan, dan komen wij als Nazareth ook eens positief in het nieuws – dan komen ze er in Jeruzalem achter dat uit Nazareth echt wel wat goeds kan komen!

 

Gemeente, maar dan geeft Jezus niet thuis: luister eens, een profeet is er niet om aangenaam te zijn in zijn vaderstad, om zijn eigen volk naar de ogen te kijken of naar de mond te praten, om te voldoen aan de verwachtingen van een hooggeëerd publiek – als een wonderdokter of een entertainer – nee,

de ervaring leert dat profeten juist extra dwarsgezeten of tegengesproken worden door eigen volk.

Want een echte profeet praat niet mensen naar de mond maar geeft door wat God te zeggen heeft.

Waarbij geldt wat een apostel schrijft:  “het oordeel begint bij Gods eigen mensen”  (1 Petrus 4: 17)

Wat die eigen mensen vaak zo’n profeet niet in dank afnamen, denk maar aan Elia en aan Elisa.

Ik kwam ook een treffende uitspraak van de Heer tegen aan het adres van zijn profeet Ezechiël

Wat jou aangaat, mensenkind: je volksgenoten praten allemaal over jou, bij de stadsmuur en bij de deuren van hun huizen zeggen ze tegen elkaar: “Kom, laten we gaan luisteren naar wat de HEER ons te zeggen heeft!” Ze komen in grote groepen naar je toe en nemen tegenover je plaats, ze luisteren naar je woorden maar handelen er niet naar. Ze hebben hun mond vol van de liefde, maar ze denken alleen aan hun eigen voordeel. En jij bent voor hen niet meer dan een zanger van liefdesliedjes, iemand met een mooie stem, iemand die goed kan spelen: ze horen wel wat je zegt, maar ze handelen er niet naar. ’” (Ez. 33: 30vv.)  Alsof je in die synagoge in Nazareth bent!  Bij een later bezoek aan Nazareth herhaalt de Heer het nog wat scherper zelfs: “Nergens wordt een profeet zo miskend als in zijn eigen stad, en in zijn eigen familie” – het verzwaarde het lijden van onze Heer, dat zelfs zijn eigen broers niet in Hem geloofden – we lezen het in Joh. 7: 5 – en het is zelfs een keer voorgekomen dat ze Hem wilden afvoeren omdat ze dachten dat Hij zijn verstand had verloren!

 

Het meest pijnlijke moment komt , als Jezus met zoveel woorden herinnert aan wat die vroegere profeten Elia en Elisa overkomen is:  Elia moest vluchten over de grens en God stuurde hem naar een weduwe in het heidense Sarepta om daar te overleven,  en niet naar een van de vele weduwen in IsraëL – nee,  want in Israël was droogte en honger als straf op hun afgoderij en negeren van de HEER. En Elisa werd geconfronteerd met veel ongeloof en verzet onder zijn eigen volk maar een Syrische generaal (Naäman) werd genezen van zijn huidziekte en kwam tot geloof in de God van Israël – terwijl

mensen in Israël zelf die aan soortgelijke kwalen leden niet naar Elisa toe gingen en ziek bleven.

Een uitlegger zegt erover: “Door zijn spreken toont Jezus aan hoe de weigering om de profetie te

aanvaarden er al zo vaak toe heeft geleid dat men ook de weldaden van God kwijt raakte” – en dan

heeft de goede verstaander aan zulke voorbeelden genoeg: Nazareth, dat kan ook jullie gebeuren!

 

Blijkbaar stak dat hun plaatselijke en nationale en religieuze trots want  bewondering sloeg om in woede: “ze sprongen op en dreven hem de stad uit, naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem in de afgrond te storten”.Dit was te veel, hoe durfde hij, weg met hem!

Het zou zich veel vaker herhalen, tot het allerdiepste dieptepunt toen ze Hem die eerst nog als de

aanstaande Koning was binnengehaald, een smadelijke dood in joegen:  Kruisig Hem,  kruisig Hem!

 

Het is niet zo dat Jezus zijn eigen dorp onderwaardeert of achterstelt of de rug toekeert, wel dat Hij zijn familie en zijn vroegere buren en zijn oude klasgenoten en al die anderen wil wakker schudden: ook voor jullie komt het aan op geloof, net als voor dat Israël in de tijd van Elia en Elisa, en net als voor de mensen van Kafanaüm en in Jeruzalem en waar dan ook: geloof in de Redder en Koning die God gegeven heeft:  niet omdat je daar recht op hebt of bij Hem een streepje voor hebt als toch

familie of vriend, als toch gedoopt en lid van de ‘ware kerk’, of van de goeie club, maar UIT GENADE.

Maar wie niet van die genade wil leven, wordt rechts of links gepasseerd;  ook dat zei Jezus vaker:

Jullie zullen zeggen: “We hebben in uw bijzijn gegeten en gedronken en u hebt in onze straten onderricht gegeven.” Maar hij zal tegen jullie zeggen: “Ik ken jullie niet, waar komen jullie vandaan? Weg met jullie, rechtsverkrachters!” Dan zullen jullie jammeren en knarsetanden wanneer je Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God ziet, maar zelf buitengesloten wordt.Uit het oosten en het westen en uit het noorden en het zuiden zullen ze komen, en ze zullen aan tafel genodigd worden in het koninkrijk van God. En bedenk wel: er zijn laatsten die de eersten zullen zijn, en er zijn eersten die de laatsten zullen zijn.” Dat is niet om kwaad te worden maar je te bekeren!

 

Jezus preekte voor eigen parochie….of toch niet? – nee, die preek staat ook voor ons in de bijbel.

Wij hebben een bijbel vol evangelie: uitspraken van Jezus, woorden van profeten en apostelen..

We kunnen ze lezen en ze worden voorgelezen, we praten er samen over en er wordt over gepreekt.

En dan is de vraag wat we ermee doen en wat het ons doet,  of we alleen aanhoren of echt luisteren.

Anders gezegd: staan we open voor wat ons wordt aangereikt, voor de feedback van de Heer en van mensen om ons heen;  zijn we leerbaar, willen we wat niet goed is veranderen en het anders doen….

Als we dan tegenspraak of tegenwerking krijgen, worden we er misschien- of vaak – onrustig van- of

zelfs boos om- dat is niet erg: als we er maar wat mee doen, als we boos worden op onszelf en willen aanpakken,  wat niet spoort bij onszelf, niet spoort met hoe God het bedoeld heeft en het graag ziet,

boos over de zonde die ons in de weg zit en die nog zoveel stuk maakt in de kerk en in de wereld.

Daar was Jezus op uit en is Hij nog steeds op uit, om mensen op te schudden en wakker te schudden.

En als het goed is brengt dat ons in beweging, naar God toe, naar Jezus toe, en naar de ander toe.

 

Dit verhaal eindigt majesteitelijk en tegelijk als een waarschuwing die aan het denken wil zetten:

                                        “Jezus liep midden tussen hen door en vertrok“.

Zijne Majesteit de Messias is niet te stoppen, laat staan dat ze Hem voor zijn tijd kunnen doden – maar het is ook hoogste ernst: Ik ga nu weg hier, en Ik laat jullie achter met wat Ik gezegd heb…

 

Dat kan, als de boodschap van Jezus geen gehoor vindt maar afstuit op trots of op verzet – want

we kunnen Hem niet claimen en we hebben geen recht op zijn redding als beter dan wie ook maar.

Neem  die profetenwoorden maar mee, en geloof in Jezus die ze waar maakt: goed nieuws voor wie zich arm weet tegenover God, vrijlating voor wie schuldig staan, oog voor God en elkaar voor wie uit zichzelf verblind zijn, vrijheid voor wie gebonden zitten – nog altijd is het een tijd van veel genade!                                                                                                                                                       

                                                                             

                                                                               amen